ECLI:NL:GHSHE:2005:AU3018

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 mei 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/00362
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Koens
  • A. Kranenburg
  • J. Vlaardingerbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schuldsaneringsregeling door onverantwoord ondernemerschap

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 mei 2005 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de afwijzing van een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling door de rechtbank Maastricht. De appellant, die een totale schuld van € 138.049,- had, waaronder een schuld aan de gemeente Stein van € 16.500,-, had in oktober 2003 zijn onderneming verkocht en in november 2003 een nieuwe onderneming gestart zonder deugdelijk ondernemingsplan en zonder toestemming van de gemeente Stein. Deze handelingen werden door het hof als onverantwoordelijk beschouwd, vooral gezien de voorwaarden van het BBZ-krediet dat hij had ontvangen. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de appellant niet te goeder trouw was geweest in zijn financiële handelen, wat leidde tot de afwijzing van zijn verzoek om schuldsanering.

Het hof heeft de argumenten van de appellant in hoger beroep gehoord en vastgesteld dat hij niet had voldaan aan de voorwaarden van het BBZ-krediet. De appellant had erkend dat hij het krediet niet had afgelost na de verkoop van zijn slagerij, wat zijn onbetrouwbaarheid onderstreepte. Hoewel niet bewezen was dat hij opzettelijk een claim van de fiscus had willen omzeilen, was het hof van mening dat zijn acties, waaronder het starten van een nieuw bedrijf met een aanzienlijke schuldenlast zonder goed ondernemingsplan, onverantwoordelijk waren.

Gelet op deze omstandigheden heeft het hof besloten het vonnis van de rechtbank te bekrachtigen, waarmee het verzoek van de appellant tot schuldsanering werd afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor ondernemers om verantwoordelijk om te gaan met hun financiële verplichtingen en de gevolgen van onverantwoord ondernemerschap.

Uitspraak

MS
11 mei 2005
Rekestenkamer
Rekestnummer R200500362
GERECHTSHOF ’S-HERTOGENBOSCH
Arrest
In de zaak in hoger beroep van:
[appellant]]
wonende te [woonplaats]
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
procureur mr. Ph.C.M. van der Ven.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Maastricht van 23 maart 2005, waarvan de inhoud bij [appellant] bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 31 maart 2005, heeft [appellant] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de schuldsaneringsregeling alsnog op [appellant] van toepassing wordt verklaard.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 mei 2005. Bij die gelegenheid zijn [appellant] en zijn advocaat gehoord.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het beroepschrift;
- het procesdossier in eerste aanleg, ingekomen ter griffie op 29 april 2005.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1. [appellant] heeft op 20 september 2004 een verzoekschrift ingediend tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank Maastricht heeft bij bestreden vonnis dit verzoek afgewezen, omdat de rechtbank het aannemelijk acht dat [appellant] ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van schulden niet te goeder trouw is geweest.
4.1.1. De rechtbank heeft hiertoe onder meer overwogen dat [appellant] een totale schuld heeft van € 138.049,-, waaronder een schuld aan de gemeente Stein van
€ 16.500,- ter zake van een BBZ-krediet. Dit krediet is verstrekt onder de voorwaarden, dat het bedrag terstond zou worden terugbetaald in geval van faillissement of bedrijfsbeëindiging, alsmede dat [appellant] geen investeringen of verdergaande financiële verplichtingen boven € 2.268,90 tegenover derden diende aan te gaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente Stein. [appellant] heeft echter medio oktober 2003 zijn onderneming verkocht en is in november 2003 een nieuwe onderneming gestart -met de bedoeling een claim van de fiscus te omzeilen- en heeft deze beslissingen overhaastig genomen, zonder deugdelijk ondernemingsplan en zonder toestemming van de gemeente Stein. De nieuwe onderneming is medio februari 2004 noodgedwongen beëindigd door [appellant]. De rechtbank is aldus van oordeel dat [appellant] zijn financiële situatie aan zichzelf te danken heeft. [appellant] is van deze beslissing in beroep gekomen.
4.2. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat [appellant] niet heeft voldaan aan de gestelde voorwaarden van het BBZ-krediet van de gemeente Stein, immers, zoals [appellant] heeft erkend ter zitting, heeft hij in strijd met de BBZ-voorwaarden het krediet niet afgelost na de verkoop van zijn slagerij in Beek. Ten aanzien van het onbetaald laten van deze schuld is [appellant] aldus niet te goeder trouw geweest.
Niet is komen vast te staan dat [appellant] de bedoeling heeft gehad om een claim van de fiscus te omzeilen. Dit neemt echter niet weg dat [appellant] tamelijk onbezonnen en met alle risico’s van dien een nieuw bedrijf is gestart, doordat hij mét een aanmerkelijke schuldenlast, zónder deugdelijk ondernemingsplan, zónder overleg en zónder schriftelijk toestemming te vragen aan de gemeente Stein, alsmede zónder onderzoek te doen naar mogelijke concurrenten die zich aldaar zouden kunnen vestigen, een nieuw bedrijf heeft opgestart, waardoor zijn schuldenlast is opgelopen tot het hierboven onder 4.1.1. vermelde zeer hoge bedrag. Onder al deze omstandigheden is het hof van oordeel dat [appellant] niet toegelaten dient te worden tot de schuldsaneringsregeling. Het vonnis van de rechtbank dient derhalve te worden bekrachtigd.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Maastricht van 23 maart 2005.
Dit arrest is gewezen door mrs. Koens, Kranenburg en Vlaardingerbroek en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 11 mei 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.