ECLI:NL:GHSHE:2005:AU4104

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C0401026-MA
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Zwitser-Schouten
  • A. Begheyn
  • H. Heidinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van de Staat voor schade door brand van een auto op de vluchtstrook

In deze zaak vorderde de Staat der Nederlanden (Ministerie van Verkeer en Waterstaat) schadevergoeding van Forum Schadeverzekeringsmaatschappij NV na een verkeersongeval waarbij een auto op de vluchtstrook in brand vloog. De Staat baseerde zijn vordering primair op artikel 185 van de Wegenverkeerswet 1994, dat betrekking heeft op verkeersongevallen, en subsidiair op artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek, dat onrechtmatige daad regelt. De rechtbank wees de vordering van de Staat af, omdat het uitbranden van de auto niet als een verkeersongeval in de zin van artikel 185 WVW kon worden gekwalificeerd. In hoger beroep handhaafde de Staat zijn vordering, maar trok de claim van onvoldoende onderhoud van de auto in. Het hof oordeelde dat artikel 185 WVW alleen van toepassing is op ongevallen waarbij een rijdend voertuig betrokken is, en dat het uitbranden van een stilstaande auto op de vluchtstrook niet onder deze definitie valt. Het hof concludeerde dat er geen sprake was van een verkeersongeval en dat de Staat geen recht had op schadevergoeding. De grieven van de Staat faalden, en het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank, waarbij de Staat werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

typ. GR
rolnr. C0401026/MA
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
derde kamer, van 23 augustus 2005,
gewezen in de zaak van:
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(MINISTERIE VAN VERKEER EN WATERSTAAT),
zetelende te 's-Gravenhage,
appellante,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
tegen:
DE NAAMLOZE VENNOOTSCHAP
FORUM SCHADEVERZEKERINGMAATSCHAPPIJ NV,
gevestigd te Rotterdam,
procureur: mr. J.E. Benner,
op het bij exploot van dagvaarding d.d. 6 mei 2004 (met een verbeteringsexploot van 7 mei 2004) ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank te Maastricht onder rolnummer 84420/HA ZA 03-549 op 11 februari 2004 uitgesproken tussen appellante als eiseres en geïntimeerde als gedaagde.
1. De procedure in eerste aanleg
Hiervoor verwijst het hof naar het beroepen vonnis welk vonnis zich bij de stukken bevindt.
2. De procedure in hoger beroep
Bij memorie van grieven heeft appellante - nader te noemen de Staat - onder overlegging van twee producties drie grieven aangevoerd en geconcludeerd als in die memorie nader omschreven.
Vervolgens heeft geïntimeerde - nader Forum te noemen - bij memorie van antwoord de grieven bestreden en geconcludeerd als in die memorie nader omschreven.
Vervolgens hebben partijen hun zaak doen bepleiten, de Staat door mr. Van der Helm en Forum door mr. Franke.
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
3. De grieven
Voor de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling van de grieven
4.1. De grieven richten zich niet tegen de door de rechtbank in rechtsoverweging 2.1 vastgestelde feiten. Het hof gaat van dezelfde feiten uit.
4.2. Het gaat in dit geschil om het volgende.
(a) Op 9 december 2001 is een anderhalf jaar oude personenauto van het merk [merk] met kenteken [kenteken] uitgebrand op de vluchtstrook van rijksweg 67 ter hoogte van [gemeente], nadat deze op die vluchtstrook tot stilstand was gebracht.
(b) De oorzaak van de brand is onbekend gebleven.
(c) De auto behoorde toe aan [bestuurder] en was ten tijde van het ongeval ter zake wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij Forum.
(d) Rijksweg [nummer] wordt beheerd door de Staat; door de brand is schade ontstaan aan het wegdek ad E 8.056,23.
4.3. In eerste aanleg heeft de Staat op de voet van artikel 6 WAM van Forum vergoeding van de door haar geleden schade gevorderd. Als grondslag voor de verplichting tot schadevergoeding heeft de Staat primair een beroep gedaan op artikel 185 WVW, omdat hier sprake was van een verkeersongeval in de zin van dat artikel. Subsidiair heeft de Staat zich gebaseerd op artikel 6:162 BW, in de eerste plaats omdat sprake zou zijn van schuld wegens onvoldoende onderhoud van de in brand gevlogen auto, en in de tweede plaats omdat sprake was van een oorzaak welke krachtens de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening van [bestuurder] zou komen.
Forum heeft zich tegen deze vordering verweerd.
De rechtbank heeft de vordering van de Staat afgewezen.
4.4. In hoger beroep heeft de Staat niet langer gehandhaafd dat er sprake was van onvoldoende onderhoud van de auto en overigens de vordering gehandhaafd.
Forum heeft zich in hoger beroep beroepen op het inmiddels op 6 januari 2005 ingediende wetsontwerp 29 955 tot "Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en het Burgerlijk Wetboek teneinde het verhaal van schade die wordt veroorzaakt als gevolg van een ongeval met of een gebrek aan een motorrijtuig te vergemakkelijken" (hierna Wetsontwerp 29 955).
Volgens dit wetsontwerp vervalt in artikel 185 van de Wegenverkeerswet 1994 het derde lid (dat de omvang van de bij aansprakelijkheid te betalen schadevergoeding beperkt) en wordt de risicoaansprakelijkheid van artikel 6:173 BW mede toepasselijk verklaard op motorrijtuigen. In het wetsontwerp wordt uitdrukkelijk bepaald dat de wijziging geen terugwerkende kracht zal hebben.
4.5. Grief I keert zich tegen de overweging van de rechtbank dat het uitbranden van een auto op de vluchtstrook niet kan worden beschouwd als een verkeersongeval als bedoeld in artikel 185 WVW 1994.
4.6. De grief faalt. Het hof overweegt daartoe als volgt.
4.6.1. Artikel 185 WVW heeft betrekking op verkeersongevallen waarbij een motorrijtuig betrokken is "waarmee op de weg wordt gereden". De bepaling is derhalve slechts toepasselijk in geval van een ongeval met een rijdende auto, niet met een auto die in rust is. Ook in de Memorie van Toelichting op Wetsontwerp 29 955 wordt opgemerkt dat op een auto die in rust is het artikel niet van toepassing is; daaraan wordt toegevoegd dat indien een auto vlam vat nadat de bestuurder de auto op de vluchtstrook heeft neergezet en heeft verlaten een vordering op grond van artikel 185 geen kans van slagen heeft (MvT p. 2).
Weliswaar was in dit geval al tijdens het rijden een rooklucht geconstateerd (dat de auto al was ontbrand, zoals de Staat aanvoert, staat niet vast), maar het voertuig is pas volledig uitgebrand nadat het tot stilstand was gebracht op de vluchtstrook met de kennelijke bedoeling om het voertuig buiten het verkeer te brengen, en toen is ook pas de schade aan de weg ontstaan. In die situatie kan niet gezegd worden dat toen de schade ontstond met de auto op de weg werd gereden in de zin van artikel 185 WVW.
4.6.2. Doch ook overigens faalt het beroep op artikel 185 WVW. Het uitbranden van een auto nadat deze op de vluchtstrook tot stilstand is gebracht kan immers niet geworden aangemerkt als een "verkeersongeval" in de zin van dat artikel.
Zoals ook de rechtbank heeft opgemerkt, was bij de invoering van artikel 185 WVW met de vervanging van de in artikel 31 WVW (oud) gebezigde woorden "een botsing, aan- of overrijding met een motorvoertuig" door de term "verkeersongeval" volgens de parlementaire geschiedenis van de Wegenverkeerswet 1994 geen inhoudelijke wijziging beoogd. Duidelijk is dat het incident waar het hier om gaat niet als botsing, aan- of overrijding kan worden gekenschetst, zodat op deze gebeurtenis artikel 31 WVW (oud) niet van toepassing zou zijn. Ervan uitgaande dat de tekstwijziging van artikel 185 geen inhoudelijke wijziging was beoogd, is dan ook artikel 185 WVW niet van toepassing.
4.6.3. Van belang is voorts, dat de wijziging blijkens dezelfde parlementaire geschiedenis van de WVW 1994 is doorgevoerd om de terminologie in artikel 185 WVW in overeenstemming te brengen met de terminologie in de artikelen die thans genummerd zijn 6, 7 en 175 WVW.
Volgens artikel 6 WVW is het ieder die aan het verkeer deelneemt verboden zich zodanig te gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt; dat duidt er op dat het moet gaan om een gebeurtenis die plaatsvindt als gevolg van een zich gedragen (een handelen of nalaten)van de automobilist tijdens het deelnemen aan het verkeer, en daarvan is bij het uitbranden van een stilstaande auto op de vluchtstrook geen sprake.
4.6.4. Het hof deelt ook niet het standpunt van de Staat dat "ook naar normaal taalgebruik het uitbranden van een auto zonder twijfel te beschouwen is als een verkeersongeval" (memorie van grieven par. 3.4). Volgens het Groot Woordenboek der Nederlandsche taal van Van Dale (dertiende druk) - dat toch gezaghebbend is als het gaat om de vraag wat geldt als normaal taalgebruik - wordt "verkeersongeval" gedefinieerd als "ongeval in het verkeer, waarbij andere verkeersdeelnemers zijn betrokken". Het onderhavige incident valt - nu daarbij geen andere verkeersdeelnemers zijn betrokken - niet onder deze definitie.
Naar het oordeel van het hof is het uitbranden van een auto eerder dan met een verkeersongeval te vergelijken met het krijgen van een lekke band of een andere vorm van autopech, in welk geval de auto ook op vluchtstrook wordt gezet, en welke gebeurtenis in ieder geval in het normale spraakgebruik niet als verkeersongeval zal worden betiteld.
4.6.5. Ook het feit dat thans - opnieuw - een wetsontwerp in de maak is dat ten doel heeft voor dit geval aansprakelijkheid te vestigen duidt erop dat artikel 185 WVW niet bedoeld is voor een geval als het onderhavige, terwijl volgens dat ontwerp aansprakelijkheid ook niet alsnog gevestigd wordt middels een aanpassing van dat artikel 185 WVW.
Hoewel het wetsontwerp kennelijk wel beoogt in een dergelijk geval de eigenaar van de uitbrandende auto aansprakelijk te stellen voor een schade zoals die zich thans heeft voorgedaan, wordt immers de oplossing niet gezocht in het aanpassen van artikel 185 (bijvoorbeeld door de betekenis van de term "verkeersongeval" op te rekken), maar wordt artikel 185 wat dit betreft intact gelaten, en wordt het onderhavige geval (als er sprake is van een gebrek) gebracht onder het bepaalde in artikel 6:173 BW, doordat de uitzondering die in lid 3 van dit artikel thans wordt gemaakt voor motorrijtuigen komt te vervallen.
4.7. Grief II keert zich tegen de overweging van de rechtbank dat de vordering van de Staat evenmin op het bepaalde in artikel 6:162 lid 3 BW kan worden gebaseerd.
4.8. Ook deze grief faalt. Het hof overweegt als volgt.
4.8.1. Dat de Staat schade lijdt bij het ontstaan waarvan een derde is betrokken schept nog niet de verplichting van die derde deze schade te vergoeden. Uitgangspunt van het recht is immers de regel dat ieder zijn eigen schade draagt, behoudens voor zover daarvan middels wetgeving is afgeweken (HR 29 januari 1932, NJ 1932, p. 330). Dat de Staat - zoals ter toelichting van deze grief wordt aangevoerd - er belang bij heeft elke schade, hoe klein ook, te verhalen is duidelijk, maar is dan ook onvoldoende grond om de vordering toe te wijzen.
4.8.2. Naar het oordeel van het hof heeft de staat onvoldoende onderbouwd waarom de schade aan de weg aan [bestuurder] moet worden toegerekend. Reeds op die grond kan de vordering niet worden toegewezen.
4.8.3. Het hof acht toerekening ook niet voor de hand liggend. In de Toelichting Meijers op artikel 6:162 lid 3 worden als voorbeelden van dergelijke toerekening onder meer genoemd het toerekenen van een kunstfout aan een kort tevoren afgestudeerde arts die die fout maakt door gebrek aan ervaring, terwijl een ervaren arts die fout had vermeden, en het maken van een fout door een evenzeer onervaren automobilist die de ervaren automobilist niet zou hebben gemaakt. Het gaat dan om het abstraheren van individuele eigenschappen en omstandigheden, en dat is hier niet aan de orde. Bovendien acht het hof het van belang dat Wetsontwerp 29 995 de oplossing van het door de Staat gesignaleerde probleem van het niet kunnen verhalen van dit soort schade niet zoekt in toerekening in het kader van aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad, maar in risicoaansprakelijkheid.
4.8.4. Daarbij komt nog dat voor een dergelijke toerekening naar verkeersopvattingen vereist is, dat er sprake is van een onrechtmatige daad. In de Toelichting Meijers op artikel 6:162 staat hierover (PG Boek 6, p. 619):
"Overigens moet er hier op worden gewezen dat van een aansprakelijkheid buiten schuld krachtens de slotwoorden van het onderhavige artikel alleen sprake kan zijn, indien vaststaat dat de dader jegens de benadeelde een onrechtmatige daad heeft gepleegd door een handeling die een inbreuk op een van diens rechten oplevert of door een doen of nalaten in strijd met een wettelijke plicht of met hetgeen volgens ongeschreven recht betaamt. In dit verband zij herinnerd aan het hierboven in de toelichting op het tweede lid sub a opgemerkte met betrekking tot de inbreuk op een recht: een gedraging is niet onrechtmatig om de enkele reden dat zij als voorzienbaar gevolg letsel of zaakbeschadiging heeft. Toewijzing van een vordering tot schadevergoeding tegen een gedaagde die geen schuld treft enkel op de grond van het feit dat gedaagdes gedraging in "adequaat verband" met de beschadiging van eisers persoon of zaak stond en dat de gedraging terug te voeren is op een oorzaak, die naar het verkeersopvattingen voor rekening van de gedaagde komt, zou derhalve tegen de tekst en de strekking van het onderhavige artikel indruisen."
Nu niet is komen vast te staan dat [bestuurder] enig onrechtmatig handelen of nalaten kan worden verweten, komt de vraag naar toerekening dus niet aan de orde.
4.9. Grief III - die slechts inhoudt dat zij beoogt het geschil in volle omvang aan het hof voor te leggen - heeft naast de andere grieven geen zelfstandige betekenis en faalt dus evenzeer.
4.10. Het bovenstaande leidt tot de slotsom dat, nu alle grieven falen, het vonnis van de rechtbank moet worden bekrachtigd.
Als in het ongelijk gestelde partij zal de Staat in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld.
5. De beslissing
Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank te Maastricht van 11 februari 2004;
veroordeelt de Staat in de kosten van het geding in hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Forum begroot op E 385,-- voor verschotten en E 1.896,-- voor salaris procureur.
Dit arrest is gewezen door mrs. Zwitser-Schouten, Begheyn, en Heidinga en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 23 augustus 2005.
griffier rolraadsheer