ECLI:NL:GHSHE:2005:AS5985

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C0301075/RO
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Interpretatie van verzekeringsvoorwaarden in agrarisch loonbedrijf en aansprakelijkheidsdekking

In deze zaak gaat het om de interpretatie van de verzekeringsvoorwaarden van een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten door een agrarisch loonbedrijf. De appellant, die een agrarisch loonbedrijf exploiteert, had een aansprakelijkheidsverzekering bij AEGON afgesloten. De kwestie ontstond toen de appellant aansprakelijk werd gesteld voor schade die was ontstaan tijdens het gebruik van een aspergeplantmachine, die hij ter beschikking had gesteld aan een vennootschap onder firma. De vennootschap vorderde schadevergoeding van de appellant, die op zijn beurt AEGON in vrijwaring heeft geroepen, met de stelling dat de schade onder de dekking van zijn verzekering viel. AEGON betwistte dit en stelde dat de polis geen dekking bood voor de schade, omdat deze was veroorzaakt door een motorrijtuig of aanhangwagen, wat volgens de polisvoorwaarden uitgesloten was.

Het hof overweegt dat bij de uitleg van verzekeringsvoorwaarden de redelijke verwachtingen van partijen centraal staan. Het hof stelt vast dat de appellant bij het afsluiten van de verzekering mocht verwachten dat schade die voortvloeit uit de kernactiviteiten van zijn loonbedrijf, zoals het ter beschikking stellen van landbouwmachines, gedekt zou zijn. Het hof wijst erop dat de verzekeraar, AEGON, expliciet had moeten wijzen op eventuele uitsluitingen in de dekking, vooral als deze betrekking hebben op de kernactiviteiten van de verzekerde.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie van verzekeraars over de dekking van hun polissen, vooral in situaties waarin de verzekerde schade lijdt die direct verband houdt met zijn bedrijfsactiviteiten. Het hof heeft de zaak verwezen voor nadere akte, waarbij de appellant en AEGON hun standpunten verder kunnen toelichten. Deze uitspraak is van belang voor de interpretatie van verzekeringsvoorwaarden en de verantwoordelijkheden van verzekeraars in het kader van aansprakelijkheidsverzekeringen voor agrarische bedrijven.

Uitspraak

typ. AvL
rolnr. C0301075/RO
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
eerste kamer, van 11 januari 2005,
gewezen in de zaak van:
[APPELLANT],
h.o.d.n. LOONBEDRIJF [ACHTERNAAM APPELLANT],
wonende en zaakdoende te [plaatsnaam],
gemeente [gemeentenaam],
appellant,
procureur: mr. R.B.J.M. van der Linden,
tegen:
de naamloze vennootschap AEGON SCHADEVERZEKERING NV,
gevestigd te 's-Gravenhage,
geïntimeerde,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
op het bij exploot van dagvaarding d.d. 21 juli 2003 ingeleide hoger beroep van het vonnis in vrijwaring van de rechtbank te Roermond onder rolnummer 29656/HA ZA 98-1014 op 14 mei 2003 uitgesproken tussen appellant als eiser en geïntimeerde als gedaagde.
1. De procedure in eerste aanleg
Hiervoor verwijst het hof naar het beroepen vonnis en het daaraan voorafgegane tussenvonnis van 15 juli 1999, welke vonnissen zich bij de stukken bevinden.
2. De procedure in hoger beroep
Bij memorie van grieven heeft appellant - nader te noemen [appellant] - onder overlegging van vijf producties vier grieven aangevoerd en geconcludeerd als in die memorie nader omschreven.
Vervolgens heeft geïntimeerde - nader te noemen Aegon - bij memorie van antwoord de grieven bestreden en geconcludeerd als in die memorie nader omschreven; Aegon heeft daarna nog een akte tot rectificatie genomen.
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
3. De grieven
Voor de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling van de grieven
4.1. De grieven richten zich niet tegen de in rechtsoverweging 2 van het vonnis van 14 mei 2003 genoemde feitenvaststelling. Het hof gaat van dezelfde feiten uit.
4.2. het gaat in dit geding om het volgende.
(a) [appellant] heeft een agrarisch loonbedrijf; Aegon is een verzekeringsbedrijf dat - onder meer - aansprakelijkheidsverzekeringen voor bedrijven en beroepen afsluit;
(b) Aegon heeft blijkens de door [appellant] overgelegde kopie-polis (productie 3 bij memorie van grieven) met ingang van 10 juli 1996 "de aansprakelijkheid in de hoedanigheid van eigenaar/exploitant van een agrarisch loonbedrijf, tevens landbouwer/veehouder, tevens particulier (al-dan-niet gezinshoofd)" van [appellant] verzekerd;
(c) Op de verzekering zijn de voorwaarden "1011 Aansprakelijkheidsverzekeringen voor Bedrijven en Beroepen" alsmede de clausulenummers 325 en 327 van toepassing.
Genoemde voorwaarden (productie 1 bij conclusie van antwoord) bevatten onder meer de volgende bepalingen:
"1. Begripsomschrijvingen
(...)
1.3. Schade:
het geldelijk nadeel dat uit een gebeurtenis voortvloeit in verband met schade aan personen en/of schade aan zaken.
(...)
1.3.2 Onder schade aan zaken wordt verstaan:
beschadiging, vernietiging of verdwijning van zaken van anderen dan de verzekeringnemer met inbegrip van de daaruit voortvloeiende schade.
(...)
2.1 Dekking
Deze verzekering dekt de aansprakelijkheid voor schade door de verzekerde toegebracht in verband met zijn in de polis omschreven hoedanigheid.
(...)
2.7. Uitsluitingen
(...)
Uitgesloten is de aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt met of door een motorrijtuig, (lucht)vaartuig of aanhangwagen, die een verzekerde in eigendom heeft, bezit, houdt, bestuurt of gebruikt.
(...)
2.7.3. Opzicht
Uitgesloten is de aansprakelijkheid voor schade aan zaken die het gevolg is van enig handelen of nalaten gedurende de tijd dat de verzekerde of iemand namens hem die zaken vervoert, huurt, gebruikt, bewerkt, behandelt, repareert of om enige andere reden om zich onder zich heeft."
(d) [appellant] heeft aan de vennootschap onder firma [VOF] op 8 april 1997 een aan hem toebehorende aspergeplantmachine ter beschikking gesteld om aspergeplanten te planten op een perceel dat [VOF] in gebruik had; de machine werd bestuurd door een medewerker van [appellant] en bediend door vier door [appellant] ter beschikking gestelde werklieden;
(e) [VOF] heeft bij dagvaarding van
16 maart 1998 een vergoeding gevorderd van - kort gezegd - door [appellant] bij het uitvoeren van de met [VOF] gesloten overeenkomst veroorzaakte schade, bestaande uit een verminderde oogstopbrengst; [appellant] heeft Aegon in deze zaak in vrijwaring geroepen;
(f) Bij eindvonnis van 26 februari 2003 is [appellant] veroordeeld tot vergoeding van schade aan [VOF] ten belope van € 34.152,41 vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten ad € 1.147,91 vermeerderd met de wettelijke rente, en is [appellant] veroordeeld in de proceskosten;
(g) In het onderhavige geding heeft [appellant] gevorderd dat, gelet op de door [appellant] bij Aegon afgesloten AVB-verzekering, Aegon zal worden veroordeeld om aan [appellant] tegen kwijting te voldoen al datgene waartoe [appellant] in het geding met [VOF] mocht worden veroordeeld; Aegon heeft de vordering bestreden omdat de polis volgens haar geen dekking biedt;
(h) De rechtbank heeft, overwegende dat de polis geen dekking bood, de vordering van [appellant] afgewezen.
4.3. Het hof zal eerst de grieven 2, 3 en 4 behandelen, die alle betrekking hebben op de interpretatie van de polisvoorwaarden.
Het hof stelt daarbij voorop, dat ook bij de uitleg van verzekeringsvoorwaarden zoals de onderhavige uitgangspunt moet zijn dat het aankomt op de zin die partijen bij de verzekeringsovereenkomst - [appellant] als verzekeringnemer en Aegon als verzekeraar - in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze voorwaarden mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Voorts moeten bij die uitleg de aard en strekking van de onderhavige verzekering - het bieden van dekking tegen aansprakelijkheid bij het uitoefenen van een agrarisch loonbedrijf - in aanmerking worden genomen. Tenslotte heeft ook in dit geval (waar kennelijk sprake is van een klein bedrijf, nu immers de polis niet alleen dekking biedt voor het loonbedrijf, maar ook voor de particuliere aansprakelijkheid van [appellant] in persoon) als algemeen gezichtspunt te gelden dat bij de beoordeling van de uit te leggen overeenkomst naar gelang van de omstandigheden mag meewegen dat eenzijdig door de verzekeraar opgestelde polisvoorwaarden in geval van twijfel over de uitleg ervan in het nadeel van de verzekeraar en ten gunste van de verzekerde moeten worden uitgelegd (HR 18 oktober 2001, NJ 2003,258; vgl. HR 10 oktober 2003, NJ 2004,22 inzake een met het onderhavige vergelijkbaar geval).
4.4. Inzake hetgeen partijen met betrekking tot deze verzekeringsovereenkomst mochten verwachten overweegt het hof als volgt. [appellant] heeft een agrarisch loonbedrijf; van algemene bekendheid is dat een dergelijk loonbedrijf met name gericht is op het ter beschikking stellen van machines aan agrariërs voor het verrichten van werkzaamheden op het land ten behoeve van de oogst. Wanneer iemand een verzekering afsluit ter dekking van diens aansprakelijkheid bij de uitoefening van een zodanig loonbedrijf zal deze dan ook in beginsel mogen verwachten dat indien zich schade voordoet als gevolg van het ter beschikking stellen van dergelijke landbouwmachines - en met name ook wanneer die landbouwmachines eigendom zijn van het bedrijf - dergelijke schade wordt gedekt, ook als er schade is aan de oogst.
Wanneer een verzekeraar een dergelijke aansprakelijkheidsverzekering aanbiedt die geen dekking geeft voor een kernactiviteit van het te verzekeren bedrijf als hiervoor omschreven, alsmede de daaruit naar verwachting mogelijk voortvloeiende schade, dan dient de verzekeraar daarop als eerste bedacht te zijn, en in beginsel de verzekerde (of diens tussenpersoon) daarop expliciet te wijzen.
4.5. Aegon heeft zich er in de eerste plaats op beroepen dat de onderhavige schade is veroorzaakt met of door een motorrijtuig of aanhangwagen, zodat de uitsluiting van artikel 2.7.2. van de polisvoorwaarden van toepassing is.
Dit standpunt kan niet zonder meer worden aanvaard. Voor de vraag of schade is toegebracht "door of met een voertuig" is niet voldoende dat het voertuig op enigerlei wijze betrokken is bij het ontstaan van de schade. In het onderhavige geval gaat het om schade die kennelijk het gevolg is van ofwel een gebrek aan de gebruikte plantwielen van de plantmachine of van een verkeerde bediening van die machine door de werknemers die daarvan gebruik maakten. De schade is derhalve niet ontstaan door of met het voertuig is maar door de bewerking die - zij het al rijdend - werd uitgevoerd.
4.6. Aegon heeft er in dit verband voorts op gewezen dat [appellant] een werkmaterieelpolis had kunnen sluiten. [appellant] keert zich (in grief 3) tegen de overweging van de rechtbank dat in de dekking van een schade als de onderhavige kennelijk te voorzien is door het afsluiten van een werkmaterieelverzekering is.
4.7. Het enkele feit dat het mogelijk is een werkmaterieelverzekering af te sluiten betekent nog niet dat partijen bij het sluiten van de onderhavige aansprakelijkheidsverzekering ervan mochten dan wel moesten uitgaan dat de AVB-verzekering geen dekking hoefde te bieden voor deze schade, nu het in beginsel - zoals al overwogen in rechtsoverweging 4.4. - voor de hand ligt dat een AVB-verzekering deze schade dekt, en - zo een dergelijke dekking ontbreekt - de verzekeraar de verzekeringnemer daarop had moeten wijzen.
4.8. Aegon stelt thans in hoger beroep ook (zie memorie van antwoord sub 19) dat [appellant] mogelijk een werkmaterieelverzekering heeft afgesloten, maar om de een of andere reden geen dekking heeft gekregen, bijvoorbeeld vanwege een te late premiebetaling; zij stelt dat zij heeft gehoord dat een verzekering zou zijn afgesloten bij Stad Rotterdam.
Indien [appellant] een dergelijke verzekering heeft afgesloten, en vast zou staan dat een dergelijke verzekering juist bedoeld is voor het dekken van de schade als de onderhavige (en zulks voor een verzekeringnemer als [appellant] ook duidelijk was), kan hij in redelijkheid niet stellen dat hij mocht verwachten dat deze schade onder de dekking van de AVB-verzekering viel. Aegon heeft dit pas aangevoerd in de memorie van antwoord zodat [appellant] daarop nog niet heeft kunnen ingaan. Het hof zal [appellant] daartoe in de gelegenheid stellen.
4.9. Aegon zal op deze reactie van [appellant] op haar beurt kunnen reageren. Het hof verzoekt Aegon daarbij tevens aan te geven welke risico's van [appellant] onder de onderhavige AVB-verzekering wel werden gedekt gelet op de interpretatie die Aegon gegeven heeft van haar eigen AVB-verzekering.
Tevens verzoekt het hof Aegon - mede gelet op hetgeen het in rechtsoverweging 4.4 heeft overwogen - aan te geven welke informatie ten tijde van het sluiten van de AVB-verzekering met [appellant] aan potentiële verzekeringnemers werd verstrekt inzake de AVB-verzekering, bijvoorbeeld via folders en ander informatiemateriaal, en of er wat dit betreft instructies aan tussenpersonen werden gegeven.
Het hof verzoekt Aegon ook de polisvoorwaarden voor een werkmaterieelverzekering als door haar bedoeld over te leggen, alsmede aan te geven waaruit blijkt dat schade zoals in dit geval geleden onder een dergelijke materieelverzekering wel zou zijn gedekt.
4.10. Aegon heeft daarnaast ter afwering van de vordering van [appellant] een beroep gedaan op de opzichtclausule in de AVB-verzekering (artikel 2.7.3). Het hof verzoekt Aegon aan te geven
- of een dergelijke clausule ook voorkomt in de (gangbare) materieelverzekering;
- of zij zelf dan wel andere verzekeringsmaatschappijen (andere) verzekeringen aanbieden die voor dit risico
- een bij de werkzaamheden van een agrarisch loonbedrijf reëel risico, waarvan de verzekeringnemer in het algemeen zal verwachten dat het onder de AVB-dekking valt - dekking bieden.
5. De beslissing
Het hof:
alvorens verder te beslissen;
verwijst de zaak van de rol van 25 januari 2005 voor het nemen van een nadere akte als hiervoor nader omschreven, eerst door [appellant] en vervolgens door Aegon.
Dit arrest is gewezen door mrs Begheyn, H.Vermeulen en Pellis, uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 11 januari 2005, en ondertekend door de rolraadsheer en de griffier.