ECLI:NL:GHSHE:2005:AS7915

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
11275; 20.002339.04
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
  • R. Rijken
  • B. Bergkotte
  • M. Mooy
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank bij beklag tegen beslag in het kader van ontnemingsvordering

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 februari 2005 uitspraak gedaan over de bevoegdheid van de rechtbank in een beklagprocedure tegen beslaglegging. Klager, die preventief gedetineerd is, had een personenauto van het merk BMW in beslag genomen gekregen tijdens een doorzoeking van zijn woning op 22 augustus 2003. De officier van justitie te Breda had op 22 december 2003 een vordering tot conservatoir beslag ingediend, met als doel het recht van verhaal te waarborgen voor een toekomstige verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Klager verzocht het hof om het beslag op te heffen en de teruggave van de auto te gelasten.

Tijdens de behandeling in raadkamer op 3 februari 2004 werd het standpunt ingenomen dat het hof bevoegd zou zijn, aangezien de strafzaak tegen klager in hoger beroep bij het hof diende. De advocaat-generaal betoogde echter dat de rechtbank Breda bevoegd was, omdat de inbeslagneming plaatsvond in het kader van een ontnemingsprocedure die nog niet door de rechtbank was behandeld. Het hof overwoog dat, volgens artikel 552a lid 2 van het Wetboek van Strafvordering, het klaagschrift ingediend moest worden bij het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd.

Het hof concludeerde dat de rechtbank Breda de bevoegde instantie was, omdat de ontnemingsprocedure daar zou plaatsvinden. Het hof verklaarde zich onbevoegd om van het beklag kennis te nemen en bepaalde dat het klaagschrift doorgezonden moest worden aan de rechtbank Breda. Deze beslissing werd genomen door de rechters Rijken, Bergkotte en Mooy, waarbij Rijken niet in staat was de beslissing mede te ondertekenen.

Uitspraak

raadkamernr. : 11275
parketnummer : 20.002339.04
uitspraakdatum : 17 februari 2005
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
raadkamer
BESCHIKKING OP BEKLAG OMTRENT INBESLAGGENOMEN GOEDEREN
Beschikking op het op 24 november 2004 ter griffie van dit hof ingediende beklag van:
[naam 1],
te dezer zake domicilie kiezende ten kantore van zijn raadsman
mr. B.G.J. de Rooij, aan de Boutenslaan 2 te (5615 CW) Eindhoven,
hierna te noemen: klager,
in de strafzaak tegen:
[naam 2],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1967,
wonende te [adres],
thans preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting P.I. Dordtse Poorten te Dordrecht.
Het beklag richt zich tegen het uitblijven van een last tot teruggave van de in het klaagschrift genoemde en onder klager in beslaggenomen personenauto (BMW met kenteken ZL-VL-65).
Feitelijke gang van zaken en procesverloop
Onder klager is bij een doorzoeking in zijn woning op 22 augustus 2003 door de rechter-commissaris onder meer een personenauto van het merk BMW en voorzien van het kenteken ZL-VL-65 inbeslaggenomen.
De officier van justitie heeft in de strafzaak tegen [naam 2], parketnummer 02/004290-03 (betreffende – onder andere - overtreding van de Opiumwet), op 22 december 2003 een vordering machtiging – handhaven - conservatoir beslag bij de rechter-commissaris ingediend. De vordering vermeldt dat dit conservatoir beslag dient te worden gelegd tot bewaring van het recht van verhaal voor een in de zaak contra [naam 2] door de rechter op te leggen verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Op 22 december 2003 heeft de rechter-commissaris op de voet van het bepaalde bij artikel 103 Wetboek van Strafvordering de gevraagde machtiging verleend. In de bijlage I van deze vordering wordt onder andere de onderhavige personenauto van het merk BMW en voorzien van het kenteken ZL-VL-65 onder nummer 3. genoemd.
Bij klaagschrift van 23 november 2004 heeft klager zich gewend tot het hof met het verzoek om het conservatoir beslag op te heffen en de teruggave van de personenauto te gelasten aan klager. Het klaagschrift is op 24 november 2004 ter griffie van dit gerechtshof ingekomen.
Het hof heeft het klaagschrift behandeld in raadkamer op 3 februari 2004. Daarbij zijn gehoord klager, de advocaat van klager mr. B.G.J. de Rooij, de advocaat van [naam 2] mr. H.H.M. van Dijk alsmede de advocaat-generaal
De bevoegdheid van het hof
De advocaat van klager heeft ter zitting in raadkamer betoogd – zakelijk weergegeven – dat het hof bevoegd is tot behandeling van dit klaagschrift aangezien de strafzaak tegen [naam 2] in hoger beroep bij dit gerechtshof dient.
De advocaat-generaal heeft ter zitting in raadkamer – zakelijk weergegeven – het standpunt ingenomen dat niet het gerechtshof, maar de rechtbank Breda bevoegd is, aangezien de inbeslagneming heeft plaatsgehad in het kader van een door de officier van justitie aangekondigde ontnemingsprocedure waarin de rechtbank Breda nog geen beslissing heeft genomen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Ingevolge het bepaalde bij artikel 552a lid 2 Wetboek van Strafvordering moet het klaagschrift worden ingediend ter griffie van het gerecht in feitelijke aanleg waarvoor de zaak wordt vervolgd of het laatst werd vervolgd.
Gelijk hierboven vermeld dient het beslag, waartegen het beklag zich richt, uitsluitend ter bewaring van het recht van verhaal voor een op te leggen verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van het door [naam 2] wederrechtelijk verkregen voordeel. De officier van justitie te Breda heeft tijdig kenbaar gemaakt, voornemens te zijn een vordering daartoe aanhangig te maken.
Onder die omstandigheden moet de rechtbank Breda, waar de ontnemingsprocedure zal dienen, worden aangemerkt als het gerecht in feitelijke aanleg, waarvoor de zaak wordt vervolgd, als bedoeld in evenvermeld artikellid. Dit brengt mee dat te dezen de rechtbank Breda bevoegd is.
B E S L I S S I N G :
Het hof:
Verklaart zich onbevoegd van het beklag kennis te nemen.
Bepaalt dat de griffier het klaagschrift zal doorzenden aan de rechtbank Breda.
Aldus beslist door mrs. Rijken, als voorzitter, Bergkotte en Mooy, als raadsheren, in tegenwoordigheid van dhr. Boekelman als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 februari 2005.
Mr. Rijken is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.