ECLI:NL:GHSHE:2005:AU1283
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- B. Bod
- M. de Groot-Van Dijken
- A. de Klerk-Leenen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over terugbetalingsplicht van schulden door samenwonende partners
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de man tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De man vordert van de vrouw een terugbetaling van een bedrag van € 10.632,49, dat hij heeft betaald aan schulden van de vrouw tijdens hun samenwoning van 1998 tot mei 2000. De man stelt dat hij deze schulden heeft voldaan uit morele verplichting en dat er een afspraak was dat de vrouw deze bedragen zou terugbetalen na de verkoop van haar caravan. De vrouw betwist deze vordering en stelt dat de man geen recht heeft op terugbetaling, omdat de betalingen zijn gedaan uit een morele verplichting en niet op basis van een geldlening of zaakwaarneming.
Het hof oordeelt dat de man niet heeft aangetoond dat er sprake was van een geldlening, aangezien hij geen bewijs heeft geleverd voor zijn stelling. Ook de grondslag van zaakwaarneming wordt door het hof verworpen, omdat de man niet kan aantonen dat hij de schulden van de vrouw heeft betaald met een redelijke grond. Het hof concludeert dat de eisen van redelijkheid en billijkheid in deze situatie niet meebrengen dat de vrouw verplicht is om de man terug te betalen. De man heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die de conclusie wettigen dat hij recht heeft op terugbetaling van de door hem betaalde bedragen. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank en wijst de vordering van de man af.
De uitspraak van het hof benadrukt de noodzaak van bewijs bij het stellen van vorderingen in civiele zaken, vooral wanneer het gaat om terugbetalingsverplichtingen tussen partners. Het hof wijst erop dat de morele verplichtingen die voortvloeien uit een affectieve relatie niet automatisch leiden tot een juridische verplichting tot terugbetaling.