4.5. De rechtbank heeft aldus op twee afzonderlijke gronden de vordering van [appellant] tot nakoming van een overeenkomst afgewezen: in de eerste plaats op grond dat de bedoelde overeenkomst - indien tot stand gekomen - nietig is, in de tweede plaats op grond dat de bedoelde overeenkomst - indien tot stand gekomen - niet strekte tot uitbetaling van een bedrag van f 46.250,--.
Tegen deze oordelen richt zich grief II en (mogelijk) ook een onderdeel van grief IV, zoals het hof deze grieven verstaat, doch tevergeefs. De rechtbank heeft terecht en op juiste gronden, die het hof overneemt, geoordeeld dat als er en overeenkomst tussen [appellant] en Janus BV tot stand is gekomen, deze nietig is wegens strijd met de wet. De verwijzing door [appellant] naar de uitspraak van de Hoge Raad van 7 september 1990, NJ 1991, 266 kan hem niet baten aangezien daar, geheel anders dan in het onderhavige geval, maatschappelijke ontwikkelingen op Aruba aan de orde waren, het een loterij ("catoochi") in plaats van een prijzenfestival (sweepstake) betrof, en dergelijke loterijen door de Arubaanse overheid kennelijk structureel werden gedoogd terwijl de Arubaanse regering blijkens de uitspraak van het hof in dat geval, het voornemen had dergelijke loterijen te legaliseren.
Eveneens heeft het hof terecht en op juiste gronden, die het hof overneemt, geoordeeld dat een (eventuele) overeenkomst niet strekte tot uitbetaling van f 46.250,--.
Het betreft hier immers onmiskenbaar in grote oplage gemaakt reclamemateriaal met de bijbehorende wervende en overdreven teksten. Ook van een gemiddeld oplettende ontvanger van dit materiaal mag worden verwacht dat hij de tekst van dergelijk materiaal kritisch doorleest, ondanks - of wellicht juist door - de bij eerste lezing gewekte suggestie dat met het enkele terugsturen van een papier met opgeplakte zegel een bedrag van f 46.250,- wordt uitbetaald. De deelnemingsvoorwaarden geven dan ook aan dat wordt uitbetaald indien daar recht op bestaat, hetgeen het geval is als het vermelde zegelnummer met het reeds getrokken zegelnummer overeenstemt. Met deze voorwaarden moet [appellant] geacht worden bekend te zijn geweest, nu hij zijn handtekening heeft geplaatst onder de vermelding dat hij de voorwaarden kent en deze accepteert en een verwijzing naar deze voorwaarden - zij het in zeer kleine letters - op verschillende andere plaatsen in het reclamemateriaal waar van het bedrag van f 46.250,- sprake is, voorkomt. Het hof is van oordeel dat in dit geval aldus niet een te grote oplettendheid van een gemiddelde ontvanger van dit reclamemateriaal wordt gevraagd, nu de onwaarschijnlijkheid van een zonder meer en ongevraagd toegekend groot geldbedrag vergt dat degene die daarop af wil gaan, nauwkeurig bekijkt of de eerste indruk wel juist is.
Anders dan [appellant] stelt zijn de voorgehouden geldprijs en de camcorder kennelijk niet in verschillende maar in één mailing toegezonden, aangezien in de door [appellant] ondertekende Test-bestelbon ook sprake is van een camrecorder en [appellant] zijn keuze daaromtrent op hetzelfde formulier heeft aangekruist. Nu [appellant] heeft erkend dat hij de voorwaarden bij de papieren over de camrecorder heeft aangetroffen, geldt dat derhalve ook voor de papieren betreffende het geldbedrag.
De conclusie luidt mitsdien dat [appellant] het reclamemateriaal van Janus BV in redelijkheid niet zo heeft kunnen opvatten dat hij met het enkele terugzenden van een papier met daarop geplakte zegel een bedrag van f 46.250,- zou kunnen opeisen. De door [appellant] bij memorie van grieven overgelegde uitspraak van de voorzieningenrechter te 's-Gravenhage van 18 september 2002 doet daaraan niet af, reeds omdat het daar aan de orde zijnde meedoen in een loterij met een tevoren toegezonden gratis lot een geheel andere situatie betrof dan de hier aan de orde zijnde sweepstake; het verschil brengt deze voorzieningenrechter overigens ook zelf naar voren in r.o. 18 van zijn uitspraak.
De grieven II en IV worden derhalve verworpen.