ECLI:NL:GHSHE:2004:AR4425
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- M. Koens
- S. Smeenk-Van der Weijden
- A. van Griensven
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding tussen appellanten met betrekking tot rechtsmacht en nationaliteit
In deze zaak gaat het om een echtscheiding tussen appellanten, die op 4 oktober 1986 in Rusland zijn getrouwd. Uit dit huwelijk is een dochter geboren, die samen met de vrouw de Nederlandse nationaliteit heeft. Appellanten hebben een gezamenlijk verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank, maar werden niet-ontvankelijk verklaard omdat zij niet voldaan hadden aan de vereisten van de rechtbank, waaronder het ontbreken van een uittreksel van de man waarin zijn nationaliteit werd vermeld. De rechtbank oordeelde dat de appellanten niet ontvankelijk waren in hun verzoek, omdat zij niet tijdig de gevraagde stukken hadden overgelegd.
In hoger beroep stellen appellanten dat de niet-ontvankelijkheid een te vergaand middel is. Zij wijzen erop dat de man al meer dan 12 maanden in Nederland woont en dat zijn nationaliteit er niet toe doet. Het hof overweegt dat op basis van de "Brussel II"-verordening de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft om over het verzoek tot echtscheiding te oordelen, aangezien de appellanten hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben. Het hof constateert dat de man niet de Nederlandse nationaliteit bezit, maar dat hij sinds 3 juli 1997 in Nederland woont. Hierdoor is het Nederlandse recht van toepassing op de echtscheiding.
Het hof besluit dat het bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen en dat de echtscheiding moet worden uitgesproken. De beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en de echtscheiding tussen appellanten wordt uitgesproken. De proceskosten worden gecompenseerd, aangezien de partijen (gewezen) echtgenoten zijn.