ECLI:NL:GHSHE:2004:AR8199
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- M. van Teeffelen
- A. Smeenk-Van der Weijden
- J. Spliet
- Rechtspraak.nl
Toepassing van Nederlands recht bij echtscheiding en verdeling van huwelijksgemeenschap tussen een Marokkaanse man en een Nederlandse vrouw
In deze zaak zijn partijen, een man met de Marokkaanse nationaliteit en een vrouw met de Nederlandse nationaliteit, op 1 december 1998 in Marokko met elkaar in het huwelijk getreden. De vrouw heeft op 15 oktober 2003 de rechtbank te Breda verzocht om de echtscheiding uit te spreken en de verdeling van de huwelijksgemeenschap te bevelen. De man heeft hiertegen verweer gevoerd en in hoger beroep gesteld dat het Marokkaans recht van toepassing zou zijn op zowel de echtscheiding als de verdeling van de huwelijksgemeenschap. Het hof heeft echter geoordeeld dat, aangezien beide partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, het Nederlands recht van toepassing is op de echtscheiding op grond van artikel 1 lid 1 sub b van de Wet conflictenrecht echtscheiding (WCE). De stelling van de man dat partijen welbewust in Marokko naar Marokkaans recht zijn getrouwd, doet hieraan niets af, omdat de WCE bij gebrek aan een gemeenschappelijke nationaliteit alleen een rechtskeuze voor het Nederlands recht kent. Het hof heeft ook geoordeeld dat de rechtbank terecht het Nederlands recht heeft toegepast op de verdeling van de huwelijksgemeenschap, aangezien Nederland de eerste gewone verblijfplaats van partijen na het huwelijk is. De man heeft in zijn grieven betoogd dat het huwelijk niet duurzaam ontwricht is, maar het hof heeft geoordeeld dat de vrouw terecht volhardt in haar verzoek tot echtscheiding, gezien het feit dat partijen sinds medio 2000 niet meer samenwonen. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking van de rechtbank te Breda van 4 mei 2004.