ECLI:NL:GHSHE:2004:AT3308

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
19 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C0301370-HE
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Bod
  • De Kok
  • Huijbers-Koopman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van salaris na ontslag wegens plichtsverzuim

In deze zaak gaat het om de terugvordering van salaris door de gemeente 's-Hertogenbosch van een appellant die wegens plichtsverzuim is ontslagen. Appellant is per 1 april 1999 ontslagen door de Burgemeester en Wethouders van de gemeente, maar heeft over de periode van zijn ontslag tot 31 maart 2002 salaris doorbetaald gekregen. De gemeente heeft dit salaris later teruggevorderd, waarbij appellant aanvoert dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat deze terugvordering niet in strijd is met de eisen van redelijkheid en billijkheid. De gemeente stelt dat de civiele rechter niet bevoegd is en dat de bestuursrechter moet oordelen over de terugvordering. Het hof heeft appellant in de gelegenheid gesteld om te reageren op het standpunt van de gemeente voordat verder op de zaak wordt ingegaan. De rechtbank had eerder de vordering van de gemeente toegewezen, maar appellant heeft hoger beroep ingesteld. De zaak is op 19 oktober 2004 behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat de zaak aanhoudt om appellant de kans te geven te reageren op de argumenten van de gemeente.

Uitspraak

typ. MBR
rolnr. C0301370/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
vierde kamer, van 19 oktober 2004,
gewezen in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende te [plaatsnaam],
appellant bij exploot van dagvaarding van 3 november 2003,
procureur: mr. J.W. Weehuizen,
tegen:
DE GEMEENTE 'S-HERTOGENBOSCH,
zetelende te 's-Hertogenbosch,
geïntimeerde bij gemeld exploot,
procureur: mr. G.P.F. van Duren,
op het hoger beroep van de door de rechtbank
's-Hertogenbosch gewezen vonnissen van 11 juni 2003 en
10 september 2003 tussen appellant - [appellant] -
als eiser en geïntimeerde - de gemeente - als gedaagde.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 94130/HA ZA 03-779)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft [appellant] twee grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis van 10 september 2003 en, kort gezegd, tot afwijzing van de vordering van de gemeente.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft de gemeente onder overlegging van producties de grieven bestreden.
2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Grief 1 van [appellant] strekt ten betoge dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de terugvordering van zijn salaris door de gemeente volgens eisen van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is. Grief 2 strekt ten betoge dat de rechtbank bij haar afweging ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten de omstandigheid dat [appellant] in zijn werkkring bij de gemeente in de periode voor begin 1999 altijd goed heeft gefunctioneerd.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. [appellant] is bij besluit van 30 maart 1999 door Burgemeester en Wethouders van de gemeente per 1 april 1999 ontslagen wegens plichtsverzuim. Dit strafontslag is na bezwaar zijdens [appellant] bij besluit van
3 november 1999 door het college van Burgemeester en Wethouders gehandhaafd.
b. De rechtbank te 's-Hertogenbosch heeft op het beroep van [appellant] voormeld besluit op bezwaar bij vonnis van 28 januari 2000 vernietigd (prod. 1 inleidende dagvaarding). De Centrale Raad van Beroep heeft bij arrest van 14 maart 2002 voormeld vonnis vernietigd en het beroep van [appellant] ongegrond verklaard. Daarmee is het ontslagbesluit alsnog gehandhaafd (prod. 3 inleidende dagvaarding).
c. De gemeente heeft aan [appellant] salaris doorbetaald over de periode 1 april 1999 tot en met 31 maart 2002, zulks op basis van voorlopige voorzieningen, getroffen door de fungerend president van de rechtbank (prod. 1 inleidende dagvaarding) en de president van de Centrale Raad van Beroep (prod. 2 inleidende dagvaarding).
d. Bij besluit van 18 oktober 2002 (prod. 6 inleidende dagvaarding) heeft het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente besloten tot terugvordering van het salaris dat over de periode 1 april 1999 tot en met 31 maart 2002 aan [appellant] is betaald. Het tegen dit besluit door [appellant] ingediende bezwaar is bij besluit van 18 december 2002 ongegrond verklaard (prod. 8 inleidende dagvaarding). Het tegen laatstgenoemd besluit door [appellant] ingestelde beroep is bij uitspraak van 9 september 2003 van de rechtbank 's-Hertogenbosch ongegrond verklaard (prod. 2 mva). Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep (prod. 3 mva). De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is (nog) niet bekend.
4.2. De gemeente vordert in dit geding van [appellant] het door haar over de periode 1 april 1999 tot en met 31 maart 2002 betaalde salaris, totaal € 65.098,57, terug met de wettelijke rente vanaf 1 december 2002.
De gemeente stelt dat de salarisbetaling onverschuldigd heeft plaatsgevonden, nu [appellant] per 1 april 1999 was ontslagen en het bewuste ontslag besluit is gehandhaafd door de Centrale Raad van Beroep. De gemeente stelt voorts dat [appellant] weigert het bedrag terug te betalen.
4.2.1. De rechtbank heeft de vordering toegewezen.
4.3. Tegen het vonnis d.d. 11 juni 2003 heeft [appellant] geen grieven aangevoerd, zodat hij in zijn hoger beroep tegen dat vonnis niet ontvankelijk moet worden verklaard.
4.4. In de memorie van antwoord heeft de gemeente voorafgaande aan haar verweer tegen de grieven van [appellant] zich erop beroepen dat niet de civiele rechter, maar de bestuursrechter bevoegd is te oordelen over de vraag of de gemeente het aan [appellant] uitbetaalde salaris naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid kan terugvorderen.
4.5. [appellant] heeft nog niet kunnen reageren op dit standpunt van de gemeente.
4.5.1. Alvorens dit standpunt van de gemeente te bespreken, zal het hof daarom eerst [appellant] in de gelegenheid stellen bij akte ter rolle te reageren op voormeld standpunt van de gemeente.
4.6. Daarnaast zal het hof de gemeente in de gelegenheid stellen aan het hof over te leggen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, hierboven onder 4.1. sub d genoemd.
5. De uitspraak
Het hof:
alvorens verder te beslissen:
verwijst de zaak naar de terechtzitting van dit hof van dinsdag 9 november 2004, teneinde [appellant] in de gelegenheid te stellen te reageren als omschreven in rov. 4.5.1.;
stelt de gemeente in de gelegenheid ter voormelde rolzitting dan wel op een latere rolzitting aan het hof over
te leggen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, genoemd in rov. 4.1. sub d;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Bod, De Kok en Huijbers-Koopman en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 19 oktober 2004.