typ. MBR
rolnr. C0301501/MA
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
vijfde kamer, van 22 februari 2005,
gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap [APPELLANTE] PENSIOEN BV,
gevestigd en kantoorhoudende te [plaatsnaam], gemeente [gemeentenaam],
appellante,
procureur: mr. G.D. Noordijk,
de besloten vennootschap M & H ADVISEURS BV,
gevestigd en kantoorhoudende te Stein,
geïntimeerde,
procureur: mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann,
op het bij exploot van dagvaarding van 19 november 2003 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank te Maastricht, sector kanton, locatie Sittard-Geleen, tussen appellante, [appellante], als gedaagde en geïntimeerde, M&H, als eiseres onder zaak/rolnummer 128172 CV EXPL 03-577 gewezen vonnis van 20 augustus 2003.
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het vonnis waarvan beroep, dat zich bij de processtukken bevindt.
2. Het geding in hoger beroep
Van dit vonnis is [appellante] tijdig in hoger beroep gekomen.
Bij memorie van grieven heeft [appellante] zeven grieven aangevoerd en geconcludeerd zoals in het petitum van deze memorie nader staat omschreven.
Bij memorie van antwoord heeft M&H onder overlegging van een productie de grieven bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis, kosten rechtens.
Vervolgens hebben partijen de stukken overgelegd en uitspraak verzocht.
Voor de exacte inhoud van de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven. Met deze grieven wordt het geschil in volle omvang aan het hof ter beoordeling voorgelegd.
4.1 Het hof gaat uit van de volgende feiten:
a) In de periode van 1996 tot en met 2001 heeft M&H in opdracht en voor rekening van [appellante] accountantswerkzaamheden uitgevoerd.
b) In dezelfde periode heeft M&H eveneens dergelijke werkzaamheden uitgevoerd voor een andere vennootschap van de directeur van [appellante], [andere vennootschap directeur appellante].
c) M&H heeft beide vennootschappen afzonderlijk gefactureerd. Bij betalingen hierop werd niet altijd duidelijk aangegeven op welke facturen en/of vennootschappen deze betrekking hadden.
d) Voor de werkzaamheden betreffende de jaren 1997, 1998 en 1999 hebben partijen prijsafspraken gemaakt. Voor 1997 en 1998 was het bedrag ƒ 5.000,= excl. BTW en voor 1999 ƒ 8.000,= incl. BTW. Hierbij ging het om het opstellen van de jaarstukken en het verzorgen van de aangiften vennootschapsbelasting voor beide vennootschappen.
4.2 M&H vordert in deze procedure betaling van zes facturen die niet (volledig) zijn voldaan, in totaal € 1.655,97, met € 272,= aan buitengerechtelijke incassokosten en met wettelijke rente vanaf 22 januari 2003 over het totaalbedrag van € 1.927,97.
4.3 Bij het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter de hoofdsom met de daarover gevorderde wettelijke rente alsmede de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zonder rente toegewezen.
4.4 Volgens [appellante] is de vordering van M&H onvoldoende onderbouwd omdat de facturen die in de inleidende dagvaarding zijn vermeld niet corresponderen met de bij conclusie van repliek overgelegde facturen. Bij memorie van antwoord heeft M&H toegelicht dat in de inleidende dagvaarding in plaats van de factuurnummers de boekstuknummers zijn vermeld en dat bij enkele facturen guldens in plaats van euro's zijn opgenomen, maar dat een correcte opsomming bij conclusie van repliek onder F is gegeven.
4.5 M&H voegt daaraan toe dat voor factuur 5463 ad € 92,23 die in dat overzicht is vermeld, gelezen moet worden factuur 5464 voor hetzelfde bedrag. Factuur 5463 betreft [andere vennootschap directeur appellante], factuur 5464 [appellante]. Bij memorie van antwoord heeft M&H de zes facturen overlegd; vijf daarvan (en factuur 5463) waren bij conclusie van repliek overgelegd. Het hof gaat ervan uit dat het voor [appellante] voldoende duidelijk was dat M&H in feite factuur 5464 op het oog had nu in het overzicht van facturen van beide vennootschappen (prod. 26 cvr) bij de facturen voor [andere vennootschap directeur appellante] factuur 5463 d.d. 17 januari 2002 ad € 92,23 is vermeld en bij de facturen voor [appellante] factuur 5464 d.d. 17 januari 2002 ad € 92,23.
4.6 Het hof acht hiermee de vordering van M&H voldoende onderbouwd en voor [appellante], ondanks de op zichzelf hinderlijke verschrijvingen, voldoende duidelijk. Het verweer van [appellante] op dit punt dient verworpen te worden.
4.7 Door [appellante] is niet betwist dat alle door M&H gefactureerde werkzaamheden daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Het verweer van [appellante] komt erop neer dat alle uitgevoerde werkzaamheden onder de gemaakte prijsafspraken vielen en dat zij (meer dan) de daarmee gepaard gaande bedragen heeft voldaan, zodat M&H niets meer van haar te vorderen heeft.
4.8 Volgens M&H betroffen de prijsafspraken alleen het opstellen van de jaarstukken en de aangiften vennootschapsbelasting en dienden alle overige werkzaamheden die niet rechtstreeks daarmee te maken hadden (inboeken/advies/lonen) afzonderlijk op regiebasis afgerekend te worden. Daarnaast wijst M&H erop dat [appellante] twee facturen betreffende de jaarstukken niet of niet volledig heeft voldaan.
4.9 Het hof overweegt hierover het volgende. M&H heeft, onbetwist, gesteld dat indien en voor zover [appellante] en/of [andere vennootschap directeur appellante] betaalde in ronde bedragen die niet tot bepaalde facturen waren te herleiden, zij - M&H - die betalingen placht toe te rekenen aan de oudste facturen en bij facturen van gelijke datum aan die van [andere vennootschap directeur appellante]. Het overzicht van facturen en betalingen van beide vennootschappen (prod. 26 cvr) is door [appellante]
op zich niet betwist, zodat van de juistheid hiervan uitgegaan dient te worden. Uit dit overzicht maakt het hof op dat M&H de gedane betalingen aldus aan [andere vennootschap directeur appellante] heeft toegerekend dat zij van deze vennootschap niets meer te vorderen heeft en niets meer vordert en dat zij het tekort tussen het totale factuurbedrag van beide vennootschappen (€ 24.192,39) en de gedane betalingen ten behoeve van beide vennootschappen (€ 22.550,04) als openstaand factuurbedrag voor [appellante] aanmerkt. Daarbij is er een verschil van € 13,62 tussen dit tekort van € 1.642,35 en het gevorderde bedrag van € 1.655,97, maar de verklaring voor dit verschil van M&H (cvr onder F laatste alinea) wordt door [appellante] niet bestreden, zodat het hof hieraan voorbijgaat.
4.10 Uitgaande van de juistheid van dit overzicht dient het verweer van [appellante] als onvoldoende gemotiveerd gepasseerd te worden. Immers, haar verweer zoals aangegeven in de toelichting op grief 2 is dat er sprake is van een prijsafspraak ten bedrage van in totaal ƒ 19.750,= incl. BTW (€ 8.962,16).
4.11 Indien haar verweer inhoudt dat deze afspraak geldt voor alle werkzaamheden die M&H voor beide vennootschappen heeft uitgevoerd en daarop wijst haar toelichting op grief 3, is dit verweer gezien het totaalbedrag aan betalingen van € 22.550,04 niet aannemelijk te achten. Dit aanzienlijke verschil wordt door [appellante] in ieder geval niet verklaard of toegelicht.
4.12 Indien haar verweer inhoudt dat deze afspraak alleen geldt voor alle werkzaamheden die M&H voor [appellante] heeft uitgevoerd, is dit verweer gezien het totaalbedrag van € 7.063,08 aan facturen ten name van [appellante] niet aannemelijk te achten. In dat geval is het door M&H gerekende bedrag immers nog onder het afgesproken bedrag gebleven, terwijl door [appellante] niet is aangetoond dat de gedane betalingen zien op deze facturen.
4.13 Een en ander brengt mee dat het verweer van [appellante] tegen de gevorderde hoofdsom wordt verworpen, zodat de grieven 1 tot en met 6 die daarop betrekking hebben falen. Grief 7 betreft de buitengerechtelijke incassokosten en de wettelijke rente. Deze grief gaat er blijkens de toelichting vanuit dat de gevorderde hoofdsom niet verschuldigd is; nu dat wel het geval is, deelt deze grief het lot van de andere grieven en wordt verworpen.
4.14 Voor het overige zijn door [appellante] geen feiten en omstandigheden gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel leiden, zodat haar bewijsaanbod als niet relevant gepasseerd dient te worden.
4.15 Nu alle grieven zijn verworpen dient het vonnis waarvan beroep te worden bekrachtigd met veroordeling van [appellante] als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het hoger beroep.
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op deze uitspraak aan de zijde van M&H begroot op € 205,= aan verschotten en op € 632,= aan salaris procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. Brandenburg, Meulenbroek en Feddes en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 22 februari 2005 en ondertekend door de griffier en de rolraadsheer.