ECLI:NL:GHSHE:2004:AS6327

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 december 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C0301103-RO
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. van Schaik-Veltman
  • A. Sterk
  • J. Keizer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid gemeente voor schade door verkeersongeval als gevolg van gebrekkige wegstaat

In deze zaak vorderde de Zwolsche Algemeene Schadeverzekeringen N.V. een verklaring voor recht dat de gemeente Roerdalen aansprakelijk was voor de schade van de bestuurster van de Suzuki, die betrokken was bij een aanrijding met een Mitsubishi. De gemeente werd als wegbeheerder aangesproken, omdat het ongeval zou zijn veroorzaakt door een gebrekkige staat van de weg, met name een te groot niveauverschil tussen het wegdek en de berm. Het hof oordeelde dat de belangrijkste oorzaak van de schade lag in het feit dat de bestuurster van de Mitsubishi met de rechterwielen van de weg was geraakt, wat leidde tot een verhoogde kans op overbesturing. Het hof concludeerde dat de gebrekkige toestand van de weg slechts een beperkte bijdrage had geleverd aan de schade, en verdeelde de aansprakelijkheid tussen de gemeente (25%) en de WAM-verzekeraar Aegon (75%). Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en compenseerde de proceskosten tussen partijen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van wegbeheerders en de afweging van schuld bij verkeersongevallen.

Uitspraak

typ. MBR
rolnr. C0301103/RO
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
tweede kamer, van 21 december 2004,
gewezen in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ROERDALEN,
zetelende te Herkenbosch,
appellante,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
tegen:
de naamloze vennootschap ZWOLSCHE ALGEMEENE SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Nieuwegein,
geïntimeerde,
procureur: mr. G.D. Noordijk,
op het bij dagvaarding van 10 september 2003 ingeleide hoger beroep van de door de rechtbank te Roermond onder zaaknummer 44292/HA ZA 01-346 gewezen vonnissen van 16 mei 2002 en 2 juli 2003 tussen geïntimeerde - Zwolsche Algemeene - als eiseres in de hoofdzaak en appellante - de gemeente - als gedaagde in de hoofdzaak.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld eindvonnis van 2 juli 2003.
2. Het geding in hoger beroep
De gemeente is van voormeld eindvonnis van 2 juli 2003
en het daaraan voorafgegane tussenvonnis van 16 mei 2002 tijdig in hoger beroep gekomen. Zij heeft bij memorie van grieven, onder overlegging van drie producties, tegen het eindvonnis van 2 juli 2003 acht grieven geformuleerd en geconcludeerd tot vernietiging van dat vonnis en afwijzing alsnog van de vordering van Zwolsche Algemeene.
Zwolsche Algemeene heeft bij memorie van antwoord de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van de beroepen vonnissen.
Hierna hebben de partijen de procesdossiers overgelegd voor uitspraak.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de precieze inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. Bij de inleidende dagvaarding in hoger beroep heeft de gemeente hoger beroep aangezegd tegen zowel het eindvonnis van 2 juli 2003 als het tussenvonnis van 16 mei 2002 en geconcludeerd tot vernietiging van beide vonnissen. Bij memorie van grieven heeft de gemeente evenwel slechts grieven gericht tegen het eindvonnis van 2 juli 2003 en alleen ten aanzien van dat vonnis tot vernietiging geconcludeerd. De gemeente dient daarom niet ontvankelijk te worden verklaard in haar hoger beroep voor zover zij dit mede tegen het vonnis van 16 mei 2002 heeft ingesteld.
4.2.1. Het gaat in deze zaak, kort samengevat, om het volgende.
- Op 15 mei 1997 om omstreeks 9.00 uur heeft op de [straat] in de gemeente [woonplaats] een aanrijding plaatsgevonden tussen een personenauto Mitsubishi, kenteken [nummer], en een personenauto Suzuki, kenteken [nummer]. De toedracht van deze aanrijding was de volgende:
- De Mitsubishi reed met een vermoedelijke snelheid van 80 à 85 km/uur over voormelde weg, komende uit de richting Vlodrop en gaande in de richting Herkenbosch, dwz
op de oostelijke rijbaan van deze van zuid naar noord lopende weg. Op enig moment is de Mitsubishi met eerst het rechtervoorwiel en vervolgens ook het rechterachterwiel aan de rechterzijde van de weg in de berm geraakt. De bestuurster heeft de auto teruggestuurd op de weg en is daarbij op de voor haar linkerrijstrook in aanrijding gekomen met de uit tegenovergestelde richting komende, in de richting van Vlodrop rijdende, Suzuki. De twee auto's zijn ten gevolge van de aanrijding zwaar beschadigd, de bestuurster van de Mitsubishi is ten gevolge van de aanrijding overleden, de bestuurster van de Suzuki zwaar gewond geraakt;
- De [straat] is een voor het openbaar verkeer openstaande, buiten de bebouwde kom gelegen weg, waar een maximum snelheid van 80 km/uur geldt. De rijbaan van deze weg is 5.45 m breed en door middel van een onderbroken asstreep in twee rijstroken verdeeld. De rijbaan van de [straat] bestond uit bitumen en was kort voor het ongeval geheel nieuw aangelegd. Het wegdek verkeerde in een goede staat van onderhoud. Aan weerszijden van de rijbaan sloot een ca. 3 tot 4 cm lager gelegen strook bitumen van ca 10 cm breed aan op de rijbaan, daarnaast was aan de voor de Mitsubishi rechterzijde - ter plaatse waar de Mitsubishi in de berm is geraakt - een berm, bestaande uit zand en gras, gelegen. Deze berm lag ca. 7 cm lager dan het wegdek en liep naar rechts schuin af, waardoor op een verdere afstand van de rijbaan het hoogteverschil tussen wegdek en berm groter werd. Na het ongeval is bij het technisch onderzoek op een afstand van 15 tot 20 cm uit de zijkant van de lager gelegen bitumenstrook een hoogteverschil tussen wegdek en berm van circa 11 tot 13 cm gemeten. Ten tijde van het ongeval was het daglicht. Het was droog weer en het uitzicht was voor beide bestuursters goed. De weg maakte ter plaatse waar de Mitsubishi met de rechterwielen in de berm is geraakt een voor de Mitsubishi flauwe bocht naar links;
- Bij een na het ongeval door de politie verricht
technisch onderzoek, waarbij tot de hiervoor genoemde vermoedelijke snelheid van de Mitsubishi is geconcludeerd en de toestand van de weg ter plaatse is opgenomen, heeft de opsporingsambtenaar die het onderzoek heeft verricht in het door hem opgemaakte proces-verbaal onder meer vermeld:
Invloed wegverkanting:
De ter plaatse aanwezige wegverkanting kan een mogelijk negatieve invloed hebben gehad, op het moment dat de bestuurster van de Mitsubishi het voertuig terug de rijbaan opstuurde.
Immers bij dergelijke verkanting dient met meer kracht het stuurwiel te worden verdraaid, om door het rechtervoor- en achterwiel het aanwezige hoogteverschil tussen berm en rijbaan te kunnen overbruggen, waarbij de kans
op overbesturing in aanzienlijke mate wordt vergroot.
Terwijl bij geen wegverkanting de wielen, bij het terug de rijbaan opsturen, deze veel minder weerstand ondervinden, zodat de kans op overbesturing zal afnemen en het uitbreken van de achterzijde van het voertuig mogelijk minder of niet zal plaatsvinden.
Onder het opschrift: "Analyse ongeval" is in voormeld proces-verbaal voorts vermeld:
......... Gekomen op de plaats waar de [straat] een flauwe bocht naar links vormde, geraakte de bestuurster in eerste instantie met het rechtervoorwiel en vervolgens met het rechterachterwiel in de .... berm. Vervolgens stuurde zij het voertuig abrupt naar links de rijbaan op. Om de ter plaatse aanwezige wegverkanting c.q. hoogte verschil tussen het wegdek en de daaraan grenzende berm te overbruggen, moest tijdens het terugsturen een aanzienlijke kracht op het stuurwiel uitgeoefend worden. Als gevolg hiervan werden tijdens de stuurmanoeuvre de voorwielen in een dusdanige mate naar links gedraaid, waardoor de achterzijde naar rechts uitbrak en de bestuurster de controle over het voertuig verloor.
Vervolgens reed het voertuig over de oostelijke rijstrook in de richting Herkenbosch, waarbij de wielen zogenaamde driftsporen op het wegdek aftekenden en de achterzijde steeds verder naar rechts uitbrak. Hierdoor geraakte het voertuig geheel op de oostelijke rijstrook, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer.
- In voormeld rapport van technisch onderzoek is voorts vermeld dat, gezien vanuit de richting Vlodrop in de richting Herkenbosch, aan het begin van de [straat], circa 530 m vóór de botsplaats een bord met de tekst "zachte berm" was geplaatst;
- Zwolsche Algemeene heeft als WAM-verzekeraar van de Mitsubishi de regeling van de schade van de bestuurster van de Suzuki op zich genomen.
4.2.2. Zwolsche Algemeene vordert in deze procedure een verklaring voor recht dat de gemeente aansprakelijk is voor de schade van de bestuurster van de Suzuki en veroordeling van de gemeente om de door haar, Zwolsche Algemeene, ter zake die schade uitgekeerde en nog uit te keren schadevergoedingen aan de gelaedeerde en aan derden voor haar rekening te nemen. Aan die vordering legt Zwolsche Algemeene ten grondslag dat de gemeente als wegbeheerder voor de schade ten gevolge van het ongeval aansprakelijk is nu dit ongeval te wijten is aan een gebrekkige staat van de weg, te weten een te groot niveauverschil tussen wegdek en berm (een te hoge wegverkanting).
4.2.3. De rechtbank heeft bij haar eindvonnis van 2 juli 2002 deze vordering toegewezen. De grieven richten zich tegen die beslissing en de gronden waarop deze berust. Nu de grieven het geschil in volle omvang aan het hof voorleggen, zal het hof de grieven niet afzonderlijk bespreken.
4.3.1. Op grond van de hierboven gerelateerde "analyse ongeval" in het proces-verbaal van technisch onderzoek acht het hof het voldoende aannemelijk dat de bestuurster van de Mitsubishi, nadat zij met de rechterwielen in de berm was geraakt, bij het terugbrengen van de auto op de weg mede ten gevolge van het niveauverschil tussen berm en wegdek op de voor haar linkerweghelft terecht is gekomen. In zijn analyse komt de verbalisant zonder voorbehoud tot die bevinding aan de hand van de door hem in de berm en op het wegdek aangetroffen (drift)sporen. De omstandigheid dat de verbalisant onder het opschrift "Invloed wegverkanting" spreekt over een mogelijke negatieve invloed van de wegverkanting doet er niet aan af dat
in dit geval die negatieve invloed - een aanmerkelijk vergrote kans op overbesturing - zich kennelijk heeft gerealiseerd. Op de vraag of de verkanting de gemeente als wegbeheerder al dan niet kan worden tegengeworpen als een gebrekkige staat van de weg of haar als onzorgvuldig kan worden verweten, zal verderop in dit arrest worden ingegaan.
4.3.2. Alvorens op die vraag in te gaan, overweegt het hof dat, naar door de gemeente terecht is aangevoerd, het ongeval zich in de eerste plaats heeft kunnen voordoen doordat de Mitsubishi met de rechterwielen in de berm is geraakt. In aanmerking genomen het feit dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden waardoor dit kan worden verklaard - het wegdek was ter plaatse in goede staat van onderhoud, de rijbaan van een voldoende breedte (2.72m voor elk van de twee rijstroken) om bij normaal tegenliggende verkeer niet te hoeven uitwijken of snel het risico van een van de weg geraken te lopen, het uitzicht was goed en er was slechts een flauwe bocht naar links in de richting Herkenbosch - leidt het hof uit het in de berm geraken van de rechterwielen van de Mitsubishi voorshands af dat door de bestuurster van de Mitsubishi een stuurfout is gemaakt. Het hof acht dit daarom voorshands bewezen en verwerpt het standpunt van Zwolsche Algemeene dat hiervan door de gemeente nog nader bewijs zou dienen te worden geleverd. Het ligt op de weg van Zwolsche Algemeene om tegen het voorshands bewezen geachte feit tegenbewijs te leveren. Nu zodanig tegenbewijs door Zwolsche Algemeene niet is aangeboden, gaat het hof er verder vanuit dat het feit dat de Mitsubishi met de rechterwielen in de berm is geraakt is veroorzaakt door onvoldoende voorzichtig en/of onvoldoende oplettend rijden van de bestuurster van de Mitsubishi en aan die bestuurster moet worden toegerekend. De grieven VI en VII zijn in zoverre gegrond. De stuurfout van de bestuurster van de Mitsubishi zal, indien hierna (mede)aansprakelijkheid van de gemeente mocht worden vastgesteld, mee dienen te worden gewogen bij de vraag in welke mate elk van de fouten tot de schade heeft bijgedragen. Op de vraag of
de bestuurster van de Mitsubishi al dan niet tevens een inadequate reactie kan worden verweten nadat zij met de auto in de berm was geraakt, zal hierna zonodig nog worden ingegaan.
4.4.1. Voor aansprakelijkheid van de gemeente als wegbeheerder is vereist dat de weg niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen. De wegbeheerder dient ervoor te zorgen dat een weg zodanig wordt ingericht en onderhouden dat hij geen gevaar oplevert voor de veiligheid van weggebruikers. De eisen die aan de inrichting en het onderhoud van een weg mogen worden gesteld hangen nauw samen met de verwachting die men van de desbetreffende weg mag hebben. Tegen bestaande gevaren dient door de wegbeheerder adequaat te worden gewaarschuwd.
4.4.2. Het hof stelt voorop dat onder de inrichting van de weg dient te worden begrepen de wijze waarop de weg aansluit op de tot die weg behorende berm. De gemeente stelt dat de afkanting van de [straat] ter plaatse voldoet aan de daaraan te stellen eisen. De gemeente voert in dit verband aan dat met het maximale hoogteverschil van 5 cm tussen wegdek en berm, genoemd in het CROW-rapport waarnaar Zwolsche Algemeene bij conclusie van repliek onder 11 verwijst, wordt gedoeld op een abrupt hoogteverschil aan de zijkant van het wegdek. Van een zodanig te groot hoogteverschil is in dit geval geen sprake nu het wegdek aan de zijkant slechts een volgens de richtlijnen toelaatbaar abrupt verschil in hoogte kent van 3 à 4 cm met de aan de zijkant van de weg gelegen bitumenstrook. Voor de vraag of het verschil in hoogte tussen het wegdek en een op 25 à 30 cm afstand daarnaast gelegen punt aan de CROW normen voldoet, dient volgens de gemeente te worden gekeken naar de CROW norm inzake het toelaatbare hellingspercentage, zijnde 1:15. Dit betekent dat tussen de hoogte van het wegdek en die van een op 25 tot 30 cm daarnaast gelegen punt een hoogteverschil van 9,75 tot 10,5 cm mag bestaan. De gemeente stelt dat de situatie ter plaatse ook aan deze norm heeft voldaan en de meting na het ongeval van een groter hoogteverschil (11 tot 13 cm) moet worden toegeschreven aan het feit dat de berm ter plaatse is ingeklonken doordat de Mitsubishi daarover heen is gereden.
4.4.3. Zwolsche Algemeene heeft voormelde uitgebreide uiteenzetting van de gemeente over de aan het hoogteverschil tussen wegdek en berm te stellen eisen niet gemotiveerd betwist, zodat het hof van de juistheid van dit betoog uitgaat. Hetzelfde geldt voor de door Zwolsche Algemeene evenmin betwiste stelling van de gemeente ten aanzien van enige mate van inklinken van de berm ten gevolge van het bereden zijn door de Mitsubishi.
4.4.4. Het hof kan de gemeente echter niet volgen in haar betoog dat de helling berm/weg ter plaatse aan deze norm heeft voldaan. De door de gemeente gehanteerde rekensom gaat weliswaar op voor een verder van de wegrand gelegen punt maar niet voor een dichter daarbij gelegen punt. Voor de het direct aan de lager gelegen bitumenstrook grenzende deel van de berm (het gedeelte op 10 cm van de rand van het wegdek, waar het hoogteverschil ca. 7 cm bedraagt) komt de verhouding immers neer op een verhouding van 7:10, een verhouding die de door de gemeente genoemde veiligheidsnorm overschrijdt. In dit opzicht voldoet de weg derhalve niet aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden. Nu het blijkens het technisch proces-verbaal juist dit aspect van de wegverkanting is waardoor de kans op overbesturing bij het terugsturen op de weg van een met twee wielen in de berm geraakt voertuig aanzienlijk wordt vergroot en een van de daaraan verbonden risico's zich heeft gerealiseerd, moet de gemeente op grond van het bepaalde in art. 6:174 BW mede aansprakelijk worden gehouden voor de gevolgen van het plaatsgevonden ongeval.
4.5.1. Daarmee rijst de vraag in welke mate de door de bestuurster van de Suzuki geleden schade voor rekening van de gemeente dient te komen. Het hof acht de belangrijkste oorzaak van deze schade gelegen in het feit dat de bestuurster van de Mitsubishi met de rechterwielen
van haar auto van de weg is geraakt. Het aandeel van de gebrekkige toestand van de weg in de schade is beperkt tot een (aanmerkelijke) verhoging van de kans op overbesturing en heeft in zoverre alleen in combinatie met de reactie van de bestuurster na het van de weg geraken tot de schade heeft bijgedragen. Dit in aanmerking genomen dient naar het oordeel van het hof de schadevergoedingsverplichting voor de schade van de bestuurster van de Suzuki tussen de gemeente als wegbeheerder en Aegon als WAM-verzekeraar van de Mitsubishi te worden verdeeld in een verhouding van 25% (ten laste van de gemeente) tot 75% (ten laste van Aegon).
4.5.2. Het hof ziet in de ernst van de gevolgen van het ongeval geen gronden van billijkheid voor een andere verdeling. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de schadevergoedingsverplichting niet ten laste van een van de slachtoffers (i.c. het overleden slachtoffer) zelf komt. Ook in de ernst van hetgeen aan de aansprakelijke partijen kan worden toegerekend ziet het hof geen reden voor een andere verdeling. Het hof heeft hiervoor al opgemerkt dat het gaat om een van de weg geraken op een weg van een zodanige breedte dat men daar niet snel buiten behoeft te geraken en waar elkaar tegemoetkomend verkeer in beginsel de eigen weghelft kan blijven berijden en niet in de berm hoeft uit te wijken om elkaar te passeren. Daar komt bij dat voor het berijden van de berm in dit geval is gewaarschuwd door middel van een bord met het opschrift "zachte berm". Het moge zo zijn dat dit bord geen speciale waarschuwing inhoudt voor de verkanting van de weg doch het waarschuwt de weggebruiker wel voor een gevaar om zich in de berm te begeven en houdt daarmee een aansporing in oplettend te zijn om niet van de weg te geraken. Dat het gaat om een glooiende, aflopende berm is bovendien een zichtbaar gegeven, zeker nu blijkens het proces-verbaal van technisch onderzoek de uit zand bestaande, onverharde berm nog slechts licht met gras was begroeid. Dat de bestuurster van de Mitsubishi door zon verblind zou kunnen zijn geweest, is, gezien de ligging van de weg en de rijrichting van de Mitsubishi (van zuid naar noord) niet aannemelijk.
4.6. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen treffen
de grieven V, VI en VIII ten dele doel. Het beroepen eindvonnis dient te worden vernietigd. De vordering van Zwolsche Algemeene zal (gedeeltelijk) worden toegewezen als hierna in het dictum vermeld. Nu partijen over en weer op enig punt in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten van beide instanties tussen partijen worden gecompenseerd, op de wijze als hieronder vermeld.
5. De uitspraak
Het hof:
verklaart de gemeente niet-ontvankelijk in haar hoger beroep voor zover dit mede tegen het tussenvonnis van 16 mei 2002 is ingesteld;
vernietigt het eindvonnis van 2 juli 2003 waarvan beroep, en opnieuw rechtdoende:
verklaart voor recht dat de gemeente voor 25% aansprakelijk is voor de schade ten gevolge van de hiervoor nader omschreven aanrijding op 15 mei 1997 op de [straat] in de gemeente Roerdalen, en dat de gemeente gehouden is om dit percentage van de door Zwolsche Algemeene ter zake die schade aan of ten behoeve van de bestuurster van de Suzuki uitgekeerde en nog uit te keren vergoedingen voor haar rekening te nemen;
compenseert de proceskosten van beide instanties in dier voege tussen partijen dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Schaik-Veltman, Sterk en Keizer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2004.