ECLI:NL:GHSHE:2005:AS9756

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R200400759
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Smeenk-van der Weijden
  • A. van Teeffelen
  • J. Spliet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van alimentatie en draagkracht in echtscheidingszaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 maart 2005, gaat het om een hoger beroep inzake alimentatie na een echtscheiding. De man, appellant, heeft verzocht om wijziging van de eerder vastgestelde alimentatie voor zijn ex-vrouw en hun twee minderjarige kinderen. De rechtbank te Maastricht had eerder op 10 oktober 2002 een echtscheidingsbeschikking gegeven, waarin de man was veroordeeld tot betaling van € 200,- per kind per maand en € 175,- per maand voor de vrouw. De man betwistte zijn draagkracht en de behoefte van de vrouw aan aanvullende alimentatie. Het hof heeft de financiële situatie van beide partijen onderzocht, inclusief de woonlasten en andere relevante kosten. Het hof oordeelde dat de man in staat was om een lagere bijdrage te betalen voor de vrouw, namelijk € 110,- per maand van 1 september 2003 tot 1 januari 2004 en € 125,- per maand vanaf 1 januari 2004. De behoefte van de kinderen aan alimentatie werd vastgesteld op € 200,- per kind per maand, wat niet in geschil was. De proceskosten werden gecompenseerd, aangezien partijen gewezen echtgenoten zijn. De beschikking van de rechtbank werd gedeeltelijk vernietigd en de alimentatie werd aangepast, waarbij het hof rekening hield met de fiscale aspecten en de woonlasten.

Uitspraak

9 maart 2005
Rekestenkamer
Rekestnummer R200400759
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
Beschikking
In de zaak in hoger beroep van:
[Naam appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
de man,
procureur mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann,
t e g e n
[Naam geintimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
de vrouw,
procureur mr. J.E. Benner.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank te Maastricht van 23 juni 2004, waarvan de inhoud bij partijen bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 17 september 2004, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de bijdrage die de man dient te voldoen in het levensonderhoud van de vrouw met ingang van 1 juli 2003 nader te bepalen op nihil en de bijdrage die de man dient te voldoen in het levensonderhoud van de beide minderjarige kinderen met ingang van 1 juli 2003 nader te bepalen op een bedrag van E. 175,- per maand per kind en met ingang van 1 augustus 2003 op een bedrag van E. 141,09 per maand per kind, althans op zodanige bedragen en met zodanige ingangsdatum als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 18 oktober 2004, heeft de vrouw verzocht het door de man ingestelde appèl af te wijzen.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 februari 2005. Bij die gelegenheid zijn partijen en hun raadslieden gehoord.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het beroepschrift;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 10 februari 2004;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 28 september 2004;
- de brief met bijlagen van de advocaat van de man, ingekomen ter griffie op 1 oktober 2004;
- het faxbericht met bijlagen van de advocaat van de man d.d. 27 januari 2005;
- het faxbericht met bijlagen van de advocaat van de vrouw d.d. 1 februari 2005.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1. Partijen zijn op 26 juli 1991 met elkaar gehuwd.
De tussen hen gewezen echtscheidingsbeschikking van 10 oktober 2002 van de rechtbank te Maastricht is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand op 1 november 2002.
4.2. Uit het huwelijk van partijen zijn geboren:
- [minderjarige zoon], op [geboortedatum] en
- [minderjarige dochter], op [geboortedatum],
over wie partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen.
4.3. Bij voornoemde echtscheidingsbeschikking is de man veroordeeld tot betaling van E. 200,- per kind per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige zoon] en [minderjarige dochter] en is de man veroordeeld tot betaling van E. 175,- per maand als bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de vrouw.
4.3.1. De man heeft wijziging gevraagd van deze bijdragen. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. Van deze beslissing is de man in hoger beroep gekomen.
Ingangsdatum alimentatie
4.4. Partijen zijn ter terechtzitting in hoger beroep overeen gekomen dat de eventueel te wijzigen kinder- en/of partneralimentatie per 1 september 2003 in dient te gaan.
Behoefte
4.5. De behoefte van de kinderen aan de vastgestelde bijdrage van E. 200,- per kind per maand is in hoger beroep niet in geschil, zodat deze vast staat.
De man betwist in zijn beroepschrift de (aanvullende) behoefte van de vrouw. Hij is van mening dat de vrouw gegevens in het geding dient te brengen betreffende haar huidige financiële positie, zodat kan worden beoordeeld of zij nog langer behoefte heeft aan een door de man te betalen (aanvullende) bijdrage in haar levensonderhoud. Bij faxbericht van 1 februari 2005 heeft de vrouw haar salarisstroken van september 2004, oktober 2004, januari 2005 en een behoefteberekening overgelegd. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de man zijn grief met betrekking tot de behoefte van de vrouw ingetrokken. Daarmee is de behoefte van de vrouw aan de vastgestelde bijdrage van E. 175,- per maand voldoende komen vast te staan.
Draagkracht
4.6. De man stelt dat zijn draagkracht ontoereikend is om de hem opgelegde bijdragen in de kosten van levensonderhoud van de vrouw en de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen te betalen.
4.7. Met betrekking tot de financiële situatie van de man gaat het hof uit van de navolgende gegevens. Deze gegevens zijn door de rechtbank vastgesteld en niet weersproken óf zijn ter terechtzitting in hoger beroep door beide partijen akkoord bevonden.
a. Inkomen van de man
- De periode van 1 september 2003 tot 1 januari 2004: een fiscaal jaarinkomen van E. 37.785,- (blijkens de jaaropgave 2003), nog te vermeerderen met E. 613,- per jaar aan spaarloon;
- De periode vanaf 1 januari 2004: een fiscaal jaarinkomen van E. 38.089,- (blijkens de jaaropgave 2004), nog te vermeerderen met E. 613,- per jaar aan spaarloon.
De huidige echtgenote van de man beschikt over een inkomen uit uitkering van ongeveer E. 660,- netto per maand, inclusief vakantiegeld. Dit inkomen wordt in beide periodes als netto inkomen bij het inkomen van de man opgeteld.
b. Maandelijkse lasten van de man (geldend voor beide periodes).
1. Normbedrag Wwb voor een gezin, inclusief de maximale toeslag en de woonkostencomponent, ter voorziening in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud;
2. Woonlasten: een redelijke netto woonlast ten bedrage van in totaal E. 615,- (omvattende de hypotheekrente, de premie levensverzekering en de eigenaarslasten, minus de ondergrens van de huursubsidie/voornoemde woonkostencomponent);
3. Ziektekosten: E. 210,- aan premie ziektekostenverzekering (exclusief de nominale premie) en E. 22,- aan premie aanvullende ziektekostenverzekering ten behoeve van de huidige echtgenote van de man;
4. Kosten omgangsregeling: E. 45,-;
5. Herinrichtingskosten: E. 100,- (maximaal 2 jaar, te rekenen vanaf 1 april 2003, de datum waarop bij de moeder van de partner van de man geld is geleend ten behoeve van de aanschaf van de inboedel);
6. Aflossing op schulden van huidige echtgenote van de man: E. 100,-.
Vaststelling besteedbaar inkomen
4.8. Voornoemd inkomen van de man resulteert voor de periode van 1 september 2003 tot 1 januari 2004 in een besteedbaar inkomen van ongeveer E. 3.040,- per maand en voor de periode vanaf 1 januari 2004 in een besteedbaar inkomen van ongeveer E. 3.070,- per maand, waarbij in beide periodes rekening is gehouden met de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en het eigenwoningforfait van E. 1.328,- per jaar (niet weersproken). In afwijking van de aanbevelingen van de werkgroep alimentatienormen in het Trema-rapport is het hof van oordeel dat ook met betrekking tot de woonlasten sprake dient te zijn van gelijkheid boven en onder de streep. Daarom heeft het hof in beide periodes ook in fiscaal opzicht (boven de streep) slechts rekening gehouden met een (fictieve) redelijke hypotheekrente op jaarbasis van
E. 6.552,-. Het hof heeft deze hypotheekrente als volgt berekend: Partijen zijn overeengekomen dat de totale netto woonlast E. 615,- per maand dient te bedragen. Uitgaande van de door de man te betalen en op zich niet weersproken premie levensverzekering van E. 150,- per maand, de forfaitaire eigenaarslasten van E. 95,- per maand en rekening houdend met de op de bruto woonlast in mindering te brengen ondergrens huursubsidie (gelijk aan de in de bijstandsnorm begrepen woonkostencomponent) van E. 176,- per maand, heeft het hof de (fictieve) hypotheekrente becijferd op E. 546,- per maand. Dit komt neer op voornoemde E. 6.552,- per jaar.
Vaststelling van de alimentatie
4.9. Op grond van hetgeen hierboven is overwogen en rekening houdend met alle relevante fiscale aspecten is het hof van oordeel dat de man:
- voor de periode van 1 september 2003 tot 1 januari 2004 in staat is tot betaling van E. 200,- per kind per maand ter voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige zoon] en [minderjarige dochter] en
E. 110,- per maand ter voorziening in het levensonderhoud van de vrouw;
- voor de periode vanaf 1 januari 2004 in staat is tot betaling van E. 200,- per kind per maand ter voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige zoon] en [minderjarige dochter] en E. 125,- per maand ter voorziening in het levensonderhoud van de vrouw.
4.10. De beschikking waarvan beroep, dient dus gedeeltelijk te worden vernietigd.
Proceskosten
4.11. De proceskosten van dit hoger beroep worden gecompenseerd, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.
5. De beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank te Maastricht van 23 juni 2004 voorzover daarin het verzoek van de man ten aanzien van de partneralimentatie met ingang van 1 september 2003 is afgewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijzigt de beschikking van de rechtbank te Maastricht van 10 oktober 2002 aldus dat de daarin vastgestelde uitkering tot het levensonderhoud van de vrouw met ingang van 1 september 2003 tot 1 januari 2004 E. 110,- per maand dient te bedragen en met ingang van 1 januari 2004 E. 125,- per maand dient te bedragen, bij vooruitbetaling te voldoen;
wijst af het meer of anders verzochte;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de op dit hoger beroep gevallen proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Smeenk-van der Weijden, Van Teeffelen en Spliet en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 9 maart 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.