ECLI:NL:GHSHE:2005:AU5195

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 september 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R0500585 en R0500587
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. den Hartog Jager
  • A. van den Bergh
  • P. Pouw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsanering wegens tekortkomingen in verplichtingen door gedetineerden

In deze zaak gaat het om de beëindiging van de schuldsanering van twee appellanten, die verdacht worden van het (illegaal) genereren van geld door het ronselen van drugskoeriers. Beide appellanten zijn reeds strafrechtelijk veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf en bevinden zich sinds april 2004 in hechtenis. Tijdens hun detentie hebben zij een inkomen van ongeveer 120 euro per maand, wat volgens het hof niet voldoende is om aan de verplichtingen van de schuldsaneringsregeling te voldoen. Het hof oordeelt dat de appellanten zich niet maximaal hebben ingespannen om een hoger inkomen te verwerven, wat in strijd is met de geest van de schuldsaneringsregeling. De appellanten zijn niet ter zitting verschenen om hun standpunten toe te lichten, wat ook niet bijdraagt aan hun motivatie en inzet voor de regeling.

De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de appellanten tekort zijn geschoten in de nakoming van hun verplichtingen uit de schuldsanering. De rechter-commissaris heeft verzocht om beëindiging van de schuldsanering op basis van verschillende argumenten, waaronder het niet marktconform zijn van het ontvangen salaris en het niet kunnen voldoen aan de informatieverplichting door hun detentie. De appellanten hebben in hun beroepschrift aangevoerd dat de rechtbank onvoldoende heeft gemotiveerd waarom zij de visie van de rechter-commissaris heeft overgenomen. Zij stellen dat de WSNP hen niet verplicht om een marktconform loon te genereren en dat ook gedetineerden aan hun verplichtingen kunnen voldoen.

Het hof heeft de argumenten van de appellanten niet overtuigend geacht en heeft de vonnissen van de rechtbank Maastricht van 25 mei 2005 bekrachtigd. Het hof concludeert dat de appellanten niet aan hun verplichtingen hebben voldaan en dat er geen omstandigheden zijn die hen hiervan een verwijt kunnen maken. De uitspraak van het hof bevestigt de noodzaak voor schuldenaren om zich in te spannen voor hun schuldsanering, ongeacht hun omstandigheden.

Uitspraak

RvZ
26 september 2005
Rekestenkamer
Rekestnummer R200500585/587
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Arrest
In de zaak in hoger beroep van:
[APPELLANT],
verblijvende in de Penitentiaire Inrichting [plaats],
en
[APPELLANTE],
verblijvende in de Penitentiaire Inrichting [plaats],
hierna te noemen: [appellanten],
procureur: mr. Ph.C.M. van der Ven.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de vonnissen van de rechtbank Maastricht van 25 mei 2005, waarvan de inhoud bij partijen bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 2 juni 2005, hebben [appellanten] verzocht voormelde vonnissen te vernietigen.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 september 2005. Bij die gelegenheid is gehoord:
- mr. drs. A.J.F. Gonesh, advocaat van [appellanten].
Hoewel behoorlijk opgeroepen zijn [appellanten], alsook de curator mr. R. Mahovic niet ter zitting verschenen.
2.3. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het beroepschrift;
- de stukken van de eerste aanleg, afkomstig van de griffie van de rechtbank Maastricht;
- de brief van de curator van 10 juni 2005, met bijlage;
- de brief van de curator van 30 augustus 2005, met bijlagen.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
Gelet op de samenhang van beide zaken zal het hof deze gevoegd behandelen.
4. De beoordeling
4.1. Bij vonnissen van 27 en 29 januari 2004 is ten aanzien van respectievelijk [appellante] en [appellant] de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken.
4.2.1.Bij vonnissen waarvan beroep heeft de rechtbank op voordracht van de rechter-commissaris de toepassing van de schuldsaneringsregelingen van [appellanten], op grond van artikel 350 lid 3 sub c Faillissementswet (hierna: Fw), beëindigd.
4.2.2. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat [appellanten] toerekenbaar in de nakoming van één of meer uit de schuldsanering voortvloeiende verplichtingen zijn tekortgeschoten. De rechtbank heeft gesteld dat zij de visie en de motivering van de rechter-commissaris tot de hare heeft gemaakt. De rechter-commissaris heeft verzocht tot beëindiging van de schuldsaneringsregelingen op basis van de navolgende argumenten:
- Het door [appellanten] ontvangen salaris is niet marktconform en niet uit hoofde van een dienstverband;
- [appellanten] kunnen niet voldoen aan de mogelijkheid tot verhoging van het inkomen door loopbaanverbetering;
- Door de vrijheidsbeneming kunnen [appellanten] niet voldoen aan de informatieverplichting;
- De situatie is in strijd met doel en strekking van de wet.
4.3. [appellanten] hebben in het beroepschrift aangevoerd, dat de rechtbank niet, althans onvoldoende heeft gemotiveerd op grond waarvan zij de visie van de rechter-commissaris zoals neergelegd in de bestreden beschikking deelt, op basis waarvan zij heeft vastgesteld dat [appellanten] zijn tekortgeschoten in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregelingen voortvloeiende verplichtingen.
[appellanten] zijn van oordeel dat de WSNP hen niet verplicht om een marktconform loon uit arbeid uit dienstbetrekking te genereren. Volgens partijen voldoen zij aan de arbeidsverplichting en worden er inkomsten gegenereerd die vervolgens aan de boedel kunnen worden afgedragen. Voorts stellen [appellanten] dat ook bij personen die niet gedetineerd zijn, de situatie zich kan voordoen dat zij als gevolg van omstandigheden niet in staat zijn om hun inkomen te verhogen door loopbaanverbetering. [appellanten] betwisten dat zij als gevolg van de detentie niet zouden kunnen voldoen aan de informatieverplichting, daar zij immers schriftelijk alle vereiste en van belang zijnde informatie kunnen verstrekken. Ten slotte achten [appellanten] de situatie evenmin in strijd met het doel en de strekking van de wet. Het doel is immers volgens hen om zoveel mogelijk faillissementen van natuurlijke personen te voorkomen, waarbij de omstandigheid dat een persoon gedetineerd is geraakt irrelevant is.
4.4. Bij brief van 30 augustus 2005 heeft de curator te kennen gegeven dat [appellanten] onder de huidige omstandigheden, zo goed als mogelijk, uitvoering trachten te geven aan het saneringsplan. Partijen verrichten beiden werkzaamheden, waarvoor zij een geldelijke beloning ontvangen waarvan zij bereid zijn dit op de boedelrekening te storten. Naar de mening van de curator vodoen [appellanten] dan ook aan de arbeidsverplichting. De curator geeft voorts aan, dat de vader van [appellante] bereid is om in ieder geval het salaris van de bewindvoerder maandelijks op de boedelrekening te storten.
4.5. Op grond van de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is het hof van oordeel dat de vonnissen waarvan beroep dienen te worden bekrachtigd.
4.5.1. [appellanten] worden verdacht van (illegaal) geld genereren met het ronselen van drugskoeriers. Zij zijn daarvoor ook reeds strafrechtelijk veroordeeld (tot zes jaren gevangenisstraf elk; op het hoger beroep is nog niet beslist) en bevinden zich sinds april 2004 in hechtenis. Het minder dan minimale inkomen uit arbeid (ongeveer E. 120,- per maand), dat gedurende hun detentie door [appellanten] wordt verworven, kan in het licht van de bedoeling van de schuldsaneringsregeling niet als voldoende beschouwd worden, nu er in deze situatie voor de schuldeisers immers vrijwel geen enkel uitzicht bestaat op voldoening van een redelijk deel van hun vorderingen. Eenmaal toegelaten tot de schuldsaneringsregeling dienden [appellanten] zich maximaal in te spannen om - op legale wijze - een zo hoog mogelijk inkomen te verwerven ten behoeven van hun schuldeisers, zulks onder meer door te solliciteren naar (beter) betaald werk. [appellanten] hebben zichzelf in een situatie gebracht waarbij zij - naar objectieve maatstaven gemeten - niet aan die verplichting kunnen voldoen. Daarmee zijn zij voorbijgegaan aan de belangen van hun schuldeisers, terwijl van omstandigheden, die eraan in de weg staan hen hiervan een (schuldsaneringsrechtelijk) verwijt te maken, niet is gebleken. De houding van [appellanten] stroken naar het oordeel van het hof dan ook niet met de gedachte achter de schuldsaneringsregeling.
Het feit dat [appellanten] niet ter zitting zijn verschenen teneinde de door hen ingenomen standpunten uit het appèlschrift nader toe te lichten, geeft evenmin blijk van enige motivatie en inzet ten aanzien van de schuldsaneringsregeling en de verplichtingen welke daaruit voortvloeien.
Gelet op het vorenstaande heeft de rechtbank de beslissingen naar het oordeel van het hof op terechte gronden genomen en dienen de vonnissen waarvan beroep in stand te worden gelaten.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt de vonnissen van de rechtbank Maastricht van 25 mei 2005.
Dit arrest is gewezen door mrs. Den Hartog Jager, Van den Bergh en Pouw en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 26 september 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.