4.6.1. HAC verweert zich allereerst tegen de vordering van Oostappen door te stellen dat er geen gebrek kleefde aan de auto. De trillingen die door Oostappen zouden zijn waargenomen, waren slechts van onbeduidende aard. De verschillende onderzoeken die HAC heeft verricht, waren slechts ingegeven door coulance met een vaste klant, en duiden niet op enig gebrek, aldus HAC.
4.6.2. In het beroepen vonnis heeft de rechtbank geen inhoudelijk oordeel gegeven over de klacht van Oostappen (vide r.o. 2.5. en de tweede r.o. 2.6). Ook het hof is van oordeel dat omtrent de aard en ernst van het gestelde gebrek aan de auto niet veel is komen vast te staan. Vast staat uit hetgeen het hof hierboven in r.o. 4.3.1.-4.3.3. heeft weergegeven dat Oostappen vele malen heeft geklaagd over trillingen en vast staat dat HAC en DaimlerChrysler zeer serieus met deze klachten zijn omgegaan, en dat HAC de auto vele malen heeft onderzocht en diverse onderdelen heeft vervangen. Oostappen heeft echter geen enkel (objectief) bewijsstuk van het bestaan van het gestelde gebrek overgelegd, anders dan stukken waaruit blijkt dat zij de klacht als zodanig heeft ervaren. Ten aanzien van de handgeschreven opmerking op de inruilfactuur d.d. 16 juni 2003 ("auto vertoont trilling tussen de 80 en 100 km") is ten pleidooie door Oostappen verklaard dat deze mededeling van haarzelf afkomstig was.
Met HAC is het hof van oordeel dat het enkele feit dat een garage telkenmale serieus ingaat op de klacht van een vaste klant, niet zonder meer meebrengt dat daarmee vaststaat dat die klacht ook gerechtvaardigd is, en een werkelijk bestaand gebrek betreft. Anderzijds duiden de reacties van HAC (en DaimlerChrysler) op de klachten van Oostappen er wel op dat er ook naar hun mening iets met de auto aan de hand was. Het hof acht overigens de boude ontkenning van enig gebrek van HAC in haar brief van 3 januari 2003, in strijd met de tot dan toe door HAC ingenomen houding.
4.6.3. Oostappen zal derhalve het bestaan en de omvang van het door haar gestelde gebrek, conform het door haar gedane bewijsaanbod, moeten bewijzen.
4.7.1. Gelijk de rechtbank, zal het hof in het navolgende er veronderstellenderwijs van uit gaan, dat de auto aan een gebrek leed, zodanig, dat de door HAC aan Oostappen verkochte en geleverde auto niet beantwoordde aan de koopovereenkomst en dat dit aan HAC kon worden toegerekend, alsmede dat dit een gebrek is dat de ontbinding van de koopovereenkomst rechtvaardigt.
Deze tekortkoming, waarvan de nakoming niet blijvend onmogelijk was, geeft aan Oostappen het recht de overeenkomst te ontbinden en verplicht HAC, indien zij in verzuim is, tot vergoeding van de door Oostappen hierdoor geleden schade.
4.7.2. In beginsel ontstaat het verzuim ingevolge art. 6:82 BW door een ingebrekestelling, waarbij aan de schuldenaar een redelijke termijn voor nakoming wordt gesteld, indien daarna nakoming binnen die termijn uitblijft. Verzuim kan echter onder omstandigheden (waarvan art. 6:83 BW een niet limitatieve opsomming geeft) ook zonder ingebrekestelling plaatsvinden. Het gaat er om dat - indien geen fatale termijn is overeengekomen - een schuldeiser als Oostappen geen aanspraak kan maken op ontbinding en/of schadevergoeding als zij haar schuldenaar niet duidelijk heeft gemaakt wanneer zij nakoming wenst en zij de schuldenaar aldus in de gelegenheid heeft gesteld om daadwerkelijk alsnog te presteren.
4.7.3. In het onderhavige geval is veel en vaak door Oostappen geklaagd over trillingen van de auto. Voorzover Oostappen haar klachten heeft gericht aan DaimlerChrysler zijn daarvan steeds kopieën aan HAC gezonden. Door HAC is ook niet gesteld dat zij van deze klachten niet op de hoogte was, integendeel. De auto is meerdere malen voor onderzoek en/of reparatie teruggeweest in de garage van HAC, doch - met uitzondering van een korte verbetering in april 2002 - niet is gebleken dat de klachten van Oostappen daardoor waren verholpen. Het moet HAC uit alles wat er met de auto gebeurd en over de auto gecorrespondeerd is, duidelijk zijn geweest dat Oostappen niet tevreden was en dat zij nakoming van de koopovereenkomst wenste, dat wil zeggen, zij wenste de levering van een auto die aan de koopovereenkomst voldeed. HAC is door Oostappen vaak genoeg in de gelegenheid gesteld om correct na te komen. Naar het oordeel van het hof mocht HAC er op een gegeven moment niet meer op rekenen dat zij nog een nadere termijn voor correcte nakoming van de overeenkomst zou krijgen. In deze omstandigheden ligt het nogmaals verzenden van een schriftelijke aanmaning en ingebrekestelling teneinde het verzuim van HAC te doen intreden niet voor de hand, en is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid aanvaardbaar dat deze door Oostappen achterwege is gelaten.
4.7.4. Het hof is van oordeel dat dit "gegeven moment" waarop HAC in verzuim kwam te verkeren, nog steeds veronderstellenderwijs uitgaande van het bestaan van een gebrek, in ieder geval was aangebroken op 14 december 2002, toen de termijn van 5 dagen die Oostappen aan HAC had gesteld in haar brief van 9 december 2002 ongebruikt was verstreken.
4.7.5. Het hof is van oordeel dat Oostappen, gegeven de hiervoor beschreven lange voorgeschiedenis van klachten harerzijds en herstelpogingen door HAC, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid het aanbod van HAC van 3 januari 2003 af kon wijzen, althans aan de aanname daarvan stringente voorwaarden kon verbinden. Naar het oordeel van het hof was het aanbod van HAC niet zodanig, dat Oostappen door het weigeren daarvan in schuldeisersverzuim geraakte (vgl art. 6:86 BW).
Het hof beschouwt de correspondentie na 14 december 2002 tussen partijen dan ook slechts als mislukte onderhandelingen om uit de, door het verzuim van HAC ontstane, impasse te komen.