4.1. In dit geding dient van de volgende vaststaande feiten te worden uitgegaan.
Shooters heeft een onderneming gedreven in Oosterhout. Mazars heeft als accountant in opdracht en voor rekening van Shooters over 1998 de administratie gedaan en de jaarstukken verzorgd. Bij brief van 21 april 1999 heeft Mazars aan Shooters een offerte gedaan voor het verrichten van werkzaamheden over 1999 voor een bedrag van
f 9.064,-- excl. BTW. Shooters heeft niet op dit stuk gereageerd. Zij heeft wel de administratie over 1999 ter behandeling naar Mazars gebracht en Mazars heeft deze verwerkt en een aanzet gemakt voor de jaarrekening. Op
15 juli 1999 heeft Shooters een brief ontvangen van de belastingdienst over een in te stellen boekenonderzoek. Shooters heeft Mazars verzocht dit in behandeling te nemen, en het onderzoek heeft ten kantore van Mazars plaatsgevonden. Op 16 september heeft Mazars aan Shooters een lijst gezonden met vragen over de af te werken jaarrekeningen 1998 en 1999. De commanditaire vennootschap Shooters is opgeheven per 1 september 1999. De opheffing is op 28 december 1999 ingeschreven in het Handelsregister. Bij brief van 8 februari 2000 aan (een vertegenwoordiger van) Shooters heeft Mazars een voorstel gedaan ter oplossing van nog resterende financiële geschillen. In die brief doet Mazars opnieuw het voorstel om de werkzaamheden voor de jaarrekening 1999 uit te voeren voor
f 9.064,-- excl. BTW. Op 24 maart 2000 heeft Mazars aan Shooters een declaratie gezonden van f 6.345,-- incl. BTW. Shooters heeft deze nota niet betaald. Zij is daarover door Mazars aangemaand bij brieven van 4 en
15 augustus 2000 en bij brief van een incassobureau van 21 september 2000. Bij brief van 15 mei 2001 aan het incassobureau heeft Mazars een nadere specificatie met een gedetailleerde urenverantwoording van de nota van
24 maart 2000 gegeven.
4.2. Mazars heeft Shooters gedagvaard bij exploot van
5 juli 2001 en betaling gevorderd van een bedrag van
f 6.345,-- vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten en met afwikkelingskosten.
De kantonrechter te Breda heeft bij vonnis van
15 augustus 2001 de vordering bij verstek toegewezen,
met afwijzing van de afwikkelingskosten en met matiging van de buitengerechtelijke incassokosten.
Bij exploot van 17 oktober 2001 is Shooters van dit verstekvonnis in verzet gekomen en heeft zij gevorderd dat zij zal worden ontheven van de veroordeling bij vonnis van 15 augustus 2001, en dat de vordering van Mazars alsnog zal worden afgewezen.
Daartoe heeft Shooters aangevoerd dat zij geen gebruik heeft gemaakt van de offerte van Mazars voor de werkzaamheden over 1999 en dat zij nooit opdracht voor deze werkzaamheden heeft gegeven. Zij acht zich dus aan Mazars niets meer schuldig, aangezien de werkzaamheden over 1998 zijn voldaan. Mazars heeft dat laatste bevestigd, maar zij stelt dat Shooters niet kan stellen dat zij geen opdracht voor 1999 heeft gegeven nu zij zelf die administratie voor verwerking heeft aangeleverd, hetgeen in de branche als opdracht wordt opgevat. Mazars heeft mitsdien geconcludeerd tot bekrachtiging van het verstekvonnis van 15 augustus 2001.
De kantonrechter heeft bij het vonnis, waarvan thans beroep, geoordeeld dat het gelet op de bestendige relatie met Mazars op de weg van Shooters had gelegen om tijdig en op niet mis te verstane wijze te kennen te geven, toen zij de administratie over 1999 aanleverde, dat zij geen werkzaamheden van Mazars met betrekking tot die administratie wenste. Nu dat niet is gebeurd mocht Mazars erop vertrouwen dat zij in opdracht en voor rekening van Shooters die administratie mocht en moest inboeken zodat Shooters gehouden is de kosten voor die werkzaamheden te betalen, aldus de kantonrechter. Het verstekvonnis werd mitsdien bekrachtigd.