ECLI:NL:GHSHE:2005:AT9293
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- mr. Harmsen
- mrs. Van de Loo
- mr. De Lange
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis van de kantonrechter inzake verkeersovertreding op autosnelweg
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 april 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Breda. De verdachte was aangeklaagd voor het rijden tegen de rijrichting in op de autosnelweg A59, wat een overtreding is van artikel 3 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. De officier van justitie had de verdachte vervolgd, maar het hof moest beoordelen of het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging. Het hof overwoog dat de vervolgingsbeslissing aan het openbaar ministerie toebehoort, conform het opportuniteitsbeginsel uit artikel 167, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering. De rechter oordeelt enkel op basis van de tenlastelegging en het onderzoek ter terechtzitting. De verdachte had aangevoerd dat de gedraging van de verbalisant, namelijk het achteruit rijden op de autosnelweg, als een Mulderfeit aangemerkt moest worden, wat administratiefrechtelijk afgehandeld had moeten worden. Het hof oordeelde echter dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging, omdat er geen feiten of omstandigheden waren die tot niet-ontvankelijkheid zouden leiden.
Het hof heeft het beroep van de verdachte tegen het vonnis van de kantonrechter behandeld en de vordering van de advocaat-generaal gehoord. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis zou vernietigen en de verdachte zou veroordelen tot een geldboete van EUR 140,--, subsidiair 2 dagen hechtenis. Het hof oordeelde dat het vonnis van de kantonrechter vernietigd moest worden, omdat het niet voldeed aan de eisen van artikel 359, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat vereist dat de inhoud van de bewijsmiddelen op een behoorlijke wijze wordt aangeduid. Uiteindelijk kwam het hof tot de conclusie dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen waren om de verdachte te veroordelen voor het ten laste gelegde feit. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van de beschuldigingen.