Parketnummer: 20-006232-04
Uitspraak : 8 juli 2005
TEGENSPRAAK
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 12 oktober 2004 in de strafzaak met parketnummer 02-002005-04 tegen:
[VERDACHTE],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]1983,
wonende te [woonplaats], [adres].
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het beroepen vonnis integraal zal worden bevestigd, ook voor wat betreft de opgelegde straffen, met uitzondering van de opgelegde gevangenisstraf, in dier voege dat het hof in plaats van die gevangenisstraf verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de tijd van 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen, waarvan 336 (driehonderdzesendertig) dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van twee jaar.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 28 juli 2004 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op of aan de openbare weg (te weten [adres]) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee en/of een geldbedrag (van ongeveer 60 euro) en/of een mobiele telefoon (merk Siemens) en/of een tijdschrift (Voetbal International), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] (van zijn fiets af) heeft/hebben geduwd, en/of
- (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal ((telkens)met kracht) tegen/op zijn hoofd heeft/hebben geschopt en/of die [slachtoffer 1] meerdere malen, althans eenmaal ((telkens) met kracht) tegen zijn borst en/of buik en/of rug en/of schouder(s), in elk geval tegen zijn (boven)lichaam heeft/hebben geschopt, en/of
- die [slachtoffer 1] (enkele meters) (aan zijn armen en/of benen) over de grond heeft/hebben getrokken/gesleept;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juli 2004 te Tilburg met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres], in elk geval op of aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit
- het (van zijn fiets af) duwen van die [slachtoffer 1], en/of
- het (vervolgens) (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) meerdere malen, althans eenmaal ((telkens)met kracht) schoppen tegen/op het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of tegen de borst en/of buik en/of rug en/of schouder(s), in elk geval tegen zijn (boven)lichaam van die [slachtoffer 1], en/of
- het (enkele meters) (aan de armen en/of benen) over de grond trekken/slepen van die
[slachtoffer 1], en/of
- het vormen/hebben van een numeriek(e) en/of fysiek(e) overmacht/overwicht op die
[slachtoffer 1],
dat hij op of omstreeks 28 juli 2004 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee en/of een geldbedrag (van ongeveer 60 euro) en/of een mobiele telefoon (Siemens) en/of een tijdschrift (Voetbal International), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
2.
hij op of omstreeks 28 juli 2004 te Tilburg met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [adres], in elk geval op of aan de openbare weg, openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen een personenauto (Cadillac Limousine), welk geweld bestond uit meerdere malen, althans eenmaal trappen tegen (de zijkant van) die auto en/of het trappen tegen en/of (met kracht) trekken aan een buitenspiegel van die auto;
subsidiair, althans indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juli 2004 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Cadillac Limousine), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
hij op of omstreeks 28 juli 2004 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft weggemaakt door die fiets op te pakken/tillen en/of die fiets in een vijver te gooien.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Het hof heeft de tenlastelegging verbeterd gelezen in dier voege, dat waar in de tenlastelegging [slachtoffer 1] staat vermeld, dient te worden gelezen [slachtoffer 1]. De verdachte is door deze verbeteringen niet geschaad in de verdediging.
Het hof is van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat verdachte het onder onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Met de rechtbank is het hof van oordeel dat - ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde feit - niet kan worden bewezen dat verdachte en zijn mededaders diefstal met geweld in vereniging hebben gepleegd. Immers, niet is komen vast te staan dat, op het moment dat verdachte en zijn mededaders geweld hebben uitgeoefend jegens het [slachtoffer 1], bij hen het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft bestaan ten aanzien van de later gestolen goederen.
Ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde handelen overweegt het hof dat niet kan worden bewezen dat verdachte "met verenigde krachten" geweld heeft gepleegd tegen de in de tenlastelegging genoemde personenauto, nu verdachte zelf weliswaar geweld heeft gepleegd tegen de personenauto, doch dat zijn medeverdachten hier geen feitelijk aandeel in hadden.
De medeverdachte(n) waren wellicht op de hoogte van de plannen doch hebben hem hooguit aangemoedigd om geweld tegen de auto uit te oefenen. Nu de steller van de tenlastelegging ervoor heeft gekozen om een oude wetsbepaling ten laste te leggen en het hof een oordeel dient te geven op grond van de tenlastelegging, kan niet bewezen worden dat verdachte "met verenigde krachten" geweld heeft gepleegd tegen de auto, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, onder 2 subsidiair en onder 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 28 juli 2004 te Tilburg met anderen aan de openbare weg, [adres], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit
- het van zijn fiets af duwen van die [slachtoffer 1], en
- het vervolgens terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag meerdere malen telkens met kracht schoppen tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en tegen de buik en rug en schouder van die [slachtoffer 1], en
- het enkele meters aan de armen en benen over de grond trekken/slepen van die [slachtoffer 1],
dat hij op 28 juli 2004 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnee en een geldbedrag van ongeveer 60 euro en een mobiele telefoon (Siemens), toebehorende aan [slachtoffer 1].
hij op 28 juli 2004 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Cadillac Limousine), toebehorende aan [slachtoffer 2], heeft vernield.
hij op 28 juli 2004 te Tilburg opzettelijk en wederrechtelijk een fiets, toebehorende aan
[slachtoffer 1], heeft weggemaakt door die fiets op te pakken en die fiets in een vijver te gooien.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 subsidiair, onder 2 subsidiair en onder 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Door het hof gebruikte bewijsmiddelen
Indien tegen dit verkort arrest beroep in cassatie wordt ingesteld, worden de door het hof gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort arrest. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort arrest gehecht.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezen verklaarde onder 1 subsidiair is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 141, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht én bij artikel 311, eerste lid, aanhef en onder 4, juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder onder 2 subsidiair is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 350, eerste lid, juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde onder onder 3 is voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 350, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het wordt gekwalificeerd zoals hierna in de beslissing wordt vermeld.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf of maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Het hof neemt in het bijzonder het volgende in ogenschouw.
Verdachte en zijn mededaders zijn in de nacht van 28 juli 2004, onder invloed van grote hoeveelheden alcohol, naar [adres] te Tilburg gegaan. Vast is komen te staan dat verdachte na het vernielen van een auto samen met zijn mededaders uit de auto zijn gestapt, waarna ze door [adres] te Tilburg zijn gelopen. Aldaar zijn verdachte en zijn mededaders het latere slachtoffer tegengekomen. Deze man wordt om voor het hof onbegrijpelijke redenen door een van de mededaders van zijn fiets afgeduwd. Vervolgens hebben alle verdachten, terwijl het slachtoffer op de grond lag, meerdere malen tegen het lichaam - ook het hoofd - van het slachtoffer geschopt. Nadat de geweldpleging tegen het slachtoffer is gestopt, trekken/slepen verdachte en zijn mededader(s) het slachtoffer enkele meters aan zijn armen en benen over de grond, teneinde de man naar hun auto te brengen. Verdachte en een van zijn mededaders hebben naast deze geweldpleging een mobiele telefoon en een portemonnee met geld, toebehorende aan het slachtoffer gestolen. Verdachte heeft voorts de fiets van het slachtoffer weggemaakt door die fiets op te pakken en in een vijver te gooien.
Verdachte en zijn mededaders hebben zich op geen enkel moment rekenschap gegeven van de mogelijkheid dat hun handelen voor het slachtoffer fatale gevolgen had kunnen hebben. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat het handelen van verdachte en diens mededaders niet anders dan als zinloos geweld moet worden bestempeld.
Naar het oordeel van het hof kan derhalve niet worden volstaan met een straf als door de advocaat-generaal gevorderd, waaronder het opleggen van een werkstraf en een leerstraf, omdat daarin onvoldoende tot uitdrukking komt de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Tevens doet een straf als door de advocaat-generaal gevorderd naar 's hofs oordeel onvoldoende recht aan de mate waarin het bewezen verklaarde persoonlijk leed teweeg heeft gebracht, te weten het leed dat verdachte en zijn mededaders aan het slachtoffer [slachtoffer 1] hebben toegebracht. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort geweld nog lange tijd in psychische en in fysieke zin problemen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen.
Naar het oordeel van het hof kan derhalve niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is met name rekening gehouden met het gewelddadig karakter van het bewezen verklaarde en de maatschappelijke onrust die daarvan het gevolg is.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf, met hieraan gekoppeld de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde, wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Bij de straftoemeting heeft het hof er rekening mee gehouden dat de verdachte terzake soortgelijke strafbare feiten nog niet eerder is veroordeeld en dat de verdachte bereid is gebleken de teweeg gebrachte schade te vergoeden.
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg een vordering tot schadevergoeding terzake feit 1 ten bedrage van EUR 981,40 en terzake feit 3 ten bedrage van EUR 622,50 ingesteld. Deze vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van EUR 1603,90. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering. Derhalve duurt de vordering van de benadeelde partij van rechtswege voort tot het toegewezen bedrag.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van verdachtes onder 1 subsidiair bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 981,40, voor welke schade verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag geheel toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Er is in deze strafzaak - ten aanzien van geleden schade van het onder 1 subsidiair bewezen verklaarde - sprake van meer dan een pleger van het strafbare feit. Het hof zal derhalve bepalen dat ieder van de plegers hoofdelijk aansprakelijk is tot een bedrag van EUR 981,40, zijnde het schadebedrag voor het onder 1 subsidiair handelen van alle verdachten. Het hof zal bepalen dat indien en voorzover een mededader van verdachte laatstgenoemd bedrag heeft voldaan, de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden
Tevens is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van EUR 622,50, voor welke schade verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag geheel toewijsbaar is, met een beslissing omtrent de kosten als hierna zal worden vermeld.
Het hof ziet aanleiding terzake de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht op te leggen als na te melden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 47, 57, 141, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder
1 subsidiair, onder 2 subsidiair en onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde oplevert:
ten aanzien van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde:
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
en
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
ten aanzien van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde:
Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, wegmaken.
Verklaart verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) maanden.
Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 4 (vier) maanden, niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd zich stelt onder het toezicht van Reclassering Nederland te Tilburg en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen, door deze instelling te geven in het reclasseringsbelang van verdachte.
Geeft deze instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe.
Veroordeelt verdachte om tegen bewijs van kwijting aan de benadeelde partij voornoemd te betalen een bedrag van EUR 1.603,90 (duizend zeshonderddrie euro en negentig cent).
Verstaat dat indien en voorzover een mededader van verdachte aan de vordering, waarvoor zij allen als mededaders hoofdelijk aansprakelijk zijn, te weten voor een bedrag van EUR 981,40, heeft voldaan, de verdachte in zoverre van deze verplichting is bevrijd. Dit gedeelte betreft de geleden schade terzake van hetgeen onder 1 subsidiair is bewezen verklaard.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij
[slachtoffer 1] gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van [slachtoffer 1], wonende te [adres][woonplaats], een bedrag te betalen van EUR 1.603,90 (duizend zeshonderddrie euro en negentig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 32 (tweeëndertig) dagen hechtenis.
Verstaat dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van het bovengenoemd bedrag, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij, daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Verstaat dat verdachte niet tot vergoeding van een gedeelte van voormeld bedrag, te weten EUR 981,40, en van de kosten is gehouden voorzover dit gevorderde bedrag reeds door zijn mededaders is voldaan.
Aldus gewezen door
mr. Van de Loo, voorzitter,
mrs. Harmsen en De Lange, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. Van Ham, griffier,
en op 8 juli 2005 ter openbare terechtzitting uitgesproken.