typ. MBR
rolnr. C0300323/MA
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
vierde kamer, van 11 januari 2005,
gewezen in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende te [plaatsnaam], gemeente [gemeentenaam],
appellant bij exploot van dagvaarding van 25 februari 2003,
procureur: mr. Ph.C.M. van der Ven,
[GEÏNTIMEERDE 1] en
[GEÏNTIMEERDE 2],
echtelieden,
wonende te [plaatsnaam], gemeente [gemeentenaam],
geïntimeerden,
procureur: mr. E.H.H. Schelhaas,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van
1 juni 2004 in het hoger beroep van de door de rechtbank te Maastricht onder nummer 39897/HA ZA 98-732 gewezen vonnissen van 23 september 1999, 27 april 2000, 10 mei 2001 en 22 januari 2003.
6. Het arrest van 1 juni 2004
Bij dat arrest is appellant, verder wederom te noemen [appellant], niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep voorzover dat was gericht tegen de vonnissen van de rechtbank van 23 september 1999 en 27 april 2000, en is voorts, onder aanhouding van iedere verdere beslissing, de zaak terugverwezen naar de rolzitting van het hof voor het nemen van een akte door ieder van partijen, als eerste
de - gezamenlijk wederom als [geïntimeerde] aan te duiden - geïntimeerden, teneinde het hof inzicht te verschaffen in de door [geïntimeerde] werkelijk gemaakte kosten (rechtsoverwegingen 4.6.1 en 4.6.2 van het tussenarrest).
7. Het verdere verloop van de procedure
[geïntimeerde] heeft daarop bij akte één productie overgelegd. Bij antwoord-akte heeft [appellant] daarop gereageerd, waarna partijen onder overlegging van de stukken andermaal uitspraak hebben gevraagd.
8. De verdere beoordeling
8.1.1 In zijn arrest van 1 juni 2004 heeft het hof overwogen, kort samengevat, dat [appellant] niet heeft geleverd hetgeen [geïntimeerde] op grond van de gesloten overeenkomst mocht verwachten, en dat - gelet op de daartegen gerichte grieven - de schadeberekening/schade-omvang en de wijze waarop de rechtbank haar berekeningen heeft toegepast nadere beschouwing behoeven.
8.1.2 Omdat bij gelegenheid van de pleidooien in hoger beroep zijdens [geïntimeerde] te kennen was gegeven, dat inmiddels de litigieuze terrastegels waren vervangen door nieuwe tegels, heeft het hof tevens overwogen, dat daarom de werkelijke kosten die daarmee voor [geïntimeerde] gemoeid zijn (geweest) thans, aan de hand van verificatoire bescheiden, vastgesteld moesten kunnen worden.
8.1.3 Bepaald werd aldus, dat [geïntimeerde] een overzicht van die kosten, onder bijvoeging van bedoelde schriftelijke bescheiden c.q. kopieën daarvan, waar nodig voorzien van verdere toelichting, bij akte in het geding diende te brengen.
8.2 [geïntimeerde] heeft bij zijn akte slechts één productie overgelegd, zijnde een factuur d.d. 16 juli 2003 van dakdekkersbedrijf [persoonsnaam] te [plaatsnaam], factuurnummer 030707.
8.2.1 Iedere toelichting van [geïntimeerde] bij die nota van [dakdekker] en de daarin opgenomen kostenposten ontbreekt.
[appellant] brengt een groot aantal bezwaren naar voren tegen het ontbreken van onderliggende en/of verdere bewijsstukken, en tevens tegen de afzonderlijke posten.
8.2.2 De factuur luidt als volgt:
19 m2 isolatie a € 28,58 543,02
19 m2 alkorplan a € 47,64 905,16
12m l plank monteren a € 9,52 114,24
1 hemelwaterafvoer 71,74
opgaand metselwerk 285,88
2 kolommen inwerken a € 190,58 381,16
19 m2 daktegels a E 47,64 905,16
subtotaal: € 3.206,09
2% kredietbeperkingstoeslag 64,12
asbestsanering (door derden) 4.975,--
waaronder met de hand geschreven staat genoteerd:
"voldaan p. kas op d.d. 17-9-'03". In de ondertekening valt de naam [dakdekker] te lezen.
Het hof gaat er daarom van uit, dat [geïntimeerde] deze factuur heeft voldaan.
8.2.3 Met [appellant] is het hof van oordeel, dat een aantal van de onder 8.2.2 vermelde posten niet toewijsbaar is, omdat door [geïntimeerde] op generlei wijze duidelijk c.q. aannemelijk is gemaakt dat die kosten noodzakelijk gemaakt moesten worden ter vervanging van de tegels. Het hof doelt daarbij op de posten "plank monteren", "hemelwaterafvoer", "opgaand metselwerk" en "2 kolommen inwerken".
Niet valt in te zien dat dergelijke werkzaamheden, die zoals [appellant] opmerkt in zijn antwoord-akte in feite te maken hebben met een volledige dakrenovatie, bij partieel herstel als de vervanging van de daktegels noodzakelijk waren.
Indien [geïntimeerde] volledige dakrenovatie prefereerde, dient het meerdere voor dergelijke werkzaamheden voor zijn rekening te blijven.
8.2.4 Wel komen voor vergoeding in aanmerking - met inachtneming van het hierna onder 8.3.1 t/m 8.3.3 overwogene - de posten daktegels, alkorplan en isolatie, die het hof thans zal bespreken, en de asbestsanering door derden.
In het tussenarrest heeft het hof reeds overwogen (r.o. 4.4.4) niet onredelijk te achten dat [geïntimeerde] wenste over te gaan tot vervanging van de tegels.
De door de rechtbank benoemde deskundige heeft in zijn rapportage onder 6.3 als opmerking vermeld, dat indien de tegels verwijderd worden, het niet te voorkomen is dat het dakleer beschadigd wordt, en dat teneinde lekkage in de toekomst te voorkomen, het noodzakelijk is om nieuwe dakbedekking aan te brengen. In de bij conclusie van eis in eerste aanleg overgelegde offerte van ABR Milieutechnieken van 15 november 1996 valt op blz. 3 een soortgelijke mededeling te lezen.
Het hof acht daarom ook de posten alkorplan en isolatie kosten, die in het kader van de sanering van de asbesttegels terecht zijn gemaakt.
8.3.1 Het hof onderschrijft evenwel het oordeel van de rechtbank, dat verrekening voor de dakbedekking wegens "nieuw voor oud" passend is, en acht evenals de rechtbank niet onaannemelijk dat de thans verwijderde tegels en dakbedekking reeds voor 50% afgeschreven waren.
Uitgegaan zal daarom worden van de helft van € 905,16, zijnde € 452,58 voor de daktegels, en voorts € 271,51 en € 452,58, zijnde de helft van die kostenposten voor resp. isolatie en alkorplan, tezamen € 1.176,67.
De factuur vermeldt 2% kredietbeperking bij betaling vóór de vervaltdatum. [geïntimeerde] heeft blijkens de aantekening op de factuur vóór de vervaldatum betaald, zodat 2% aftrek in mindering dient te worden gebracht op voormeld bedrag van € 1.176,67 (welke 2% uitkomt op € 23,53).
8.3.2 In de factuur van [dakdekker] is de post "door derden uitgevoerde asbestsanering" opgenomen voor een bedrag van € 4.975,--. Specificatie of (onderliggende) verificatoire bescheiden daarbij ontbreken, evenzeer als iedere toelichting daarbij van [geïntimeerde]. Het hof onderschrijft dan ook, temeer bij vergelijking met de eerder in het geding gebrachte offertes en berekeningen, het bezwaar van [appellant] dat deze post ten bedrage van € 4.975,-- excessief hoog voorkomt. Nu ondanks de in het arrest van
1 juni 2004 door het hof uitdrukkelijk tot [geïntimeerde] gerichte vraag om verificatoire bescheiden en waar nodig nadere toelichting, [geïntimeerde] iedere onderbouwing zijnerzijds daarvan achterwege heeft gelaten, acht het hof de noodzaak tot het maken van kosten in die omvang niet aangetoond.
Wel stelt het hof vast, dat (ook) in de eerdere ten processe overgelegde offertes sprake is van het door derden laten verrichten van dergelijke werkzaamheden. Met name acht het hof van belang vergelijking met de offerte van ABR Milieutechnieken (prod. bij cve) van 15 november 1996, daar deze betreft de verwijdering van de asbesttegels en de daarbij behorende werkzaamheden, geoffreerd voor
ƒ 3.820,-- excl. BTW (dat is incl. BTW ƒ 4.488,50).
De van juli 2000 daterende offerte-[persoonsnaam], die deel uitmaakt van het rapport van de door de rechtbank benoemde deskundige Inpijn-Blokpoel, vermeldt een totaalprijs van ƒ 14.900,-- excl. BTW, dat wil zeggen incl. BTW ƒ 17.507,50. Deze offerte bevat echter geen specificatie van de afzonderlijke kostenposten: de werkzaamheden betreffende het demonteren en afvoeren van de asbesthoudende materialen vormen daarvan een niet nader in bedragen aangegeven onderdeel.
Het totaal van hetgeen [dakdekker] bij zijn factuur in rekening heeft gebracht bedraagt € 8.245,21 (in Euro). Over BTW wordt daarbij niet gerept, en uit niets blijkt dat door [geïntimeerde] enige opslag wegens BTW aan [dakdekker] werd voldaan.
8.3.3 Gelet op het hiervoor onder 8.3.2 overwogene, en bij vergelijking rekening houdende met de ook door de rechtbank toegepaste prijsopslag van (ca.) 4% per jaar - die het hof zal toepassen over de periode tot aan de datum van de factuur van [dakdekker] - acht het hof ex aequo et bono ten aanzien van "door derden uitgevoerde asbestsanering"een door [appellant] voor deze werkzaamheden te betalen vergoeding ten bedrage van € 4.000,-- passend.
8.4 Het vorenstaande leidt ertoe, dat de door [appellant] aangevoerde grief III ook voor het overige faalt, maar dat de grieven IV en V in ieder geval gedeeltelijk slagen.
8.4.1 Op de door [appellant] in de toelichting bij zijn vierde en vijfde grief naar voren gebrachte klachten tegen de werkwijze en het optreden van de deskundige, en tegen de door de rechtbank toegepaste berekeningswijze behoeft het hof niet verder in te gaan, omdat het hof op basis van de aan [geïntimeerde] in rekening gebrachte kosten tot een andere berekening komt.
8.4.2 Nu het het hof uitgaat van daadwerkelijk door [geïntimeerde] betaalde bedragen - zij het met de aanpassing als onder 8.3.3 - is er geen grond, tegelijkertijd met de wettelijke rente bovendien een prijsopslag toe te passen. In zoverre slaagt grief V.
8.4.3 Als hoofdsom acht het hof toewijsbaar de hiervoor genoemde bedragen van € 4.000,-- + € 1.176,67 minus € 23,53, zijnde € 5.153,14. Naar het oordeel van het hof dient dit bedrag van in hoofdsom € 5.153,14 aangemerkt te worden als het door [appellant] aan [geïntimeerde] te vergoeden bedrag aan door [geïntimeerde] daadwerkelijk geleden schade als gevolg van het niet beantwoorden aan de overeenkomst van het door [appellant] geleverde. Het komt het hof redelijk voor over deze hoofdsom de wettelijke rente toe te wijzen met ingang van de datum van de in deze rechtsoverweging genoemde betaling door [geïntimeerde]; volgens aantekening op de factuur is door [geïntimeerde] op 17 september 2003 betaald.
8.5 Dat brengt mede, dat het vonnis van de rechtbank van 10 mei 2001 moet worden bekrachtigd, maar dat het eindvonnis van 22 januari 2003 niet in stand kan blijven, zodat laatstgenoemd vonnis zal worden vernietigd, nu het hof komt tot toewijzing van een lager bedrag, op basis van deels andere gegevens dan die welke de rechtbank aan haar eindbeslissing ten grondslag had gelegd.
8.5.1 Het hof beschouwt, ofschoon enkele van de grieven van [appellant] (gedeeltelijk) slagen, [appellant] te dezer zake als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, zodat de proceskostenveroordeling in eerste aanleg gehandhaafd blijft, en hij tevens veroordeeld wordt in de kosten van de procedure in hoger beroep.
bekrachtigt het tussenvonnis van de rechtbank te Maastricht, d.d. 10 mei 2001 tussen partijen gewezen;
vernietigt het eindvonnis van 22 januari 2003, waarvan beroep, behoudens ten aanzien van de proceskosten, en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellant] om aan [geïntimeerde] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 5.153,14, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 17 september 2003 tot aan de dag der algehele voldoening;
bekrachtigt het vonnis van 22 januari 2003 ten aanzien van de proceskostenveroordeling;
verklaart deze uitspraak tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt [appellant] voorts in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 328,-- aan verschotten en € 1.896,-- aan salaris procureur;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. Huijbers-Koopman, De Klerk-Leenen en Van Wechem en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 11 januari 2005 en ondertekend door de griffier en de rolraadsheer.