parketnummer: 20.003260.04
datum uitspraak: 10 december 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch van 19 april 2004 in de strafzaak onder parketnummer 01/040744-03 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
wonende te [adres].
De verdachte heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode 20 januari 2003 tot en met 30 maart 2003 te 's-Hertogenbosch, in elk geval in Nederland en/of in Duitsland een personenauto, bedrijfs/vrachtauto, in elk geval een voertuig heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die personenauto, bedrijfs/vrachtauto, in elk geval een voertuig, wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
In deze weergave van de tenlastelegging zijn de in eerste aanleg toegelaten wijzigingen begrepen.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte als bovenmeld impliciet primair (te weten opzetheling) is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in zijn strafvervolging ten aanzien van de impliciet subsidiair ten laste gelegde schuldheling
Het hof overweegt dat, aangezien het misdrijf "schuldheling" onder de Duitse wetgeving niet strafbaar is gesteld, er geen sprake is van een dubbele strafbaarheid en dat derhalve niet is voldaan aan het vereiste van artikel 5, eerste lid, aanhef en onder 2°, van het Wetboek van Strafrecht. Het Openbaar Ministerie dient voor wat betreft het deel van de tenlastelegging, inhoudende de verdenking dat het misdrijf "schuldheling" in Duitsland zou zijn gepleegd, te weten "het verwerven, voorhanden hebben en/of overdragen in Duitsland", niet ontvankelijk te worden verklaard in de strafvervolging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
hij in de periode 20 januari 2003 tot en met 30 maart 2003 te 's-Hertogenbosch, een personenauto voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die personenauto, redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
De door het hof gebruikte bewijsmiddelen
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Zijdens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat er geen aanleiding was voor verdachte om te vermoeden dat de door hem in Duitsland gekochte personenauto van diefstal afkomstig was. Bij de aanschaf zijn hem de originele Duitse voertuigbescheiden overhandigd en voorts heeft de Rijksdienst voor het Wegverkeer de auto goedgekeurd.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Verdachte is voor de aanschaf van een personenauto via het internet terecht gekomen bij een autobedrijf in Duitsland. Bij de koop van deze dure auto, ter waarde van -volgens verdachte- ongeveer
ƒ 100.000,--, heeft verdachte weliswaar de originele Duitse voertuigbescheiden overhandigd gekregen, maar heeft hij geen aankoopbewijs danwel garantiebewijs ontvangen. Voorts heeft verdachte zich op geen enkele wijze ervan vergewist of het autobedrijf danwel de verkoper betrouwbaar waren.
Onder deze omstandigheden is het hof van oordeel dat verdachte is tekortgeschoten in zijn onderzoeksplicht en derhalve redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto van diefstal afkomstig was.
De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit.
Het bewezen verklaarde is als misdrijf voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 417bis, eerste lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafrecht.
Het moet worden gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straffen
Bij de bepaling van de op te leggen straffen is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Bij de straftoemeting heeft het hof ten bezware van de verdachte er rekening mee gehouden dat de verdachte reeds eerder voor (opzet)heling is veroordeeld.
Op grond daarvan acht het hof het verrichten van een taakstraf, bestaande uit het verrichten van een werkstraf, passend en zal deze opleggen voor het hieronder te vermelden aantal uren.
Met oplegging van daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf wordt de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht, maar de strafoplegging anderzijds dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven personenauto moet worden teruggegeven aan de hieronder te noemen persoon, zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De tevens in beslag genomen en nog niet teruggegeven kentekenbewijzen moeten worden teruggegeven aan het Rijk, zijnde het orgaan dat blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De strafoplegging is gegrond op de artikelen:
5, 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het beroepen vonnis en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de strafvervolging, voor wat betreft het deel van de subsidiaire tenlastelegging, inhoudende de verdenking dat het misdrijf "schuldheling" in Duitsland zou zijn gepleegd.
Verklaart, zoals hiervoor is overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart -voor zover de tenlastelegging niet aan voornoemde partiële niet-ontvankelijkheid lijdt- niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezen verklaarde oplevert:
"Schuldheling".
Verklaart de verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van honderd uren, te vervangen door hechtenis voor de duur van vijftig dagen voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf daarop geheel in mindering zal worden gebracht, naar de maatstaf van twee uur per dag.
Bepaalt dat de opgelegde taakstraf zal bestaan uit een werkstraf.
Veroordeelt de verdachte voorts tot een gevangenisstraf voor de tijd van twee weken.
Beveelt dat de opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde niet heeft nageleefd de voorwaarde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar niet schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Gelast de teruggave van het navolgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een personenauto, [kenteken], merk Mercedes Benz, type ML 270, aan: [betrokkene], wonende te [adres].
Gelast de teruggave van de navolgende inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- kentekenbewijs deel I, [kenteken];
- kentekenbewijs deel II, [kenteken];
- kentekenbewijs, [kenteken],
aan het Rijk.
Dit arrest is gewezen door Mr. Valkenburg, als voorzitter
Mrs. Van den Elzen en Tuijn, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. Van der Velden, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 10 december 2004.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1963,
wonende te [adres],
Is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 19 april 2004 ter zake van:
"Schuldheling".;
veroordeeld tot:
Werkstraf voor de duur van 100 dagn subs. 50 dgn hecht. met aftrek overeenkomstig art. 27 W.v.Str.
Gev.str. voor de duur van 2 wkn VV met een prft van 2 jr.
Teruggave inbeslaggenomen goederen aan de rechtmatige eigenaar, te weten: een personenauto.