ECLI:NL:GHSHE:2005:AU4179

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 augustus 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C0401761-HE
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Feith
  • Hendriks-Jansen
  • Fikkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot voeging in huurkoopovereenkomst tussen Dexia en appellant

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 augustus 2005 uitspraak gedaan in een incident tot voeging. De verzoekster in het incident heeft een incidentele vordering tot voeging ingediend, omdat zij van mening is dat de overeenkomst tussen Dexia en de appellant een huurkoopovereenkomst betreft. Volgens artikel 1:88 lid 1 sub d van het Burgerlijk Wetboek had de appellant toestemming van zijn echtgenote, de verzoekster, nodig voor deze overeenkomst. Aangezien deze toestemming niet was verleend, wenst de verzoekster zich te voegen aan de zijde van de appellant in de hoofdzaak, zodat zij zich kan beroepen op de vernietigingsgrond ex artikel 3:51 lid 3 BW.

Het hof heeft vastgesteld dat de verzoekster een belang heeft in de hoofdzaak, zoals bedoeld in artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), en dat de incidentele vordering tijdig is ingesteld volgens artikel 353 lid 1 jo. 218 Rv. Daarom heeft het hof de vordering tot voeging toegewezen. De beslissing over de kosten van het incident is gereserveerd tot het eindarrest in de hoofdzaak.

In de hoofdzaak had Dexia een geldbedrag van de appellant gevorderd op basis van een aandelenlease-overeenkomst die op of omstreeks 13 december 1999 was gesloten. De kantonrechter had de vordering van Dexia grotendeels toegewezen. De verzoekster in het incident heeft nu de mogelijkheid om zich als gevoegde partij aan de zijde van de appellant te voegen, en het hof heeft de zaak verwezen naar de rolzitting van 13 september 2005 voor de memorie van grieven aan de zijde van de verzoekster.

Uitspraak

typ. JD
rolnr. C0401761/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
eerste kamer, van 2 augustus 2005,
gewezen in het incident tot voeging inzake:
[VERZOEKSTER IN HET INCIDENT],
wonende te [Woonplaats],
verzoekster in het incident,
procureur: mr. I.D.A. Welles,
in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende te [Woonplaats],
appellant in de hoofdzaak bij exploot van dagvaarding van 20 december 2004,
verweerder in het incident,
procureur: I.D.A. Welles,
tegen:
de naamloze vennootschap DEXIA BANK NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde bij gemeld exploot,
verweerster in het incident,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
op het hoger beroep van het door de rechtbank 's-Hertogenbosch, sector kanton, locatie 's-Hertogenbosch gewezen vonnis van 4 november 2004 tussen appellant - [appellant] - als gedaagde en geïntimeerde - Dexia - als eiseres.
1. Het geding in eerste aanleg (rolnr. 4664-04 en zaaknr. 350553)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Tegelijk met het nemen van een memorie van grieven door [appellant] in de hoofdzaak, heeft verzoekster in het incident - [verzoekster in het incident] - een incidentele memorie tot voeging genomen en gevorderd dat het hof haar in de hoofdzaak zal toelaten als gevoegde partij aan de zijde van [appellant].
2.2. Vervolgens heeft Dexia een memorie van antwoord in het incident genomen en zich daarin uiteindelijk gerefereerd aan het oordeel van het hof.
2.3. [Appellant] heeft niet geantwoord in het incident, hoewel hij daartoe wel in de gelegenheid is gesteld door het hof.
2.4. Tenslotte hebben partijen de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd in het incident.
3. De beoordeling van de incidentele vordering
3.1. In de hoofdzaak heeft Dexia gevorderd dat [appellant] een geldbedrag aan haar zal betalen, zulks uit hoofde van een aandelenlease-overeenkomst welke op of omstreeks 13 december 1999 tussen [appellant] en de rechtsvoorgangster van Dexia is gesloten.
3.2. Bij het vonnis waarvan beroep heeft de kantonrechter de vordering van Dexia grotendeels toegewezen.
3.3. [Verzoekster in het incident] heeft aan haar incidentele vordering tot voeging ten grondslag gelegd dat bedoelde overeenkomst tussen (thans) Dexia en [appellant] een huurkoopovereenkomst is, een species van een overeenkomst van koop op afbetaling, waarvoor [appellant] ingevolge artikel 1:88 lid 1 sub d BW de toestemming van zijn echtgenote [verzoekster in het incident] behoefde. [Verzoekster in het incident] heeft die toestemming echter niet verleend, en zij wil zich daarom in de hoofdzaak voegen aan de zijde van [appellant] zodat zij in rechte bij wege van verweer ex artikel 3:51 lid 3 BW een beroep kan doen op voormelde vernietigingsgrond.
3.4. Naar het oordeel van het hof brengt het voorgaande mee dat [verzoekster in het incident] een belang in de zin van artikel 217 Rv heeft om zich in de hoofdzaak te voegen aan de zijde van [appellant].
3.5. Nu [verzoekster in het incident] de incidentele vordering tot voeging voorts tijdig heeft ingesteld gelet op artikel 353 lid 1 jo. 218 Rv, zal het hof deze vordering toewijzen.
3.6. Het hof zal de beslissing over de kosten van dit incident aanhouden tot het eindarrest in de hoofdzaak.
4. De uitspraak
Het hof:
in het incident:
laat [verzoekster in het incident] toe zich in het geding tussen [appellant] en Dexia te voegen aan de zijde van [appellant];
reserveert de kosten van dit incident tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rolzitting van dit hof van 13 september 2005 voor memorie van grieven aan de zijde van [verzoekster in het incident].
Dit arrest is gewezen door mrs. Feith, Hendriks-Jansen en Fikkers en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 2 augustus 2005.
griffier rolraadsheer