16.2.1. Bij de beantwoording van de eerste vraag van het hof, te weten die naar de oorzaak van de bij [appellante] ontstane dystrofie, zijn de deskundigen uitgegaan van symptomen, welke anamnetisch door [appellante] zijn aangegeven als toentertijd nadrukkelijk aanwezig. Het gaat hier om pijn, zwelling en bewegingsbeperking.
16.2.2. In de status, welke door [appellante] is overgelegd bij memorie van grieven en door de Stichting bij memorie na deskundigenbericht, staan deze symptomen niet vermeld. Het hof merkt allereerst op dat deze overgelegde exemplaren van de status niet identiek zijn. Zo zijn er afwijkingen op blz. 2, maar (hier meer van belang) ook op de 1e bladzijde, te weten bij de aantekening van 19 januari 1994. Hier staat in het door de Stichting overgelegde exemplaar vermeld "cave dystrofie?", welke opmerking niet vermeld staat op het door [appellante] overgelegde exemplaar. De Stichting heeft in haar memorie van antwoord niet gereageerd op het ontbreken van genoemde opmerking in het door [appellante] overgelegde exemplaar. De deskundigen maken in hun rapport geen gewag van deze opmerking, waaruit het hof afleidt dat ook in hun exemplaar deze opmerking niet stond vermeld. Het hof zal aan deze opmerking voorbij gaan.
16.2.3. Ten aanzien van het onderzoek op 13 december 1993 staat in de status alleen vermeld "zie inlegvel", doch genoemd inlegvel is niet met de status overgelegd. Ten aanzien van de controle op 22 december 1993 vermeldt de status slechts "gipskamer controle". De controle op
29 december 1993, waarbij volgens de status een gipswissel heeft plaatsgevonden, vermeldt evenmin de genoemde symptomen. Tenslotte worden ook geen symptomen vermeld
op 19 januari 1994, waarbij zoals gezegd voorbij gegaan wordt aan de opmerking "cave dystrofie?" in het door de Stichting overgelegde exemplaar van de status.
16.2.4 De status vermeldt echter evenmin de afwezigheid van symptomen. De deskundigen schrijven hierover: "Gegevens over pijn, zwelling, huidskleur, temperatuur en bewegingsbeperking van de vingers zijn niet in de status genoteerd noch als zijnde aanwezig, noch als zijnde afwezig" (blz. 4 1e blok).
In haar reactie op het conceptrapport van de deskundigen d.d. 31 oktober 2003 heeft de Stichting de deskundigen geschreven dat tijdens het consult op 13 december 1993 door [appellante] slechts klachten aan de elleboog aan de orde werden gesteld die konden worden verklaard door het bestaan van een hematoom. Er werden toen in het geheel geen bijzondere pijnklachten geuit met betrekking tot hand en pols, aldus de Stichting, "anders zou hiervan zeker een aantekening in de status zijn gemaakt". In hun eindrapport hebben de deskundigen op deze stelling van
de Stichting gereageerd met het oordeel dat "dan in de status vermeld (had) moeten worden dat er geen pijnklachten waren van de hand en/of de pols. Dat gegeven werd echter niet in de status vermeld" (blz. 1, 2e blok).
16.2.5. Het hof deelt het oordeel van deskundigen dat, zeker bij een meerdere malen gereponeerde fractuur als die van [appellante], en met name nu zij zich eerder dan op de afgesproken datum met klachten bij de behandelaars had vervoegd, het op de weg van de Stichting had gelegen om hetzij in de status te vermelden dat er geen klachten waren, hetzij de aangegeven klachten te vermelden. Nu geen van beide is geschied (immers de status vermeldt niet dat er geen klachten waren, doch vermeldt evenmin
de klacht die [appellante] volgens de Stichting zou hebben geuit met betrekking tot haar elleboog), is dit voor rekening en risico van de Stichting. Uit het feit dat er geen enkele vermelding is omtrent de aan-of afwezigheid van klachten in de status, kan derhalve niet worden afgeleid dat er geen klachten waren. Het had op de weg van de Stichting gelegen haar stelling dat er geen klachten waren nader te onderbouwen met andere feiten en omstandigheden dan een niet (goed) ingevulde status, omdat uit dit laatste de door de Stichting bepleite conclusie niet volgt.
16.2.6. Bij memorie na deskundigenbericht heeft de Stichting een brief overgelegd van 18 februari 1997 van de behandelende orthopeed [Z.] aan MediRisk, waarin [Z.] schrijft dat [appellante] op 13 december 1993 voornamelijk over de elleboog en niet over de onderarm, pols of vingers heeft geklaagd. Het hof zal op deze brief geen acht slaan, nu deze brief op een zodanig laat stadium van de procedure is overgelegd dat de deskundigen daarmee geen rekening hebben kunnen houden bij hun rapportage en [appellante] daarop niet meer heeft kunnen reageren, zodat het overleggen van de brief in strijd is met de goede procesorde.
16.2.7. Nu de Stichting in deze niet aan haar stelplicht heeft voldaan, volgt het hof derhalve de deskundigen in hun oordeel dat de door [appellante] opgegeven symptomen ook inderdaad zijn opgetreden.