parketnummer : 20.000410.04
datum uitspraak: 9 september 2004
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank te Breda van 15 december 2003 in de strafzaak onder parketnummer 001403/02 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1967,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Nieuw-Vosseveld" te Vught.
De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte bij inleidende dagvaarding, gevolgd door een nadere omschrijving telastelegging conform artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering met parketnummer 02/001403-02 onder 1 primair, eerste subsidiair, tweede subsidiair, derde subsidiair en vierde subsidiair en onder 3 primair, eerste subsidiair en tweede subsidiair is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen, met dien verstande dat het gerechtshof hierna tevens voor het door de eerste rechter onder 4 bewezenverklaarde feit, gelet op artikel 423, lid 4, van het Wetboek van Strafvordering, na te melden beslissing zal nemen.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 maart 2002 tot en met 17 maart 2002 te Klundert, gemeente Moerdijk tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans hij verdachte, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet:
- voornoemde [slachtoffer 1] (meermalen) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in haar buik en/of rug en/of haar hals en/of keel,
althans op een of meer plaats(en) in haar lichaam gestoken en/of gesneden en/of uitwendig mechanisch samendrukkend geweld en/of (door middel van een audiosnoer) uitwendig mechanisch omsnoerend geweld uitgeoefend/toegepast op de hals en/of keel van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] op enigerlei wijze chloroform toegediend, althans in aanraking gebracht met chloroform en/of (vervolgens)(door middel van een nylonkous/nylonsokje) uitwendig mechanisch omsnoerend geweld uitgeoefend/toegepast op de hals en/of keel van voornoemde [slachtoffer 2], tengevolge waarvan, althans mede tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is/zijn overleden,
welke (twee) vorenomschreven doodslag(en) (telkens) werd(en) gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een diefstal (met geweld) van een kluis (met inhoud) en/of een hoeveelheid sieraden en/of een of meer horloge(s) en/of een GSM en/of een of meer geluidsboxen en/of een (digitale) camera en/of een of meer andere goed(eren),
en welke (twee) doodslag(en) (telkens) werd(en) gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
eerste subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 maart 2002 tot en met 17 maart 2002 te Klundert, gemeente Moerdijk, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans hij verdachte,
- opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer 1] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, voornoemde [slachtoffer 1] (meermalen) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in haar buik en/of rug en/of haar hals en/of keel, althans op een of meer plaats(en) in haar lichaam, gestoken en/of gesneden en/of uitwendig mechanisch samendrukkend geweld en/of (door middel van een audiosnoer) uitwendig mechanisch omsnoerend geweld uitgeoefend/toegepast op de hals en/of keel van voornoemde [slachtoffer 1]
en/of
- opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, [slachtoffer 2] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, voornoemde [slachtoffer 2] op enigerlei wijze chloroform toegediend, althans in aanraking gebracht met chloroform en/of (vervolgens) (door middel van een nylonkous/nylonsokje) uitwendig mechanisch omsnoerend geweld uitgeoefend/toegepast op de hals en/of keel van voornoemde [slachtoffer 2],
tengevolge waarvan, althans mede tengevolge waarvan, voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is /zijn overleden;
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 maart 2002 tot en met 17 maart 2002 te Klundert, gemeente Moerdijk, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans hij verdachte, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een kluis (met inhoud) en/of een hoeveelheid sieraden en/of een of meer horloge(s) en/of een GSM en/of een of meer geluidsboxen en/of een (digitale) camera en/of een of meer andere goed(eren) van zijn gading, in elk geval enig(e) goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [slachtoffer 1] een of meer malen tegen het hoofd en/of in het gelaat en/of tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of (meermalen) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in haar buik en/of rug en/of haar hals en/of keel, althans op een of meer plaats(en) in haar lichaam, heeft/hebben gestoken en/of gesneden en/of uitwendig mechanisch samendrukkend geweld en/of (door middel van een audiosnoer) uitwendig mechanisch omsnoerend geweld heeft/hebben uitgeoefend/toegepast op de hals en/of keel van voornoemde [slachtoffer 1] en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] op enigerlei wijze chloroform heeft/hebben toegediend, althans in aanraking gebracht met chloroform en/of (vervolgens) (door middel van een nylonkous/nylonsokje) uitwendig mechanisch omsnoerend geweld heeft/hebben uitgeoefend/toegepast op de hals en/of keel van voornoemde [slachtoffer 2],
terwijl dat feit (mede) de dood van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ten gevolge heeft gehad;
derde subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 maart 2002 tot en met 17 maart 2002 te Klundert, gemeente Moerdijk, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans hij verdachte, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, althans uit een schuur behorend bij een woning, gelegen aan de [adres], heeft/hebben weggenomen een kluis (met inhoud) en/of een hoeveelheid sieraden en/of een of meer horloge(s) en/of een GSM en/of een of meer geluidsboxen en/of een (digitale) camera en/of een of meer andere goed(eren), in elk geval enig(e) goed(eren) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel en/of insluiping;
vierde subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 16 maart 2002 tot en met 17 maart 2002 te Klundert, gemeente Moerdijk, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans hij verdachte, een kluis (met inhoud) en/of een hoeveelheid sieraden en/of een of meer horloge(s) en/of een GSM en/of een of meer geluidsboxen en/of een (digitale) camera heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van dat goed/die goed(eren) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);
hij op of omstreeks 08 maart 2002 te Prinsenbeek, althans in de gemeente Breda, in elk geval in het arrondissement Breda, aan een persoon (te weten [slachtoffer 3]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken sleutelbeen en/of een kneuzing/verdraaiing van een/het gewricht tussen het sleutelbeen en het schouderblad rechts en/of een of meer gekneusde rib(ben) rechts en/of een nierkneuzing rechts en/of een of meer brandwond(en) heeft toegebracht door deze [slachtoffer 3], met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, een of meerma(a)l(en) een stroomstootwapen op/tegen de hals/nek en/of het lichaam te zetten en/of houden en/of dit vervolgens in werking te stellen en/of deze [slachtoffer 3] een of meer ma(a)l(en) tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen en/of schoppen en/of slaan en/of stompen;
eerste subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 maart 2002 te Prinsenbeek, althans in de gemeente Breda, in elk geval in het arrondissement Breda, ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon (te weten [slachtoffer 3]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, die [slachtoffer 3] een of meer ma(a)l(en) een stroomstootwapen op/tegen de hals/nek en/of het lichaam heeft gezet en/of gehouden en/of dit vervolgens in werking heeft gesteld en/of die [slachtoffer 3] een of meer ma(a)l(en) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
tweede subsidiair, althans indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 08 maart 2002 te Prinsenbeek, althans in de gemeente Breda, in elk geval in het arrondissement Breda, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]), een of meer ma(a)l(en) een stroomstootwapen op/tegen de hals/nek en/of het lichaam heeft gezet en/of gehouden en/of dit vervolgens in werking heeft gesteld en/of die [slachtoffer 3] een of meer ma{a)l(en) tegen het hoofd en/of het lichaam heeft getrapt en/of geschopt en/of geslagen en/of gestompt, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een gebroken sleutelbeen en/of een kneuzing/verdraaiing van een/het gewricht tussen het sleutelbeen en het schouderblad rechts en/of een of meer gekneusde rib(ben) rechts en/of een nierkneuzing rechts en/of een of meer brandwond(en), althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het hof begrijpt, gelet op de opbouw van de telastelegging, dat de steller van de telastelegging heeft bedoeld dat ingeval de strafverzwarende omstandigheid in het primair telastegelegde feit niet bewezen wordt geacht, het subsidiair ten laste gelegde aan de orde komt en geen partiële vrijspraak van het primair ten laste gelegde plaatsvindt.
Voor zover in de telastelegging omissies voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door het hof verbeterd. De verdachte is door deze verbetering niet in de verdediging geschaad.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair en onder 3 primair ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 eerste subsidiair en onder 3 eerste subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
1.
op een tijdstip in de periode van 16 maart 2002 tot en met 17 maart 2002 te Klundert, gemeente Moerdijk, opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet:
- voornoemde [slachtoffer 1] meermalen met een mes in haar lichaam gestoken of gesneden en uitwendig mechanisch samendrukkend geweld uitgeoefend op de hals van voornoemde [slachtoffer 1] en
- voornoemde [slachtoffer 2] op enigerlei wijze chloroform toegediend, althans in aanraking gebracht met chloroform en door middel van een nylonkous/nylonsokje uitwendig mechanisch omsnoerend geweld uitgeoefend op de hals van voornoemde [slachtoffer 2],
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn overleden.
3.
op 8 maart 2002 te Prinsenbeek, ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon (te weten [slachtoffer 3]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk die [slachtoffer 3] een stroomstootwapen tegen het lichaam heeft gezet en dit in werking heeft gesteld en die [slachtoffer 3] tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 eerste subsidiair en onder 3 eerste subsidiair meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Met betrekking tot de onder 1 bewezen verklaarde feiten overweegt het hof nog het navolgende.
Het tijdstip waarop [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] om het leven zijn gebracht moet zijn gelegen tussen zaterdagavond 16 maart 2002 na 21.00 uur en zondagmorgen 17 maart 2002 rond 11.30 uur. Uit het opsporingsonderzoek is immers komen vast te staan, dat het latere [slachtoffer 1] rond kwart over negen op zaterdagavond 16 maart 2002 nog een telefoongesprek gevoerd heeft met [getuige 1] en dat de stoffelijke overschotten op zondagmorgen rond het genoemde tijdstip door brandweerlieden zijn aangetroffen.
Verdachte heeft in deze periode de gelegenheid gehad de feiten te plegen. Na aanvankelijk te hebben verklaard, dat hij rond kwart over negen die zaterdagavond van zijn huis aan de [straatnaam] te Klundert -gelegen naast het huis waar de slachtoffers zijn aangetroffen- naar zijn werk in Moerdijk is gegaan, heeft verdachte later toegegeven, dat zulks niet het geval is geweest. Hij heeft de nacht, waarin hij overigens verschillende harddrugs heeft gebruikt, gedeeltelijk doorgebracht in het gezelschap van vrienden, hetgeen voor bepaalde periodes wordt bevestigd door getuigen, doch er zijn ook aanzienlijke periodes geweest, waarin hij zegt te hebben gereden of geslapen in zijn auto, zonder dat dit door getuigen of andere feiten en omstandigheden bevestigd kan worden.
Verdachte heeft verklaard in de bewuste nacht verscheidene malen door de [straatnaam] te zijn gereden, en vast staat dat hij getracht heeft [slachtoffer 1] telefonisch te bereiken.
Zoals verdachte zelf heeft verklaard is hij in de litigieuze periode in het huis van [slachtoffer 1] geweest. Dat wordt bevestigd door het aantreffen van DNA van verdachte op een melkverpakking, die is aangetroffen in de spoelbak in de keuken van de woning van [slachtoffer 1].
Verdachte is voorts zondagmorgen vroeg naar zijn vriend [getuige 2] gegaan met een kluis, afkomstig uit een kast in een kamer op de bovenverdieping van de woning van [slachtoffer 1], met het verzoek die kluis te bewaren en zo hij, [getuige 2], door de politie ondervraagd zou worden, te verklaren dat verdachte die nacht bij [getuige 2] was geweest.
Onder een nagel van [slachtoffer 1] is een DNA-mengprofiel van het slachtoffer en verdachte aangetroffen en geen sporen van DNA van anderen dan verdachte.
Tenslotte staat vast, dat verdachte kort voor de levensberovingen, te weten op 15 maart 2002, een fles chloroform van zijn werk heeft meegenomen: bij [slachtoffer 2] is chloroform in het bloed aangetoond en in het bloed van [slachtoffer 1] werd een aanwijzing gevonden voor de aanwezigheid van chloroform.
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte op een tijdstip in de periode van 16 maart 2002 tot en met 17 maart 2002 opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven heeft beroofd.
Dat dit geschiedde met het oogmerk om goederen weg te nemen, acht het hof niet bewezen.
Evenmin acht het hof bewezen dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld. Het medenemen van chloroform duidt op het voorbereiden van in elk geval bedwelmende handelingen, doch het gebruik van, naar het hof aanneemt, in de woning van het slachtoffer aanwezige middelen voor de levensberoving -een keukenmes, een audiosnoer en een nylonkousje- doet twijfel rijzen over levensberoving met voorbedachten rade.
De vraag blijft, wat het motief is geweest om [slachtoffer 1] en haar dochtertje te doden.
Vaststaat dat [slachtoffer 1] in de zomer van 2001 verdachte's partner op de hoogte heeft gesteld van zijn gebruik van verdovende middelen, hetgeen die partner tot dan toe niet bekend was. Dat heeft ingrijpende gevolgen gehad voor de relatie van verdachte met zijn partner.
Voorts heeft [slachtoffer 1] kort voor de onderwerpelijke gebeurtenissen gedreigd, dat zij een compromitterende foto van verdachte aan die partner zou tonen, doch verdachte heeft verklaard, dat hij onder druk van deze dreiging zijn partner op de hoogte heeft gesteld van het bestaan van deze foto, zodat hierin geen reden tot wraakneming jegens [slachtoffer 1] zou kunnen zijn gelegen.
Aandacht verdient nog de verklaring van [getuige 3], die zegt op zaterdagmiddag 16 maart van verdachte te hebben vernomen dat hij werd afgeperst door zijn buurvrouw [slachtoffer 1] en dat hij niet van plan was om zijn gezin door haar kapot te laten maken.
Uit het voorgaande is echter naar het oordeel van het hof niet ondubbelzinnig een motief af te leiden, zodat niet is komen vast te staan wat voor verdachte aanleiding is geweest [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van het leven te beroven.
De door en namens verdachte gevoerde verweren wijst het hof van de hand.
Het hof acht het in het geheel niet aannemelijk dat het DNA-materiaal dat is aangetroffen onder de nagel van [slachtoffer 1] daar is gekomen bij een handgemeen van verdachte met [slachtoffer 1] op 28 februari 2002 of bij een troostend gebaar op 5 maart 2002 of handenschudden en een zoen op 13 maart 2002. Het slachtoffer deed de huishouding, waaronder de afwas, zonder handschoenen, zij baadde haar kind dagelijks en betrachtte een goede persoonlijke hygiëne. Bovendien hadden haar vingernagels op 16 maart 's ochtends nog een uitgebreide behandeling, ook met chemische stoffen, in een nagelstudio ondergaan.
Dat verdachte de chloroform aan [slachtoffer 3] heeft gegeven en dat hij op haar aanwijzing de kluis in de schuur van de woning van [slachtoffer 1] heeft opgehaald wordt door [slachtoffer 3] ten stelligste ontkend en is ook op geen enkele andere wijze aannemelijk geworden.
De raadsman heeft nog aangevoerd, dat naar zijn mening degene die de brand veroorzaakt heeft dezelfde moet zijn als degene die de levensberovingen heeft gepleegd, dat de brand niet door zijn cliënt kan zijn veroorzaakt en dat zijn cliënt daarom ook de dubbele doodslag niet gepleegd zal hebben.
Dat verweer, wat er ook zij van de juistheid van de redenering, treft geen doel.
De raadsman gaat er immers van uit, dat de brand na 07.00 - 07.15 uur die ochtend is gesticht, waarschijnlijk pas rond 10.30 uur, maar uit het proces-verbaal van de Unit Forensisch Technisch Onderzoek blijkt dat er niet meer omtrent het tijdstip van het ontstaan van de brand kan worden gezegd dan dat deze na de levensberovingen en tijdens of na de doorzoeking van het huis is ontstaan. Bovendien is door [getuige 4] verklaard dat zij de verdachte rond 10.20 uur op de stoep van de [straatnaam] is tegengekomen zodat de verdachte rond die tijd de gelegenheid zou hebben gehad brand te stichten.
De raadsman heeft tenslotte in zijn pleidooi naar voren gebracht dat de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen niet uitsluiten dat de slachtoffers door of in opdracht van [slachtoffer 3] althans door een ander of anderen dan verdachte om het leven zijn gebracht. Dit verweer vindt reeds weerlegging in hetgeen hiervoor is overwogen en mist overigens feitelijke onderbouwing.
Met betrekking tot het onder 3 bewezen verklaarde feit overweegt het hof nog het navolgende.
Het geven van een schop tegen het hoofd roept naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel in het leven. Verdachte heeft zich door het geven van een schop tegen het hoofd van [slachtoffer 3] derhalve willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat die [slachtoffer 3] daardoor zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit.
Het onder 1 eerste subsidiair bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto artikel 57, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 3 eerste subsidiair bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 302, eerste lid, juncto artikel 45, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
De eerste rechter heeft de verdachte voor de door haar bewezen verklaarde feiten een gevangenisstraf voor de duur van achttien jaren opgelegd, met bevel, dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, in mindering wordt gebracht.
Het gerechtshof overweegt met betrekking tot de in hoger beroep onder 1 eerste subsidiair en 3 eerste subsidiair bewezen verklaarde misdrijven het volgende.
Het gerechtshof heeft in hoger beroep de op te leggen hoofdstraf bepaald op grond van de aard en de ernst van deze feiten, op de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft op een tijdstip in de periode van 16 maart 2002 tot en met 17 maart 2002 zijn buurvrouw [slachtoffer 1] en haar dochtertje [slachtoffer 2] op gruwelijke wijze om het leven gebracht. Deze feiten zijn zéér ernstig. Verdachte heeft met zijn handelen een onherstelbare inbreuk gemaakt op het meest fundamentele recht van een mens, namelijk het recht op leven. Het dochtertje [slachtoffer 2] was een weerloos kind van twee jaar oud, hetgeen dit feit extra schokkend maakt. Door deze bewezenverklaarde doodslagen is aan de familie van de slachtoffers onherstelbaar leed toegebracht. Bovendien is de rechtsorde door deze feiten zeer ernstig geschokt. Het behoeft geen betoog dat feiten als deze sterke gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweeg brengen en dat een gevangenisstraf voor lange duur op zijn plaats is.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling.
Gelet op het vorenstaande acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur op zijn plaats.
Het gerechtshof zal, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 423, lid 4, van het Wetboek van Strafvordering, de straf voor het niet aan zijn oordeel onderworpen, door de rechtbank onder 4 bewezenverklaarde (medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd) bepalen op een gevangenisstraf van acht maanden. Daarbij heeft het hof het volgende in aanmerking genomen.
- de ernst van het door de eerste rechter bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat hard drugs als de onderhavige (amfetamine en XTC), eenmaal in handen van gebruikers, grote gevaren voor de gezondheid van die gebruikers opleveren, terwijl die gebruikers hun verslaving vaak door diefstal of ander crimineel handelen trachten te bekostigen, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt berokkend.
De vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij], te dezer zake woonplaats kiezende [ten kantore] van zijn raadsman mr. W.H.G. van Baarle, heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend.
De voeging duurt, voor zover de gevorderde schadevergoeding is toegewezen, van rechtswege voort in hoger beroep.
In hoger beroep heeft de benadeelde partij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering opnieuw gevoegd ter zake van geleden schade tot een bedrag van Eur. 11.624,97.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en onder meer een schadevergoeding gevorderd tengevolge van schade aan de inboedel terzake van hetgeen verdachte onder feit 2 (primair en subsidiair) was ten laste gelegd en van welk feit de verdachte door de rechtbank is vrijgesproken. Deze vrijspraak is onherroepelijk. De benadeelde partij dient voor wat betreft dit deel van haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 1 eerste subsidiair bewezen verklaarde handelen schade (te weten de kosten van de begrafenis ad € 1.040,47 en een gedenksteen ad € 273,--) heeft geleden tot een bedrag van € 1.313,47. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Het hof overweegt voor wat betreft het meer of anders gevorderde, te weten:
a. een bedrag van €2.164,-- voor de vermiste sieraden: uit het onderzoek ter terechtzitting is niet gebleken dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 1 eerste subsidiair bewezenverklaarde handelen deze schade heeft geleden, en
b. een bedrag van €3.349,50 voor plaatsingkosten gedenksteen: uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat voormelde vordering niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding.
Gelet hierop zal het hof bepalen dat de benadeelde partij voor wat betreft dit deel van de vordering daarin niet ontvankelijk is en dat die vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Omtrent de kostenveroordeling zal het hof de navolgende beslissing geven.
Het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis
Het verzoek van de raadsman tot opheffing van de voorlopige hechtenis zal worden afgewezen, nu de verdenking, bezwaren en gronden die tot het laatstverleende bevel tot verlenging van de voorlopige hechtenis hebben geleid nog onverkort aanwezig zijn.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 45, 57, 287 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt -voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen- het beroepen vonnis en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 eerste subsidiair en 3 eerste subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 eerste subsidiair en onder 3 eerste subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
"Doodslag, meermalen gepleegd" en
"Poging tot zware mishandeling".
Verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van zestien jaren.
Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt de straf voor het niet aan het oordeel van het hof onderworpen, door de rechtbank bewezenverklaarde feit 4 op acht maanden gevangenisstraf.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe voor wat betreft de door het onder feit 1 eerste subsidiair bewezen verklaarde handelen geleden schade (te weten de kosten van de begrafenis ad € 1.040,47 en een gedenksteen ad € 273,--) tot een bedrag van € 1.313,47,
en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting te betalen aan: [benadeelde partij], te dezer zake woonplaats kiezende [ten kantore] van zijn raadsman mr. W.H.G. van Baarle, een bedrag van duizend driehonderd dertien euro en zevenenveertig eurocenten.
Bepaalt dat voornoemde benadeelde partij voor wat betreft de vermiste sieraden ten bedrag van €2.164,-- en de plaatsingkosten van een gedenksteen ten bedrage van €3.349,50 niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat voornoemde benadeelde partij niet ontvankelijk is in zijn vordering voor wat betreft de schade aan de inboedel terzake van hetgeen verdachte onder feit 2 (primair en subsidiair) was ten laste gelegd, en van welk feit de verdachte door de rechtbank is vrijgesproken.
Bepaalt dat de door voornoemde benadeelde partij en de door verdachte in verband met deze vordering gemaakte kosten worden gecompenseerd in dier voege, dat ieder de eigen kosten draagt.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door Mr. Huurman-van Asten, als voorzitter,
Mrs. De Vries-Leemans en De Jonge, als raadsheren,
in tegenwoordigheid van Dhr. Van Baast, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 september 2004.