4.9.1. Thans komt dan aan de orde de vraag of de betalingen door BCB - waarvan de vernietiging te laat is ingeroepen zodat de vraag of deze betalingen eventueel paulianeus zijn niet meer aan de orde is - via de rekening van [geïntimeerde sub 1] onrechtmatig zijn jegens de overige crediteuren van BCB, en of [appellant sub 1] c.s. derhalve toerekenbaar tekort zijn geschoten in hun hoedanigheid van adviseurs van BCB en [geïntimeerde sub 2] c.s. door hen te adviseren om aan deze betalingsconstructie mee te werken. Deze kwesties worden bestreken door de grieven 1, 5, 6, en (het nog niet beoordeelde gedeelte van) 8 in onderling verband beschouwd. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
4.9.2. Uit hetgeen zijdens [appellant sub 1] c.s. hieromtrent is gesteld en nader wordt onderbouwd door overgelegde producties en de getuigenverklaringen van [appellant sub 2] en Geraats en de mededelingen van [appellant sub 2] ten pleidooie, is het hof gebleken dat in samenwerking met [geïntimeerde sub 2] door [appellant sub 1] c.s. een lijst is opgesteld van crediteuren, die met het uit Duitsland ontvangen geld betaald moesten worden. Deze crediteuren waren (kort samengevat) door [appellant sub 1] c.s. geselecteerd op de criteria dat zij hetzij kleine crediteuren waren omtrent wie niet het risico moest worden genomen dat zij
- met hun kleine vordering - het in voorbereiding zijnde buitengerechtelijke crediteurenakkoord zouden doorkruisen dan wel dat zij onrust in het bedrijf zouden zaaien, hetzij zij crediteuren waren die bezig waren met onderhanden werkzaamheden in opdracht van BCB, waarvan de voortgang niet door een onbetaalde crediteur verstoord moest worden, omdat dit onderhanden werk voor BCB inkomsten zou (kunnen) opleveren.
Zowel Geraats als [appellant sub 2] hebben als getuige verklaard dat de door [appellant sub 1] c.s. (in overleg met [geïntimeerde sub 2]) voor betaling geselecteerde crediteuren geen weet hadden van de betalingsproblemen bij BCB.
4.9.3. Onbetwist is, dat met deze selectieve betalingen door de in financiële moeilijkheden verkerende BCB (via de rekening van haar zusterbedrijf [geïntimeerde sub 1]), de paritas creditorum is doorbroken.
Een schuldenaar, die zijn schuldeisers ongelijk behandelt door sommige wel, en andere niet te voldoen, kan hiermee onder omstandigheden onrechtmatig handelen jegens de niet betaalde schuldeisers wanneer hij door te handelen zoals hij heeft gedaan aan hen verhaalsmogelijkheden heeft ontnomen, die zij zonder de betaling wel zouden hebben gehad. Van belang voor de beoordeling van de vraag of de schuldenaar door aldus te handelen, de zorgvuldigheidsnorm die hij jegens al zijn schuldeisers in acht moet nemen, heeft doorbroken, zijn onder meer de omstandigheden waaronder de betalingen zijn gedaan, de redenen voor de betaling, de relatie van de ontvangende partij tot de betaler, en de wetenschap bij de ontvangende partij van de financiële situatie bij de betaler.
4.9.4. Het hof is van oordeel dat BCB, door (via [geïntimeerde sub 1]) selectief te betalen aan crediteuren die geen weet hadden van de financiële moeilijkheden, om de redenen zoals hierboven in r.o. 4.9.2. aangegeven, niet onzorgvuldig is geweest jegens de overige crediteuren. Op geen enkele wijze zat hierbij immers het doel voor, om sommige crediteuren vanwege hun eigen belang te bevoordelen boven andere crediteuren, noch is gesteld of gebleken dat BCB bij de betaling van deze crediteuren een ander belang had, dan het in r.o. 4.9.2. gemelde, of dat een van deze crediteuren op enigerlei wijze zeggenschap hadden binnen BCB.
De bevoordeling - die wel plaatshad - geschiedde omdat daarmee werd getracht het bedrijf te redden en zo ook het algemeen belang van alle crediteuren beter te dienen. Indien immers een buitengerechtelijk crediteurenakkoord tot stand was gekomen, of indien alsnog een grote bate aan BCB was toegevloeid, zoals de bedoeling was, hadden de overige crediteuren daarvan kunnen profiteren. Dat de selectieve betalingen uiteindelijk niet tot een crediteurenakkoord hebben geleid en dat evenmin hierdoor extra geldbedragen bij BCB zijn binnengekomen, zoals de curator in zijn brief van 26 mei 2003 aan mr. Geuze schrijft, doet aan de uit bedrijfseconomisch perspectief beziene goede bedoelingen die bij deze betalingen voorzaten niets af.
4.9.5. [appellant sub 1] c.s. hebben ten bewijze dat zij niet alle door [geïntimeerde sub 1] ten behoeve van BCB uitgevoerde betalingen hadden geadviseerd, gewezen op de verschillende lijsten die als producties in het geding zijn gebracht, te weten de lijst met de daadwerkelijk uitgevoerde betalingen en de (kleinere) lijst met de door [appellant sub 1] c.s. geadviseerde betalingen. Ten pleidooie heeft [appellant sub 2] het hof hieromtrent desgevraagd nog een en ander verduidelijkt.
Op de lijst van door [appellant sub 1] geadviseerde betalingen - en ook op de lijst van uitgevoerde betalingen en op het bankafschrift - komen echter ook betalingen voor aan de advocaat van het toenmalige [geïntimeerde sub 2]-concern, mr. Geuze, aan het advocatenkantoor waarvan twee advocaten hadden geadviseerd bij de poging tot een crediteurenakkoord te komen, en aan [appellant sub 1] zelf. Het moet er toch voor gehouden worden dat deze drie ontvangende partijen niet voldeden aan de door [appellant sub 1] zelf opgestelde, hierboven in r.o. 4.9.2 verwoorde, criteria. Het oordeel van het hof over de niet-onzorgvuldigheid van de betalingen, zoals gegeven in r.o. 4.9.4., geldt derhalve niet automatisch ook voor deze betalingen.
4.9.6. Nu partijen zich over deze specifieke betalingen nog niet hebben uitgelaten, wenst het hof derhalve alsnog geïnformeerd te worden waarom [appellant sub 1] c.s. - klaarblijkelijk in weerwil van hun eigen criteria - aan BCB en [geïntimeerde sub 2] c.s. hebben geadviseerd onder de selectieve betalingen ook die aan mr. Geuze, aan Banning & Van Kemenade en aan [appellant sub 1] zelf te plaatsen. De zaak zal voor het verkrijgen van deze informaties naar de rol worden verwezen.
4.9.7. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.