4.2. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
Medio mei 2000 hebben partijen een overeenkomst gesloten op grond waarvan [appellante] in opdracht en voor rekening van [geïntimeerde] schilderwerk heeft verricht en isolerend glas heeft aangebracht aan het pand aan de [adres] te [plaatsnaam]. De overeengekomen aanneemsom bedroeg € 7.584,93 (f 16.715,00). Vervolgens heeft [geïntimeerde] aan [appellante] opdracht gegeven voor soortgelijke werkzaamheden aan zijn woonhuis aan de [adres 2] te [plaatsnaam]. De totale aanneemsom kwam daarmee op € 10.266,44. [geïntimeerde] heeft daarvan € 3.101,13 (voor het pand te [plaatsnaam]) betaald. Binnenschilderwerk was alleen afgesproken voor zover dat herstel van beschadigingen door het plaatsen van isolerend glas betrof.
[appellante] heeft aan het pand te [plaatsnaam] de beglazing aangebracht in oktober 2000 en het schilderwerk verricht in april 2001. Daarna heeft [appellante] aan [geïntimeerde] laten weten dat het werk gereed was. [geïntimeerde] heeft daarop medegedeeld dat hij vooralsnog geen tijd had voor controle. Op
25 augustus 2001 hebben partijen gezamenlijk een controle uitgevoerd. Aangezien geen van partijen een sleutel van het pand bij zich had en de huurder niet thuis was, is alleen de buitenvoorzijde bekeken. [geïntimeerde] heeft daarbij drie klachten geuit. Bij brief van 15 september 2001 heeft [appellante] aan [geïntimeerde] laten weten dat de opleverpunten waren afgewerkt en heeft zij om betaling van het resterende bedrag van f 15.790,-- (€ 7.113,76) verzocht.
Op 3 oktober heeft [appellante] [geïntimeerde] in gebreke gesteld en verzocht het bedrag voor 10 oktober 2001 te betalen.
Bij brief van 4 oktober 2001 heeft [geïntimeerde] aan [appellante] uitgebreid uiteengezet wat volgens hem tussen partijen was afgesproken, op welke punten de uitvoering aan het werk aan het pand te [plaatsnaam] niet goed was verlopen, en op welke punten er nog steeds klachten bestonden (onder meer sluitingen, plamuren van de zijkant van de goot, vensterbanken achter, sluitend maken deuren en ramen, ramen dicht gekit, geen dekkende verflaag, beschadigingen, glaslatten binnenzijde, verfresten op muren). [geïntimeerde] verzocht [appellante] een oplossing te bieden binnen twee weken, bij gebreke waarvan hij het werk aan een derde zou uitbesteden op kosten van [appellante].
[appellante] is daar niet inhoudelijk op ingegaan maar heeft bij brief van 20 oktober 2001 aan [geïntimeerde] bericht dat hij met ontsteltenis de brief van 4 oktober 2001 heeft waargenomen en dat hij de zaak uit handen zal geven aan zijn rechtsbijstandverzekeraar.
Daarna heeft de raadsman van [appellante] aan [geïntimeerde] een sommatie gezonden d.d. 20 november 2001. [geïntimeerde] heeft daarop bij brief van 10 december 2001 geantwoord dat hij [appellante] verschillende malen om een oplossing heeft verzocht en dat hij zal betalen wanneer [appellante] haar afspraken is nagekomen. De raadsman van [appellante] heeft daarop bij brief van
3 januari 2002 aan [geïntimeerde] een voorstel gedaan, dat door [geïntimeerde] bij brief van 26 januari 2002 is afgewezen onder het doen van twee alternatieve voorstellen. Op 15 april 2002 heeft [geïntimeerde] aan de raadsman van [appellante] een telefoongesprek van die ochtend bevestigd, waarin [geïntimeerde] constateert dat er van de zijde van [appellante] niet wordt meegewerkt aan een oplossing en dat [geïntimeerde] genoodzaakt is zelf een taxateur te benaderen om het werk op te nemen.
Het schilders-en afwerkingsbedrijf [schilders- en afwerkingsbedrijf] te [plaatsnaam] heeft op verzoek van [geïntimeerde] het werk van [appellante] bekeken, bij brief van 24 juni 2002 een (negatieve) kwaliteitsbeoordeling gegeven en op 24 oktober 2002 aan [geïntimeerde] bericht dat herstel en opnieuw uitvoeren van het schilderwerk een bedrag van € 14.224,67 zou kosten.
[geïntimeerde] heeft verder verklaringen overgelegd van [gepensioneerd uitvoerder], gepensioneerd uitvoerder, en van zijn vader [vader geïntimeerde], die beiden verklaren dat het werk van zeer slechte kwaliteit is.