ECLI:NL:GHSHE:2005:AT5057

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 januari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
20.003654.03 O.W.V.
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Mr. De Lange
  • Mrs. Harmsen
  • Mr. Van de Loo
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onthouding van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak met betrekking tot heroïneverkoop

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 21 januari 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde die in de periode van 1 februari 2000 tot en met 15 februari 2001 betrokken was bij de verkoop van heroïne. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde een netto voordeel heeft behaald van € 1.420,33, gebaseerd op een geschatte winst van FL. 10,-- per verkochte gram heroïne en een gemiddelde verkoophoeveelheid van 4,5 gram per dag over een periode van 380 dagen. Dit resulteert in een totaal geschat wederrechtelijk voordeel van FL. 17.100,--, omgerekend naar € 7.759,64.

De beslissing van het hof is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel regelt. Het hof heeft de eerdere uitspraak vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verplichting oplegt aan de veroordeelde om een bedrag van € 1.420,33 aan de Staat te betalen. De redengeving van de op te leggen maatregel is dat de strekking van de ontnemingsmaatregel is om het door de veroordeelde verkregen profijt van strafbare feiten terug te vorderen. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen en heeft de zaak beoordeeld op basis van de beschikbare bewijsmiddelen.

De uitspraak is gedaan in het openbaar en is geregistreerd onder parketnummer 20.003654.03 O.W.V. De veroordeelde heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen de eerdere uitspraak van de rechtbank, die op 15 april 2003 werd gedaan. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek in eerste aanleg en het hoger beroep, waarbij de betrokkenheid van de veroordeelde bij de verkoop van heroïne en cocaïne werd vastgesteld.

Uitspraak

parketnummer : 20.003654.03 O.W.V.
datum uitspraak: 21 januari 2005
verstek
dnip
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
A R R E S T
op het hoger beroep, ingesteld tegen de uitspraak ex art. 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 15 april 2003 onder parketnummer
01/049021-01, tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1975 te geboorteplaats onbekend,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
hierna te noemen: veroordeelde.
Het hoger beroep
De veroordeelde heeft tijdig tegen genoemde uitspraak hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De beslissing waarvan beroep
De beroepen beslissing zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
De beoordeling
Veroordeelde is - voorzover relevant - bij vonnis van rechtbank 's-Hertogenbosch d.d. 31 mei 2001 veroordeeld ter zake dat:
hij in de periode van 1 oktober 2000 tot en met 15 februari 2001 in de gemeente 's-Hertogenbosch, telkens opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of vervoerd, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
opleverende:
"opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid aanhef en onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd".
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zoja in hoeverre, veroordeelde wederrechtelijk voordeel - waaronder begrepen besparing van kosten - heeft verkregen door middel van of uit de baten van het bewezen verklaarde, van soortgelijke feiten of van andere feiten, waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat zij door verdachte/veroordeelde zijn begaan en waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd.
DE DOOR HET HOF GEBRUIKTE BEWIJSMIDDELEN:
PRO MEMORIE
De redengeving van de op te leggen maatregel
De strekking van de maatregel van ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel is, blijkens de wetsgeschiedenis, te bewerkstelligen dat datgene dat de veroordeelde aan door een strafbaar feit verkregen profijt heeft verworven, weer aan hem wordt ontnomen.
Het hof ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel, dat de veroordeelde door middel van het begaan van bewezen verklaarde en van soortgelijke feiten, in de periode van 1 februari 2000 tot en met 15 februari 2001 voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad en dat dit voordeel moet worden geschat op netto € 1.420,33.
Het hof gaat bij de berekening van voormeld bedrag uit van een winst van FL. 10,-- per verkochte gram heroïne en een gemiddelde verkoophoeveelheid van 4,5 gram per dag over een periode van 380 dagen (365 dagen (een jaar) plus 15 dagen).
Uitgaande van de berekende winstmarge per gram heroïne van FL. 10,-- levert de geschatte hoeveelheid van 4,5 gram per dag over 380 dagen een wederrechtelijk voordeel op van FL. 17.100,--, omgerekend een bedrag van € 7.759,64,--.
Gelet op de omstandigheid dat aan veroordeelde bij vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch d.d. 31 mei 2001 de bijkomende straf van verbeurdverklaring is opgelegd met betrekking tot een aantal geldbedragen tot een totaal van FL 13.970,-- (€ 6.339,31), is het hof van oordeel dat thans nog als voordeel resteert en derhalve het door veroordeelde te betalen bedrag dient te worden vastgesteld op
€ 1.420,33.
De toegepaste wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
B E S L I S S I N G :
Het hof:
Vernietigt de uitspraak waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op Eur. 7.759,64.
Legt aan [veroordeelde], veroordeelde voornoemd, de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van Eur. 1.420,33 (eenduizendvierhonderd en twintig euro en drieëndertig cent).
Dit arrest is gewezen door Mr. De Lange, als voorzitter
Mrs. Harmsen en Van de Loo, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. Van Ham, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 januari 2005.