ECLI:NL:GHSHE:2004:AR7495

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG C0400509-HE
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. Feith
  • A. de Groot-van Dijken
  • H. Hendriks-Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding niet ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft appellante, vertegenwoordigd door mr. J.J.J.M. van Ruth, hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter te 's-Hertogenbosch, gewezen op 2 maart 2004. De geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. M.H. Kroon, heeft verzocht om niet-ontvankelijkverklaring van appellante in haar hoger beroep. Het hof heeft vastgesteld dat het vonnis in eerste aanleg bij verstek is gewezen, waardoor appellante niet het rechtsmiddel van hoger beroep kan aanwenden, maar enkel het rechtsmiddel van verzet. Dit is in overeenstemming met artikel 335 in verbinding met artikel 143 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het hof heeft appellante derhalve niet ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep.

Daarnaast is appellante als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep, die zijn begroot op € 288,- voor verschotten en € 894,- voor salaris van de procureur. Deze kosten dienen te worden betaald aan de griffier van het gerechtshof. De uitspraak is gedaan op 16 november 2004 door de eerste kamer van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, en is openbaar uitgesproken.

Het hof heeft in zijn beoordeling de relevante juridische bepalingen in acht genomen en de argumenten van beide partijen zorgvuldig gewogen. De beslissing om appellante niet ontvankelijk te verklaren is genomen op basis van de geldende procesrechtelijke regels, waarbij het hof de procedurele aspecten van het hoger beroep en de mogelijkheden voor verzet heeft belicht.

Uitspraak

typ. MBR
rolnr. KG C0400509/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
eerste kamer, van 16 november 2004.
gewezen in de zaak van:
[APPELLANTE],
wonende te [plaats],
appellante,
procureur: mr. J.J.J.M. van Ruth,
tegen:
[GEÏNTIMEERDE],
wonende te [plaats],
geïntimeerde,
procureur: mr. M.H. Kroon,
op het hoger beroep van appellante tegen het vonnis van de voorzieningenrechter te 's-Hertogenbosch van 2 maart 2004, onder rolnr. 106611/KG ZA 04-94 bij verstek gewezen tussen geïntimeerde als eiser en appellante als niet verschenen gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg
Daarvoor verwijst het hof naar het vonnis, waarvan beroep.
2. Het geding in hoger beroep
Appellante heeft bij exploot van 30 maart 2004 hoger beroep ingesteld van voormeld vonnis.
Bij memorie van grieven heeft zij gesteld dat zij tegen het vonnis grieven aanvoert, zoals vervat in het exploot van dagvaarding in hoger beroep. In dat exploot concludeert appellante tot vernietiging van het vonnis, waarvan beroep, en het alsnog afwijzen van de vorderingen van geïntimeerde met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties.
Geïntimeerde heeft een "verzoek niet ontvankelijkverklaring in hoger beroep" genomen waarin hij concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van appellante in haar hoger beroep, en in geval het hof haar wel ontvankelijk zal verklaren, tot het bepalen van een termijn waarbinnen geïntimeerde een memorie van antwoord kan indienen.
Appellante heeft ervan afgezien hierop te antwoorden.
Daarna hebben partijen de stukken voor uitspraak aan het hof overgelegd.
3. De beoordeling van de ontvankelijkheid
Geïntimeerde heeft alvorens principaal verweer te voeren een incidentele conclusie genomen en aangevoerd dat appellante niet ontvankelijk is in haar hoger beroep.
Geïntimeerde heeft dat terecht aangevoerd. Ingevolge art. 335 in verbinding met art. 143 lid 1 Rv staat van een bij verstek gewezen vonnis voor de niet verschenen gedaagde niet het rechtsmiddel van hoger beroep, doch enkel dat van verzet, open.
Appellante moet derhalve niet ontvankelijk worden verklaard.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal appellante worden veroordeeld in de proceskosten.
4. Uitspraak
Het hof:
verklaart appellante niet ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep;
veroordeelt appellante in de proceskosten in hoger beroep, voor zover tot op heden aan de zijde van geïntimeerde gevallen en begroot op € 288,- voor verschotten en € 894,- voor salaris procureur, beide bedragen op de voet van art. 243 lid 1 Rv te betalen aan de griffier van dit gerechtshof.
Dit arrest is gewezen door mrs. Feith, De Groot-van Dijken en Hendriks-Jansen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 16 november 2004.