parketnummer: 20.000203.04
datum uitspraak: 3 december 2004
tegenspraak;
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
economische kamer
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank te Breda van 29 september 2003 in de strafzaak onder parketnummer 02/043651-02 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Joegoslavië), op [geboortedatum] 1964,
wonende te [adres].
De officier van justitie heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof, in tegenstelling tot de eerste rechter, wel tot een bewezenverklaring komt.
Aan de verdachte is ten laste gelegd: PRO MEMORIE.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 16 september 2002 te Terheijden, gemeente Drimmelen, zonder vergunning van Burgemeester en Wethouders van die gemeente huishoudelijke afvalstoffen, te weten kleding en/of ander textiel, heeft ingezameld.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
A1.
Van de zijde van de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat verdachte geen kleding heeft ingezameld als bedoeld in artikel 12 van de Afvalstoffenverordening gemeente Drimmelen.
A2.
Het hof overweegt dat uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte zelf heeft aangegeven dat het hier gaat om kledinginzameling. Hij heeft op de plastic zakken, die hij deponeerde in de brievenbussen van mensen, de mededeling gezet "kledinginzameling". Ook ter terechtzitting van de economische politierechter heeft hij verklaard dat hij kleding inzamelde in de gemeente Drimmelen.
Het enkele feit dat de verdachte bereid was hiervoor een geringe vergoeding te betalen, doet hieraan niets af.
Het hof verwerpt mitsdien dit verweer.
B1.
Van de zijde van de verdediging is ter terechtzitting in hoger beroep -kort gezegd- aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde feit, omdat de door de mensen gesorteerde kleding, die door de verdachte is opgehaald en aangekocht, niet is aan te merken als een afvalstof.
B2.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
Het hof is van oordeel dat bij de beoordeling of er sprake is van een afvalstof acht moet worden geslagen op alle omstandigheden, waarbij in het bijzonder rekening moet worden gehouden met de doelstelling van de richtlijn 75/442/EEG (Kaderrichtlijn). Er moet in dit verband gewaakt worden dat er geen afbreuk wordt gedaan aan de doeltreffendheid van deze richtlijn. Het begrip afvalstof dient dan ook niet restrictief te worden uitgelegd en bepalend is of er sprake is van een ‘zich ontdoen’ van een stof.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat door particulieren (op verzoek van verdachte) kleding en ander textiel, die kennelijk niet (meer) voor eigen gebruik bestemd waren, in een plastic zak aan de straat zijn gezet. Uit die feiten en omstandigheden leidt het hof af dat deze particulieren ‘zich hebben ontdaan’ van ‘afvalstoffen’. Het hof verwerpt het verweer.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit.
Het bewezen verklaarde is als overtreding voorzien bij artikel 10.23, eerste lid, van de Wet milieubeheer junctis artikel 12 van de Afvalstoffenverordening gemeente Drimmelen van 17 maart 1998, de artikelen 1a, aanhef en onder 3 (oud) en 2, vierde lid, van de Wet op de economische delicten, en strafbaar gesteld bij artikel 6, eerste lid, aanhef en onder 4, van de Wet op de economische delicten.
Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Bij de vaststelling van de hoogte van de geldboete heeft het hof rekening gehouden met de financiële draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen: 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht, artikel 10.23 van de Wet milieubeheer, artikel 12 van de Afvalstoffenverordening gemeente Drimmelen, en de artikelen 1a (oud), 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht.
Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
"Overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 10.23 van de Wet milieubeheer".
Verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een geldboete van ? 200,-- (zegge: tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van vier dagen.
Dit arrest is gewezen door Mr. De Lange, als voorzitter
Mrs. Harmsen en Vonhögen, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Dhr. Van Baast, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 december 2004.
Mr. Vonhögen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Joegoslavië), op [geboortedatum] 1964,
wonende te [adres],
Is bij vonnis van de economische politierechter in de rechtbank te Breda van 29 september 2003 ter zake van:
veroordeeld tot:
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte ten laste is gelegd en spreekt hem daarvan vrij;