ECLI:NL:GHSHE:2005:AS9906
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- M. Draijer-Udo
- A. van Soest-Van Dijkhuizen
- J. Lohuis
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen tussenbeschikking inzake omgangsregeling en pedagogische vaardigheden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de man tegen een tussenbeschikking van de rechtbank Breda, waarin de zaak is terugverwezen naar de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank had besloten om proefcontacten tussen de vrouw, de gewezen echtgenote van de man, en hun kind te organiseren. De man betwistte deze beslissing en voerde aan dat er sprake was van schending van fundamentele rechtsbeginselen en verzuim van essentiële vormen, waardoor hij niet in staat was om een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak te krijgen. Het hof oordeelde dat de bestreden beslissing een tussenbeschikking was, waartegen in beginsel geen hoger beroep mogelijk is, maar dat dit wel kan samen met een eindbeschikking. De man had in zijn beroepschrift grieven geformuleerd ter onderbouwing van zijn stelling dat hij ontvankelijk moest worden geacht in het hoger beroep tegen de tussenbeschikking. Het hof concludeerde echter dat de man niet-ontvankelijk was in zijn beroep tegen de tussenbeschikking, omdat de toepasselijkheid van artikel 358 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet werd aangetast door de door de man aangevoerde gronden. De uitspraak van het hof werd gedaan op 22 februari 2005, na een mondelinge behandeling op 18 januari 2005, waarbij de man en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De vrouw was niet ter zitting verschenen.