ECLI:NL:GHSHE:2004:AR5566

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
20.001447.04
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Mr. Bergkotte
  • Mrs. Rijken
  • Mrs. Mooy
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake pogingen tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld, resulterend in de dood van een jong volwassene

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 november 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Breda. De verdachte was beschuldigd van twee pogingen tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld, waarbij de dood van een jong volwassene, [slachtoffer 1], het gevolg was. Het hof oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij medepleger was van de moord, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe samenwerking met de medeverdachte die de fatale steekverwondingen toebracht. De verdachte werd vrijgesproken van de zwaardere aanklachten, maar het hof achtte de pogingen tot diefstal met geweld wel bewezen. Het hof legde een gevangenisstraf van zes jaren op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en hun nabestaanden. De uitspraak benadrukte de onherstelbare schade die de dood van het slachtoffer had veroorzaakt aan zijn familie en de maatschappij, en de langdurige psychische gevolgen voor de slachtoffers van dergelijke gewelddadige misdrijven. Daarnaast werd de verdachte verplicht om schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen, waaronder [benadeelde partij] en [slachtoffer 2]. De totale schadevergoeding werd vastgesteld op € 6.214,23 voor [benadeelde partij] en € 5.180,-- voor [slachtoffer 2]. Het hof benadrukte dat de verdachte en zijn medeverdachten naar burgerlijk recht aansprakelijk zijn voor deze schade.

Uitspraak

parketnummer: 20.001447.04
datum uitspraak: 11 november 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
A R R E S T
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 17 februari 2004 in de strafzaak onder parketnummer 02/001841-03 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1985,
wonende te [adres 1],
thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting P.I. Nieuw-Vosseveld te Vught.
Het hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
De tenlastelegging
Het hof neemt hier uit het beroepen vonnis de weergave van de tenlastelegging over.
parketnummer: 20.001447.04
datum uitspraak: 11 november 2004
-2-
De bewezenverklaring
Het hof acht het aan de verdachte onder 1 primair ten laste gelegde Medeplegen van Moord reeds hierom niet wettig en overtuigend bewezen, omdat het niet bewezen acht dat de opzettelijke levensberoving van [slachtoffer 1], middels het toebrengen van dodelijke steekverwondingen door [medeverdachte 1], met voorbedachten rade is begaan.
Verdachte zal daarvan bijgevolg worden vrijgesproken.
Het hof acht evenmin wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, subsidiair en tweede subsidiair, is tenlastegelegd, zodat hij ook daarvan zal worden vrijgesproken.
Uit het voorhanden bewijsmateriaal kan namelijk niet worden afgeleid, dat de verdachte medepleger is van de hem daarbij verweten (gekwalificeerde) doodslag.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is het volgende gebleken.
Ingevolge een door hen daartoe tevoren gemaakte afspraak zijn de verdachte en zijn medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op weg gegaan om mensen in elkaar te slaan en/of te beroven. [medeverdachte 1] was (mede) door ruim alcoholgebruik, opgefokt en agressief. Hij had voorts, zoals hij aan de anderen heeft verteld, een mes bij zich.
Voordat zij op weg gingen heeft [medeverdachte 2] nog aan verdachte, die eveneens in het bezit was van een mes, voorgedaan hoe hij met dit mes moest dreigen om zijn verzoek om geld kracht bij te zetten
Op [adres 2] hebben zij het (latere) slachtoffer [slachtoffer 1] en diens twee metgezellen staande gehouden en hen dreigend om geld verzocht.
Nadat tegen [slachtoffer 1] geweld was uitgeoefend, is deze weggevlucht; [medeverdachte 1] heeft hem vervolgens in een zijstraat van [adres 2] achterhaald, waarna tussen hen een vechtpartij is ontstaan. Toen [medeverdachte 2] zag, dat [medeverdachte 1] daarbij onder kwam te liggen, heeft hij hem ontzet.
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben daarop het slachtoffer –onder andere door met kracht tegen diens hoofd te schoppen- zodanig zwaar mishandeld, dat hij versuft op zijn buik op straat kwam te liggen.
Toen [medeverdachte 2] zich vervolgens verwijderde naar verdachte en [medeverdachte 3], die op [adres 2] achtergebleven waren, zag [medeverdachte 1] op straat het mes liggen, dat bij de vechtpartij kennelijk uit zijn kleding was gevallen; hij heeft het opgeraapt, uit het foudraal getrokken en heeft er direct viermaal mee in de rug van het slachtoffer gestoken.
Het slachtoffer is als gevolg van de daardoor opgelopen verwondingen overleden.
Anders dan de eerste rechter is het hof van oordeel dat de kans, dat [medeverdachte 1] één van de slachtoffers van de gezamenlijk voorgenomen beroving met zijn mes zou steken, onder de evenweergegeven omstandigheden niet aanmerkelijk kan worden genoemd, zodat verdachte met die kans redelijkerwijs niet behoefde te rekenen. Dat [medeverdachte 1] terzake van geweldsmisdrijf niet eerder met politie en justitie in aanraking was gekomen is daarbij niet zonder betekenis.
Uit het voorhanden bewijsmateriaal kan dan ook niet worden afgeleid, dat er tussen de verdachte, die te dezen geen uitvoeringshandelingen heeft verricht, en [medeverdachte 1] sprake is geweest van een zodanig nauwe en volledige samenwerking, gericht op de dood van het slachtoffer, dat van medeplegen kan worden gesproken.
Verdachte zal derhalve ook van het hem onder 1, subsidiair en tweede subsidiair, tenlastegelegde worden vrijgesproken.
parketnummer: 20.001447.04
datum uitspraak: 11 november 2004
-3-
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. derde subsidiair en 2. primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 18 juli 2003 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, op [adres 2] en [adres 3], zijnde openbare wegen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 1], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen genoemde [slachtoffer 1], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met zijn mededaders, genoemde [slachtoffer 1] tot stoppen heeft gedwongen en de woorden heeft toegevoegd "heb je geld" en "ik wil geld" en heeft geschopt en geslagen en meermalen met een mes in diens lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tengevolge waarvan genoemde [slachtoffer 1] is overleden;
2.
hij op 18 juli 2003 te Tilburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging van geweld tegen genoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, met zijn mededaders, die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] tot stoppen heeft gedwongen en de woorden heeft toegevoegd "heb je geld" en "ik wil geld" en een zak van de kleding van één hunner heeft doorzocht en één hunner heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1. derde subsidiair en 2. primair meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging schrijffouten voorkomen, zijn die in deze weergave van de bewezenverklaring door het hof verbeterd. De verdachte is door deze verbetering niet in de verdediging geschaad.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
PRO MEMORIE
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
parketnummer: 20.001447.04
datum uitspraak: 11 november 2004
-4-
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit.
Het onder 1. derde subsidiair bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 45, eerste lid, juncto artikel 312, eerste lid, tweede lid onder 1° en 2°, en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het onder 2. primair bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 45, eerste lid, juncto artikel 312, eerste lid en tweede lid onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht.
Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf en maatregelen
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Wat betreft de ernst van de bewezenverklaarde feiten heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op de hiervoor omschreven wijze schuldig gemaakt aan twee pogingen tot diefstal met geweld en bedreiging met geweld, in vereniging gepleegd, waarvan het misdrijf gericht tegen [slachtoffer 1] diens dood tengevolge heeft gehad.
Verdachte is aldus mede verantwoordelijk voor de gewelddadige en zinloze dood van een jong volwassene, die zojuist de middelbare school had afgerond en een kansrijke toekomst voor zich had.
Door de dood van het slachtoffer is onherstelbaar leed en verlies veroorzaakt aan zijn gezinsleden, verdere familie en naaste omgeving.
De gewelddadige en zinloze dood van [slachtoffer 1] heeft bovendien de rechtsorde zeer ernstig geschokt en in de maatschappij hevige gevoelens van verontwaardiging, onrust en onveiligheid veroorzaakt.
Slachtoffers van dergelijke gewelddadige berovingen in het publieke domein, waarbij een naaste de dood vindt, ondervinden als gevolg daarvan - vaak langdurig - nadelige psychische gevolgen, zoals regelmatig terugkerende gevoelens van angst en onveiligheid.
Naar het oordeel van het hof kan dan ook niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
parketnummer: 20.001447.04
datum uitspraak: 11 november 2004
-5-
Daarbij is voorts rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat het hier gaat om vier daders, die tezamen op pad zijn gegaan met het uitdrukkelijk voornemen personen te gaan overvallen op straat, klaarblijkelijk genoegen scheppend in het plan om voor hen volstrekt vreemden te bedreigen en lichamelijk letsel toe te brengen, en vervolgens willekeurige jongelui, argeloos rijdend op hun fiets op de openbare weg, als slachtoffer hebben gekozen;
- de omstandigheid dat verdachte bij de uitvoering van de bewezenverklaarde feiten zich niet bepaald onbetuigd heeft gelaten, onder meer door als eerste een vuistslag te geven aan één van de slachtoffers;
- de omstandigheid dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat [benadeelde partij] (gemachtigde: [gemachtigde], p/a Slachtofferhulp Nederland, Spoorlaan 21 D, 5038 GB Tilburg) als gevolg van het onder 1. derde subsidiair bewezen verklaarde feit, materiële schade heeft geleden, welke het hof stelt op een bedrag van € 6.214,23.
Verdachte en zijn medeverdachten zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 6.214,23 te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voorts gebleken dat [slachtoffer 2] (gemachtigde: [gemachtigde], p/a Slachtofferhulp Nederland, Spoorlaan 21 D, 5038 GB Tilburg) als gevolg van het onder 2. primair bewezen verklaarde feit, schade heeft geleden tot een bedrag van € 5.180,--.
Het hof stelt de materiële schade op € 2.180,--. Uit het onderzoek is voorts gebleken dat het slachtoffer immateriële schade heeft geleden, welke het hof naar billijkheid begroot op tenminste € 3.000,--.
Verdachte en zijn medeverdachten zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 5.180,-- te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is tenslotte gebleken dat [slachtoffer 3], wonende [adres 4], als gevolg van het onder 2. primair bewezen verklaarde feit, immateriële schade heeft geleden, welke het hof naar billijkheid begroot op tenminste € 3.000,--.
Verdachte en zijn medeverdachten zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 3.000,-- te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
parketnummer: 20.001447.04
datum uitspraak: 11 november 2004
-6-
De vorderingen van de benadeelde partijen
1. [benadeelde partij] (gemachtigde: [gemachtigde], p/a Slachtofferhulp Nederland, Spoorlaan 21 D, 5038 GB Tilburg) heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend.
Namens de benadeelde partij is in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is betwist. Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij als rechtstreeks gevolg van het onder 1. derde subsidiair bewezen verklaarde handelen materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
2. [slachtoffer 2] (gemachtigde: [gemachtigde], p/a Slachtofferhulp Nederland, Spoorlaan 21 D, 5038 GB Tilburg), heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend.
Namens de benadeelde partij is in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
De vordering is betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij als rechtstreeks als gevolg van het onder 2. primair bewezenverklaarde handelen vermogensschade heeft geleden. Het hof stelt deze schade op het gevorderde bedrag.
Daarnaast is aan de benadeelde partij door het onder 2. primair bewezen verklaarde rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan de verdachte en zijn medeverdachten toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade worden begroot op tenminste het gevorderde bedrag, welk bedrag bij wege van voorschot zal worden toegewezen.
De totale schade wordt begroot op het gevorderde bedrag van
€ 5.180,--. De vordering dient derhalve geheel te worden toegewezen.
3. [slachtoffer 3], wonende [adres 4], heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
parketnummer: 20.001447.04
datum uitspraak: 11 november 2004
-7-
De vordering is betwist. Aan de benadeelde partij is door het onder 2. primair bewezen verklaarde rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan de verdachte en zijn medeverdachten toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Naar maatstaven van billijkheid moet deze schade worden begroot op tenminste het gevorderde bedrag, welk bedrag bij wege van voorschot zal worden toegewezen.
En ten aanzien van elk van de evenvermelde schadevergoedingsmaatregelen en/of vorderingen van de benadeelde partijen:
Het hof zal daarbij bepalen dat indien en voorzover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer daarmede de verplichting van de verdachte tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen).
Het hof zal daarbij voorts bepalen dat indien en voorzover het slachtoffer door (één van) verdachtes medeverdachte(n) schadeloos is gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Het hof zal tevens bepalen dat indien en voor zover door (één van) verdachtes medeverdachte(n) de benadeelde partij schadeloos is gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
De proceskosten van de benadeelde partij worden ten laste van de verdachte gebracht, doch tot op heden begroot op nihil.
parketnummer: 20.001447.04
datum uitspraak: 11 november 2004
-8-
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 45, 57, 60a, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
B E S L I S S I N G:
Het hof:
Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1. primair, eerste en tweede subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1. derde subsidiair en 2. primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1. derde subsidiair en 2. primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
1: "Poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, en de dood ten gevolge heeft";
2: "Poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen".
Verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de tijd van zes (6) jaren.
Beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij] (gemachtigde: [gemachtigde], p/a Slachtofferhulp Nederland, Spoorlaan 21 D, 5038 GB Tilburg), te betalen een bedrag van € 6.214,23 (zegge zesduizendtweehonderdveertien euro en drieëntwintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van honderdvierentwintig (124) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
parketnummer: 20.001447.04
datum uitspraak: 11 november 2004
-9-
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het [slachtoffer 2] (gemachtigde: [gemachtigde], p/a Slachtofferhulp Nederland, Spoorlaan 21 D, 5038 GB Tilburg), te betalen een bedrag van € 5.180,-- (zegge vijfduizendhonderdtachtig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van honderddrie (103) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat ten behoeve van het [slachtoffer 3], wonende [adres 4], te betalen een bedrag van € 3.000-- (zegge drieduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van zestig (60) dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] (gemachtigde: [gemachtigde], p/a Slachtofferhulp Nederland, Spoorlaan 21 D, 5038 GB Tilburg) en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting te betalen aan deze benadeelde partij een bedrag van € 6.214,23 (zegge zesduizendhonderdveertien euro en drieëntwintig eurocent).
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] (gemachtigde: [gemachtigde], p/a Slachtofferhulp Nederland, Spoorlaan 21 D, 5038 GB Tilburg) en veroordeelt de verdachte om tegen bewijs van kwijting te betalen aan deze benadeelde partij een bedrag van € 5.180,-- (zegge vijfduizendhonderdtachtig euro), waarvan een bedrag van € 3.000,-- bij wege van voorschot op immateriële schade.
Wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3], wonende [adres 4] en veroordeelt de verdachte om - bij wege van voorschot op immateriële schade - tegen bewijs van kwijting te betalen aan deze benadeelde partij een bedrag van € 3.000,-- (zegge drieduizend euro).
En ten aanzien van elk van de evenvermelde schadevergoedingsmaatregelen en/of vorderingen van de benadeelde partijen:
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer is voldaan.
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voorzover door de verdachte aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, is voldaan.
Bepaalt dat indien en voorzover het slachtoffer door (één van) verdachtes medeverdachte(n) schadeloos is gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat indien en voorzover (één van) verdachtes medeverdachte(n) de benadeelde partij schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door Mr. Bergkotte, als voorzitter
Mrs. Rijken en Mooy, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Dhr. Boekelman, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 november 2004.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
zaaknr.: 02
tijd : 11.00
verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1985,
wonende te [adres 1],
thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting P.I. Nieuw-Vosseveld te Vught
Is bij vonnis van de rechtbank te Breda van 17 februari 2004 ter zake van:
T.a.v. feit 1, eerste subsidiair: "Doodslag, voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren", t.a.v. feit 2 primair: "Diefstal, voorafgegaan of vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen";
veroordeeld tot:
8 jrn. gev.str. OV. MAV., toewijzing vordering ben.partijen toewijzing vordering ben.partijen+ oplegging maatregel verpl. a/d staat t.b.v slachtoffers: [benadeelde partij] € 6.214,23 subs. 124 dgn. hecht., [slachtoffer 2] € 5.180,00 subs. 103 dgn. hecht., L.L.[slachtoffer 3] € 3.000,- subs. 60 dgn. hecht.;