ECLI:NL:GHSHE:2004:AS4024

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/04784
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.J.M. Bongaarts
  • D.J. Koopmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 18 november 2004 uitspraak gedaan in het beroep van de heer X tegen de uitspraak van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst. De zaak betreft de navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 1997 en 1998. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze navorderingsaanslagen, maar het Hof heeft geoordeeld dat hij niet-ontvankelijk is verklaard in zijn bezwaar. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat het bezwaarschrift meer dan zes weken na de laatste verzenddatum van de stukken door de Inspecteur is ontvangen. Het Hof heeft vastgesteld dat de stukken tussen 17 juli 2001 en 15 oktober 2001 zijn verzonden en dat de belanghebbende op 3 december 2001 bezwaar heeft gemaakt. Het Hof heeft geen verschoonbare termijnoverschrijding aangenomen, omdat de belanghebbende ten minste één van de stukken moet hebben ontvangen.

De mondelinge behandeling vond plaats op 4 november 2004, waarbij de Inspecteur vertegenwoordigd was door de heren L en H. De belanghebbende was niet verschenen. Het Hof heeft vastgesteld dat de uitnodiging om te verschijnen op de juiste wijze heeft plaatsgevonden, ondanks dat de belanghebbende op het opgegeven adres als 'vertrokken' was aangemerkt. De griffier heeft herhaaldelijk gecontroleerd of de belanghebbende op het adres stond ingeschreven, wat het geval bleek te zijn.

Het Hof heeft geconcludeerd dat de bekendmaking van de navorderingsaanslagen op de voorgeschreven wijze heeft plaatsgevonden en dat de termijn voor het indienen van bezwaar is aangevangen op de dag na de dagtekening van de aanslagbiljetten. De belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij geen van de stukken heeft ontvangen, en het Hof heeft geoordeeld dat de kans dat vijf correct geadresseerde brieven niet zijn aangekomen statistisch gezien extreem klein is. Daarom heeft het Hof het beroep ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 02/04784
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, vijfde enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van de heerX te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid Ondernemingen Z van de rijksbelastingdienst (hierna: evenals de Voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/ZZ van de rijksbelastingdienst, de thans ten aanzien van belanghebbende bevoegde Inspecteur, aan te duiden als: de Inspecteur) op het bezwaarschrift betreffende de aan hem opgelegde navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen voor de jaren 1997 en 1998, nummers 1 en 2.
De mondelinge behandeling
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in het openbaar ter zitting van het Hof van 4 november 2004 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens de Inspecteur, de heren L en H, verbonden aan vorengenoemd onderdeel van de rijksbelastingdienst.
Belanghebbende is niet verschenen.
Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 18 november 2004, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
De beslissing
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
De gronden voor de beslissing
1. Blijkens een vermelding door TPG Post op de door het hof retour ontvangen enveloppe, is belanghebbende "vertrokken". De griffier heeft naar aanleiding van de retourontvangst van evenbedoeld stuk onderzocht, zoals artikel 8:38, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) voorschrijft, of belanghebbende op de dag van verzending of uiterlijk een week daarna in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens stond ingeschreven op het op het stuk vermelde adres, hetgeen juist bleek te zijn.
Vervolgens heeft de griffier het stuk zo spoedig mogelijk bij gewone brief verzonden. Deze gewone brief is op 18 oktober 2004 terug ontvangen door de griffier. De postbode heeft op de brief aangetekend "vertrokken huis is leeg". Vervolgens heeft de griffier het stuk nogmaals bij gewone brief verzonden. Deze brief is op 1 november terugontvangen door de griffier. Op 3 november 2004 heeft de griffier nogmaals onderzocht of belanghebbende in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens stond ingeschreven op het op het stuk vermelde adres, hetgeen juist bleek te zijn.
Op grond hiervan is het hof van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op de juiste wijze heeft plaatsgevonden.
2. Bekendmaking kan ingevolge artikel 3:41 van de Awb onder meer geschieden door toezending. Indien de bekendmaking van het aanslagbiljet geschiedt door toezending, kan in de regel ervan worden uitgegaan dat met de terpostbezorging van het aanslagbiljet de bekendmaking heeft plaatsgevonden. In een zodanig geval vangt ingevolge artikel 22j van de Algemene wet inzake rijksbelastingen de termijn voor het instellen van bezwaar aan met ingang van de dag na die van dagtekening van het aanslagbiljet, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van terpostbezorging. De evenvermelde regel lijdt echter uitzondering indien de zending de belastingschuldige niet heeft bereikt en zulks het gevolg is van een fout van de belastingdienst (bijvoorbeeld een verkeerde adressering die aan de belastingdienst is te verwijten). In een zodanig geval kan niet worden gezegd dat bekendmaking van de aanslag op de voorgeschreven wijze heeft plaatsgevonden (HR 5 maart 2004, nr. 39 245, BNB 2004/200). Indien de aanslag niet op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, vangt de bezwaartermijn pas aan op de dag van de ontvangst door de belanghebbende of zijn vertegenwoordiger van het aanslagbiljet of een afschrift daarvan ( HR 15 maart 2000, nr. 34 999, BNB 2000/220).
3. Belanghebbende stelt dat hij pas door de betekening van de dwangbevelen op de hoogte is geraakt van het bestaan van de navorderingsaanslagen en dat hij derhalve ten onrechte niet-ontvankelijk in het bezwaar is verklaard. Naar het Hof verstaat, bedoelt belanghebbende mede te stellen dat de navorderingsaanslagen bekend zijn gemaakt na de dagtekening van de aanslagbiljetten of dat ze niet op de voorgeschreven wijze bekend zijn gemaakt.
4. De Inspecteur heeft ter zitting geloofwaardig verklaard dat hij in verband met het opleggen van de navorderingsaanslagen de volgende vijf stukken per post heeft verzonden: een kennisgeving van de op te leggen navorderingsaanslagen, de navorderingsaanslag voor het jaar 1997, de navorderingsaanslag voor het jaar 1998, een aanmaning voor de navorderingsaanslag voor het jaar 1997 en een aanmaning voor de navorderingsaanslag voor het jaar 1998. Hij heeft tevens geloofwaardig verklaard dat uit de dossiers en de geautomatiseerde systemen niet naar voren komt dat er een of meerdere stukken retour zijn ontvangen. Hij heeft ten slotte verklaard dat het adres G-straat 00 te Y al jaren in het systeem is opgenomen.
5. Het Hof overweegt dat gesteld noch gebleken is dat de Inspecteur een fout heeft gemaakt bij het verzenden van de navorderingsaanslagen. Er kan derhalve van worden uitgegaan dat met de ter postbezorging van de navorderingsaanslagen de bekendmaking heeft plaatsgevonden en dat de termijn voor het instellen van bezwaar aangevangen is met ingang van de dag na die van dagtekening van het aanslagbiljet, dat wil zeggen 8 september 2001 voor de navorderingsaanslag 1997 en 6 september 2001 voor de navorderingsaanslag 1998.
6. Het Hof dient te beoordelen of sprake is van een verschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn in de zin van artikel 6:11 Awb. Het Hof acht niet aannemelijk, mede gelet op de geloofwaardige verklaring van de Inspecteur, dat belanghebbende geen van de vijf voornoemde stukken heeft ontvangen. Het Hof overweegt dat fouten kunnen worden gemaakt bij het bestellen van brieven, maar de kans dat vijf juist geadresseerde brieven achterelkaar het aangegeven adres niet bereiken, is statistisch gezien extreem klein. Het Hof gaat er dan ook vanuit dat belanghebbende tenminste één van de vijf stukken heeft ontvangen.
7. De vijf voornoemde stukken zijn verzonden in de periode 17 juli 2001 tot en met 15 oktober 2001. Belanghebbendes bezwaarschrift is op 3 december 2001 door de Inspecteur ontvangen, dit is meer dan zes weken na 15 oktober 2001. Ervan uitgaande dat belanghebbende tenminste één van de stukken heeft ontvangen, heeft hij meer dan zes weken nadat hij op de hoogte is geraakt van de navorderingsaanslagen bezwaar gemaakt. Naar het oordeel van het Hof is geen sprake van een verschoonbare termijnoverschrijding. Belanghebbende is terecht niet-ontvankelijk verklaard.
8. Het beroep dient ongegrond te worden verklaard.
De proceskosten
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus gedaan door P.J.M. Bongaarts, lid van voormelde Kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van D.J. Koopmans, griffier, in het openbaar uitgesproken op: 18 november 2004
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 2 december 2004
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende € 51,=.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van € 204,50 verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.