ECLI:NL:GHSHE:2004:AR2460
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Kranenburg
- Meulenbroek
- Feddes
- Rechtspraak.nl
Geschil over de opheffing van de onverdeeldheid van onroerend goed en de totstandkoming van een overeenkomst
In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 juli 2004, betreft het een geschil tussen twee partijen over de opheffing van de onverdeeldheid van een onroerende zaak. De appellant, vertegenwoordigd door mr. Ph.C.M. van der Ven, heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld tegen de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. M.B.P. Geeraedts, met als doel de overdracht van zijn aandeel in de onroerende zaak aan de geïntimeerde. De appellant stelt dat er een overeenkomst tot stand is gekomen na aanbod en aanvaarding, terwijl de geïntimeerde dit betwist.
De procedure is gestart in 1998, en na verschillende tussenvonnissen heeft de rechtbank op 12 februari 2003 een eindvonnis gewezen. De appellant is tijdig in hoger beroep gekomen. In hoger beroep heeft de appellant drie grieven aangevoerd, gericht tegen de afwijzing van zijn primaire vordering en de uitleg van de rechtbank over de correspondentie tussen de raadslieden van partijen.
Het hof heeft de feiten vastgesteld en geconcludeerd dat de correspondentie niet kan worden beschouwd als een onvoorwaardelijk aanbod tot overdracht van het aandeel van de appellant aan de geïntimeerde. Het hof oordeelt dat de voorwaarden waaronder de overdracht zou plaatsvinden niet zijn vervuld, en dat er geen sprake is van een bindende overeenkomst. De primaire vordering van de appellant wordt afgewezen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, met veroordeling van de appellant in de kosten van het hoger beroep.