ECLI:NL:GHSHE:2005:AT9921

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C200400251
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Feith
  • H. Hendriks-Jansen
  • F. Fikkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de waarde van overgenomen aandelen in een onderneming met betrekking tot taxatierapporten

In deze zaak, gewezen door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 5 juli 2005, betreft het een geschil over de waarde van overgenomen aandelen in een onderneming. De appellanten, bestaande uit vier besloten vennootschappen, hebben hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 6 augustus 2003. De appellanten vorderen dat de geïntimeerde, een andere besloten vennootschap, wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 941.669,28, met wettelijke rente, als gevolg van een vermeende onjuistheid in de taxatie van de overgenomen aandelen.

De zaak draait om de vraag of de taxatierapporten, opgesteld door KPMG en Troostwijk Taxateurs B.V., correct waren en of de geïntimeerde bekend was met eventuele onjuistheden. De appellanten stellen dat de waarde van de aandelen niet overeenkwam met de verwachtingen die zij hadden op basis van de taxatierapporten. De rechtbank had in eerste aanleg de vordering van de appellanten afgewezen, waarop zij in hoger beroep zijn gegaan.

Het hof heeft de appellanten toegelaten tot bewijsvoering om aan te tonen dat het rapport van Troostwijk onjuist was. Het hof heeft ook vragen geformuleerd die partijen moeten beantwoorden om meer duidelijkheid te krijgen over de totstandkoming van de koopprijs van de aandelen en de communicatie tussen de betrokken partijen. De zaak is naar de rol verwezen voor verdere behandeling, waarbij de appellanten in de gelegenheid worden gesteld om bewijsstukken over te leggen en de geïntimeerde om te reageren op de ingediende stukken.

Uitspraak

typ. GR
rolnr. C0400251/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
eerste kamer, van 5 juli 2005,
gewezen in de zaak van:
1. de besloten vennootschap [appellant 1],
gevestigd te [gemeente 1],
2. de besloten vennootschap [appellant 2],
gevestigd te [gemeente 1],
3. de besloten vennootschap [appellant 3],
gevestigd te [gemeente 1],
4. de naamloze vennootschap [appellant 4],
gevestigd te [land], kantoorhoudende te [gemeente 2],
appellanten bij exploot van dagvaarding van 5 november 2003,
procureur: mr. Ph.C.M. van der Ven,
tegen:
de besloten vennootschap [geïntimeerde],
gevestigd te [vestigingsplaats], gemeente [gemeente],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
procureur: mr. E.H.H. Schelhaas,
op het hoger beroep van het door de rechtbank 's-Hertogenbosch gewezen vonnis van 6 augustus 2003 tussen de besloten vennootschap [appellant 4] als eiseres en [geïntimeerde] en thans geïntimeerde [geïntimeerde] als gedaagden.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 64697/HA ZA 01-878)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1.1. Bij memorie van grieven hebben appellanten - hierna gezamenlijk aangeduid als [appellanten] - vier grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en tot, uitvoerbaar bij voorraad, alsnog veroordeling van geïntimeerde - hierna aangeduid als [geïntimeerde] - om aan [appellanten] te betalen het bedrag van E 941.669,28 met wettelijke rente hierover vanaf 1 juli 2000 en met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
2.1.2. [appellanten] hebben hierbij producties overgelegd.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde], onder overlegging van producties, de grieven bestreden.
2.3. [appellanten] hebben vervolgens een akte overlegging producties genomen.
2.4. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
Met de grieven is het geschil in volle omvang aan het hof voorgelegd.
4. De beoordeling
4.1. In overweging 1.1-1.9 van het beroepen vonnis heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
4.2. Het gaat in dit hoger beroep zeer kort samengevat om het volgende.
4.2.1. [geïntimeerde], waarvan [geïntimeerde] in 1997 voor 90% eigenares was, was producent van standbouwmaterialen.
In opdracht van [geïntimeerde] is op 18 juli 1997 door KPMG een rapport opgesteld, waarin onder meer staat vermeld - gebaseerd op de balans van 1 januari 1997 -:
"Werkelijke inventaris en voorraad dhr [geïntimeerde] 6.194.564" (hierna: rapport KPMG). De inventaris was verzekerd voor
f 1.500.000,--.
4.2.2. [geïntimeerde] voerde onderhandelingen met Maci Connex Beheer B.V. over de verkoop van haar aandelen in [geïntimeerde]. In verband hiermee heeft Troostwijk taxateurs B.V. in opdracht van Maci Connex B.V. op 26 september 1997 de inventaris en de voorraden getaxeerd. De totale waarde werd getaxeerd op f 6.047.600,--; hiervan bedroegen de standbouwmaterialen f 5.358.900,-- (hierna: rapport Troostwijk).
De verkoop aan Maci Connex B.V. heeft geen doorgang gevonden.
4.2.3. Vervolgens zijn onderhandelingen aangevangen met [partij]. Op 11 februari 1998 is tussen partijen een intentieovereenkomst gesloten en op 9 juni 1998 de definitieve overeenkomst. Als verkoopprijs voor de aandelen was overeengekomen f 7.000.000,--.
4.2.4. De aandelen zijn uiteindelijk door [geïntimeerde] geleverd aan [appellant 4], die in plaats van [partij] als contractspartij is getreden. [werknemer 1] van BDO accountants heeft voor [appellant 4] het due diligence onderzoek verricht. [Werknemer 1] berichtte op 13 oktober 2000 dat hij desgevraagd van Troostwijk Taxateurs B.V. een expliciete mondelinge bevestiging heeft gekregen van het rapport Troostwijk.
4.2.5. In opdracht van [appellant 4] heeft het Nederlands Taxatie- en Advies Bureau op 30 oktober 2000 de standbouwmaterialen getaxeerd op f 1.833.733,57 (hierna: rapport NTAB).
4.2.6. Naar aanleiding van deze taxatie weigerde [appellant 4] het restant van de koopprijs van de aandelen te betalen. [appellant 4] heeft [geïntimeerde] en [geïntimeerde] privé in rechte betrokken en gevorderd dat zij zullen worden veroordeeld (hoofdelijk) aan [appellant 4] te betalen het bedrag van f 2.075.166,-- (E 941.669,28) ter zake geleden schade en te veel betaalde koopprijs voor de aandelen, verrekend met het nog onbetaald gebleven gedeelte van de koopprijs. Zij legt aan haar vordering kort gezegd en voorzover in appel nog relevant ten grondslag dat in de onderhandelingen over de koopprijs van de aandelen het rapport KPMG en het rapport Troostwijk van doorslaggevend belang zijn geweest, maar dat aan de hand van het rapport NTAB is gebleken dat de waardering van Troostwijk onjuist was. [geïntimeerden] waren bekend met deze onjuistheid of hadden hiermee bekend moeten zijn. Zij hebben welbewust aan [appellant 4] een onjuist beeld gegeven en dit naderhand evenmin gecorrigeerd. Mitsdien hebben zij jegens [appellant 4] wanprestatie gepleegd, subsidiair is er sprake van (wederzijdse) dwaling dan wel bedrog aan de zijde van [geïntimeerden], dan wel een onrechtmatige daad.
Deze vordering is door de rechtbank in het thans beroepen vonnis afgewezen.
4.3.1. Stellende dat [appellant 4] haar vordering op [geïntimeerde] aan hen had overgedragen, hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld van het vonnis van 6 augustus 2003 tussen [appellant 4] enerzijds en [geïntimeerde] en [geïntimeerde] privé anderzijds gewezen, slechts voorzover het betreft [geïntimeerde].
4.3.2. Nadat [geïntimeerde] de rechtsgeldigheid van deze cessie had betwist, hebben [appellanten] de akte van cessie d.d. 28 maart 2003, de mededeling daarvan aan [geïntimeerde] d.d. 7 april 2003, en het bewijs van aangetekende verzending van de mededeling overgelegd, waarop [geïntimeerde] niet meer heeft gereageerd.
4.3.3. Het hof zal de rechtsgeldigheid van de cessie aan [appellanten] derhalve tot uitgangspunt nemen. Nu krachtens vaste jurisprudentie de cessionaris zelfstandig in appel kan gaan en vernietiging van de uitspraak in eerste aanleg en alsnog toewijzing van het in eerste aanleg (door de cedent) gevorderde kan vorderen, kunnen [appellanten] in het hoger beroep worden ontvangen.
4.4.1. Het hof zal grief 1 en 2 gezamenlijk behandelen. De eerste grief is gericht tegen r.o. 3.1. van het vonnis, waarin de rechtbank kort gezegd overwoog dat [geïntimeerden] - thans is alleen nog aan de orde [geïntimeerde] - de uitkomst van het taxatierapport van Troostwijk niet hebben beïnvloed. Met grief 2 klagen [appellanten] tegen het oordeel in r.o. 3.2. dat met het rapport NTAB niet gegeven is dat het rapport Troostwijk onjuist is, en voorts dat - zo al aangenomen kan worden dat het rapport Troostwijk onjuist is - niet is komen vast te staan dat [geïntimeerden] er mee bekend waren of behoorden te zijn dat het rapport Troostwijk onjuist was en daarover jegens [appellant 4] hebben gezwegen en dat er geen mededelingsplicht zijdens [geïntimeerden] bestond ten aanzien van de waarde waarvoor zij de inventaris verzekerd hadden. Voorts overweegt de rechtbank ten onrechte dat het rapport Troostwijk geen belangrijke rol heeft gespeeld bij het totstandkomen van de koopprijs. Om die redenen passeert de rechtbank het aanbod van [appellant 4] om te bewijzen dat het rapport Troostwijk onjuist is, als niet beslissend.
4.4.2. In de toelichting op grief 2 (in combinatie met mvg nr 11) wordt als extra grondslag voor de vorderingen van [appellanten] gegeven dat er sprake is van non-conformiteit in de zin van art. 7:17 BW.
Het hof verwerpt deze nieuwe grondslag aanstonds. Het verwijt dat [appellanten] aan [geïntimeerde] wordt gemaakt, heeft naar het oordeel van het hof niets van doen met art. 7:17 BW (al dan niet jo 7:47 BW), nu het hier niet gaat om het ontbreken van bepaalde eigenschappen, maar om de waarde van de aandelen die volgens [appellanten] niet correspondeerde met hetgeen [appellant 4] mocht verwachten op grond van de uitlatingen zijdens [geïntimeerde].
4.4.3. (Reeds) in eerste aanleg heeft [appellant 4] gesteld dat de waarde van de standbouwmaterialen voor haar heel belangrijk was in relatie tot de koopprijs van de aandelen en heeft zij aangeboden te bewijzen dat het rapport van Troostwijk hierbij een belangrijke rol heeft gespeeld en voor haar de basis van de onderhandelingen was. Zij heeft voorts gesteld dat [geïntimeerde] haar dat rapport heeft gegeven. In het kader van een eigen inventarisatie viel de waarde van de inventaris tegen, en heeft [appellant 4] een hernieuwde officiële taxatie (resulterend in rapport NTAB) laten uitvoeren, aldus [appellant 4].
4.4.4. [geïntimeerde] ontkent deze stellingen gemotiveerd en wijst daarbij op overgelegde (kantoor)verklaringen van [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3]. [geïntimeerde] ontkent voorts met klem dat het rapport Troostwijk onjuist is.
4.4.5. Het hof is van oordeel dat [appellanten], conform haar, in appel herhaalde, bewijsaanbod, dienen te worden toegelaten tot het bewijs van hun stelling dat het rapport Troostwijk onjuist is. Grief 2 slaagt derhalve in zoverre. Het komt het hof geraden voor dat, gezien de financieel-technische aspecten van de zaak, dit bewijs primair door middel van geschrift wordt geleverd.
Het hof zal [appellanten] in de gelegenheid stellen bij akte bewijsstukken over te leggen. In die akte kunnen [appellanten] (tevens) mededelen of zij het bewijs - mede - op andere wijze willen leveren, en zo ja op welke wijze.
4.4.6. Voorts wenst het hof van beide partijen inlichtingen omtrent de volgende vragen te ontvangen, nu de overgelegde stukken hieromtrent onvoldoende duidelijkheid verschaffen:
1) Hoe is de koopprijs van de aandelen precies tot stand gekomen?
2) Wat heeft [getuige 1/ geïntimeerde] (privé dan wel namens [geïntimeerde) omtrent de waarde van de inventaris aan [werknemer 1] (met wie de onderhandelingen toen gevoerd werden, en wiens plaats als contractpartner door [appellant 4] is ingenomen) medegedeeld?
3) Welk onderzoek heeft [werknemer 1] hiernaar zelf verricht?
4) Heeft [appellant 4] nog onderzoek verricht naar de waarde van de inventaris?
5) Hoe heeft de "in de plaatstelling" van [werknemer 1] door [appellant 4] precies plaatsgehad en wat wordt bedoeld met "[appellant 4] heeft - onder de voorwaarden in de overeenkomst genoemd - de aandelen gekocht"?
4.4.7. Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen en iedere verdere beslissing aanhouden.
5. De beslissing
Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 6 september 2005 voor akte aan de zijde van [appellanten] met de hiervoor onder 4.4.5. en 4.4.6. vermelde doeleinden en om [geïntimeerden] in de gelegenheid te stellen na het nemen van voormelde akte door [appellanten] bij antwoordakte te reageren en informatie te verstrekken zoals hiervoor onder 4.4.6. is vermeld;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Feith, Hendriks-Jansen en Fikkers en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van 5 juli 2005.