ECLI:NL:GHSHE:2005:AU6639

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C0400987
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Th.L.J. Bod
  • De Groot-Van Dijken
  • Huijbers-Koopman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over beëindiging onderwijsovereenkomst tussen Best Alert College B.V. en [geïntimeerde]

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Best Alert College B.V. tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, waarin de vordering van [geïntimeerde] werd toegewezen. [geïntimeerde] had een onderwijsovereenkomst gesloten met Best Alert voor een opleiding tot bodyguard, maar beëindigde deze tussentijds. Hij stelde dat hij niet op de hoogte was gesteld van de stageverplichting die aan de opleiding verbonden was, en dat deze niet te combineren was met zijn fulltime dienstbetrekking. Het hof oordeelt dat [geïntimeerde] zich geen onjuiste voorstelling van zaken heeft gevormd bij het aangaan van de overeenkomst, en dat hij niet bevoegd was om de overeenkomst op grond van dwaling te vernietigen. Het hof laat Best Alert toe tegenbewijs te leveren tegen de stellingen van [geïntimeerde] over de onvoorziene omstandigheden die zijn beëindiging van de overeenkomst zouden rechtvaardigen. Indien Best Alert geen toereikend tegenbewijs levert, heeft [geïntimeerde] terecht gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid om de overeenkomst op te zeggen. De zaak wordt verwezen naar de rolzitting voor verdere procedure.

Uitspraak

typ. JD
rolnr. C0400987/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
vierde kamer, van 25 oktober 2005,
gewezen in de zaak van:
BEST ALERT COLLEGE B.V.,
gevestigd te Best,
appellante bij exploot van dagvaarding van 19 juli 2004,
procureur: mr. P.J.A. van de Laar,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
procureur: mr. C.W.M. Vergouwen,
op het hoger beroep van het door de rechtbank 's-Hertogenbosch, sector kanton, locatie Eindhoven gewezen vonnis van
27 mei 2004 tussen appellante - Best Alert - als gedaagde en geïntimeerde - [geïntimeerde] - als eiser.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 326407, rolnr. 392/04)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft Best Alert vijf grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot afwijzing van de vordering van [geïntimeerde].
2.2. Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] onder overlegging van een productie de grieven bestreden.
2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
De grieven strekken ten betoge dat de kantonrechter de vordering van [geïntimeerde] ten onrechte heeft toegewezen.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. Op 14 december 2002 heeft [geïntimeerde] een onderwijsovereenkomst gesloten met Best Alert voor een opleiding tot bodyguard (prod. 2 inl. dagvaarding). Op de overeenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing. De opleidingskosten bedroegen E. 3.750,- (prod. 4 inl. dagv.).
b. Tijdens het op 14 december 2002 gevoerde intakegesprek tussen [geïntimeerde] en een medewerkster van Best Alert is gesproken over een eventuele stageverplichting en is medegedeeld dat de opleiding goed te combineren was met de fulltime dienstbetrekking van [geïntimeerde] en dat het mogelijk was om simulatielessen te volgen bij Best Alert in plaats van de stage. Dit laatste stond ook vermeld op pagina 31 van de studiegids van Best Alert die [geïntimeerde] had opgevraagd.
c. De opleiding werd gegeven op zaterdagen. [geïntimeerde] is eind december 2002 met de opleiding begonnen.
d. Na het voltooien van de eerste module van de cursus kreeg [geïntimeerde] bij gelegenheid van de tweede module (die van beveiliger) te horen dat hij verplicht was een stage te volgen die een maand tot een half jaar zou duren. Een dergelijke stage was echter voor [geïntimeerde] niet te combineren met zijn fulltime dienstbetrekking.
e. [geïntimeerde] heeft daartegen bezwaar gemaakt, nu zulks niet in overeenstemming was met de hem zijdens Best Alert eerder verstrekte informatie. Op zaterdag 22 maart 2003 heeft [geïntimeerde] blijkens na te melden brief van 23 maart 2003 daarover een gesprek gehad met mevrouw [mevrouw].
f. Bij brief d.d. 23 maart 2003 aan Best Alert (prod.5 inl. dagv.) heeft [geïntimeerde] medegedeeld dat hij zijn opleiding tussentijds beëindigt. In de brief is - onder meer -vermeld:
"De reden hiervoor is dat ik nu in de fase van de opleiding ben gekomen waarin men stage moet lopen. Echter tot mijn verbazing van mij en enkele medecursisten is tijdens het intakegesprek hiervoor niets medegedeeld.
Uiteraard hebben velen net als ik die de opleiding volgen, buiten de opleiding een vaste baan. Zoals u ongetwijfeld zult begrijpen valt dit gezien mijn baan niet te combineren met een stage.
Op 15 maart 2003 heb ik me aangemeld voor het examen theorie beveiliging voor a.s. 22 april 2003. Wilt u voor de uitschrijving van dit examen zorgdragen
( ....)."
g. Naar aanleiding van deze brief heeft Best Alert bij brief d.d. 23 april 2003 [geïntimeerde] uitgenodigd voor een gesprek op 7 mei om een geschikte oplossing te vinden (prod. 6 inl. dagv.).
h. Na het gesprek op 7 mei 2003 handelde Best Alert echter volgens [geïntimeerde] niet overeenkomstig de afspraken die op 7 mei 2003 waren gemaakt, waarna [geïntimeerde] zulks bij brief d.d. 12 juni 2003 (prod. 7 inl. dagv.)aan Best Alert berichtte en Best Alert verzocht alsnog overeenkomstig die afspraken te handelen en de door Best Alert op 15 mei 2003 ten onrechte geïnde termijn van de opleidingskosten terug te storten.
i. Bij brief van 12 november 2003 van DAS Rechtsbijstand (prod. 8 inl. dagvaarding) heeft mr. R.L.A.M. Oors namens [geïntimeerde] bericht dat [geïntimeerde] zich op het standpunt stelt dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder invloed van dwaling, nu hij op grond van de informatie uit de studiegids en de mededeling van de medewerkster van Best Alert ervan is uitgegaan dat de aan de opleiding verbonden stageverplichting goed te combineren zou zijn met zijn fulltime dienstbetrekking. [geïntimeerde] heeft zich in die brief beroepen op de nietigheid van de overeenkomst en terugbetaling gevraagd van de inmiddels door hem betaalde opleidingsgelden ad E. 2.991,20.
4.2. [geïntimeerde] vordert in dit geding van Best Alert betaling van voormeld bedrag van E. 2.991,20, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten, primair stellend dat de overeenkomst nietig is op grond van dwaling, subsidiair dat de overeenkomst is beëindigd door opzegging.
4.3. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] heeft gedwaald, nu hij op grond van door Best Alert verstrekte mededelingen zich een onjuiste voorstelling heeft gemaakt omtrent de mogelijkheid dat zijn fulltime dienstbetrekking goed te combineren zou zijn met de stageverplichting.
De kantonrechter heeft daarop de vordering toegewezen, behoudens de buitengerechtelijke kosten.
4.4. In de toelichting op de eerste vier grieven stelt Best Alert het volgende.
a. Ingevolge een wetswijziging geldt vanaf 1 augustus 2002 de regel dat elke cursist die een theoriecertificaat beveiliger heeft, voor het onderdeel beveiliging een stage moet lopen alvorens praktijkexamen te doen. Op grond
van een overgangsregeling mochten echter leerlingen die het (vroegere) theoriecertificaat Algemeen beveiligingsmedewerker (ABM) hadden gehaald volstaan met praktijksimulatie en alsdan zonder stage praktijkexamen doen. Dit ABM-examen is nog tot begin 2003 afgenomen. De groep waartoe [geïntimeerde] behoorde viel nog in de overgangsregeling. De klasgenoten van [geïntimeerde] hebben het theoriecertificaat ABM allemaal behaald of kunnen/mogen halen en konden daarom volstaan met praktijksimulatie en waren niet verplicht stage te lopen. [geïntimeerde] nam echter niet deel aan het ABM-examen, zodat aan hem is toe te rekenen dat hij verplicht was stage te lopen.
b. Het lopen van een stage is overigens zeer wel te combineren met een fulltime baan. Vele cursisten van Best Alert hebben een stage gecombineerd met een fulltime baan. Zowel [geïntimeerde] als Best Alert konden op zoek gaan naar een stageplaats en [geïntimeerde] kon opgeven welke tijd hij beschikbaar had, ook eventueel op zaterdag en/of zondag, vrije dagen of vakantiedagen. De stage is (bij Best Alert-cursisten) gemiddeld 2 maanden (320 uren), maar kan ook in
2 weken, een maand of zelfs 4 dagen gelopen worden, afhankelijk van de inzet van cursist. Er is geen minimum aantal uren aan de stage verbonden. Indien [geintimeerde] echt niet in de gelegenheid zou zijn stage te lopen, dan had hij nog
3 jaar de mogelijkheid om de stage in te plannen voordat zijn theoriedeel zou verlopen.
c. Het bovenstaande is aan [geïntimeerde] uitgelegd.
d. [geïntimeerde] heeft nooit of te nimmer met Best Alert overleg gepleegd en heeft zich ook nooit bij het stagebureau aangemeld voor een stageplaats. Hij is gewoon gestopt met de opleiding en was nog niet eens zover dat hij een stageplaats moest zoeken. Hij heeft ook nooit geprobeerd een geschikte stageplaats te vinden.
4.4.1. In de toelichting vijfde grief biedt Best Alert aan een en ander te bewijzen, onder meer door getuigenverklaringen van haar leraren en degene die het intake gesprek met [geïntimeerde] heeft gevoerd.
4.5. In de memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] gesteld dat tijdens het intakegesprek bij de bespreking van de verplichte stage de medewerkster van Best Alert heeft gezegd dat de stageonderdelen beperkt zouden zijn tot vier keer een zaterdag op school zelf.
Toen [geïntimeerde] met de tweede module was begonnen (het theoriegedeelte van de module persoonsbeveiliging) kreeg hij in de klas van de docent te horen dat iedereen een stage moest gaan lopen, dat ieder daartoe zelf een stageadres moest zoeken, dat over de stage een jaar kon worden gedaan, mits 320 uur stage zou worden gelopen en dat het niet mogelijk was om vier keer op een zaterdag stage te lopen.
Toen [geïntimeerde] daarna een en ander aan de coördinator voorlegde, kreeg hij van deze te horen: "voor jou houdt het dan op", althans woorden van gelijke strekking. Toen hij vervolgens op 22 maart 2003 het verhaal van de coördinator aan mevrouw [mevrouw] voorlegde, heeft deze gezegd:
"u kunt kosteloos stoppen", althans woorden van gelijke strekking.
4.6. Het hof oordeelt als volgt.
4.6.1. De stellingen van Best Alert, vermeld onder 4.4. sub a en b houden in dat het zeer wel mogelijk is om de stageverplichting te combineren met een fulltime dienstbetrekking en dat voor [geïntimeerde] in verband met de overgangsregeling zelfs de mogelijkheid bestond om geen stage te lopen. [geïntimeerde] heeft deze stellingen niet weersproken.
4.6.2. Derhalve heeft [geïntimeerde] zich naar aanleiding van het intakegesprek geen onjuiste voorstelling van zaken gevormd omtrent die combinatiemogelijkheid.
4.6.3. [geïntimeerde] heeft wel gesteld dat hij van Best Alert nooit een bericht heeft gehad dat hij in afwijking van hetgeen de docent hem in de klas had verteld, toch kon doorgaan met de opleiding en kon volstaan met een korte stage die te combineren was met zijn fulltime baan. [geïntimeerde] heeft bovendien gesteld dat hem ook nooit is medegedeeld dat hij geen stage behoefde te lopen indien hij zich zou hebben opgegeven voor het ABM-examen en dat examen zou hebben behaald en voorts dat hij nooit is geïnformeerd over het stagebureau.
4.6.4. Ook echter indien de onder 4.6.3. vermelde stellingen juist zijn, doet dat er niet aan af dat [geïntimeerde] bij het intakegesprek geen onjuiste voorstelling van zaken had gekregen, zodat niet kan worden geconcludeerd dat [geïntimeerde] heeft gedwaald toen hij de overeenkomst met Best Alert sloot. De dwaling moet immers, wil een beroep daarop slagen, hebben bestaan bij het aangaan van de overeenkomst. Aan [geïntimeerde] kwam dus niet de bevoegdheid toe de overeenkomst op grond van dwaling te vernietigen. Voorzover de vordering op de primaire grondslag is gebaseerd, kan deze niet worden toegewezen.
4.7. Niet betwist is de stelling van [geïntimeerde] dat de opleiding een duur heeft van 12 maanden (inl. dagv. punt 16). Ingevolge de algemene voorwaarden (art. 17, lid 4) kan alleen een opleiding die meer dan 12 maanden duurt tussentijds schriftelijk worden opgezegd. Voor het overige is tussentijdse beëindiging alleen mogelijk in onderling overleg. [geïntimeerde] was dus op grond van artikel 17, lid 4 niet tot opzegging bevoegd, zodat ook op deze grond de vordering van [geïntimeerde] niet kan worden toegewezen. [geïntimeerde] heeft gesteld dat het beding in de algemene voorwaarden dat bij tussentijdse opzegging een opzegtermijn van negen maanden in acht genomen moet worden, onredelijk bezwarend is (dagv. punt 15 en 16). De stelling behoeft géén bespreking. Dit beding is in casu niet van toepassing, aangezien het alléén geldt bij tussentijdse opzeggingen van een opleiding die meer dan 12 maanden duurt.
4.7.1. Naar aanleiding van de brief van 23 maart 2003 van [geïntimeerde] en de brief van 23 april 2003 van Best Alert heeft over de door [geïntimeerde] gewenste beëindiging van de overeenkomst op 7 mei 2003 onderling overleg (met een medewerkster van Best Alert) plaatsgevonden. Blijkens de brief van 12 juni 2003 van [geïntimeerde] zou toen zijn afgesproken dat Best Alert met de opzegging akkoord ging en dat Best Alert de termijnen vanaf mei 2003 niet meer zou incasseren.
4.8. Uit artikel 17, lid 4 van de algemene voorwaarden volgt dat, indien de opleiding 12 maanden (of korter) duurt, beëindiging door tussentijdse opzegging is uitgesloten.
4.8.1. Een dergelijke uitsluiting staat er echter niet aan in de weg dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid kan voortvloeien dat aan de cursist niettemin een bevoegdheid tot opzegging toekomt indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen die niet voor rekening van de opzeggende partij komen en die van zo ernstige aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten. Indien aan [geïntimeerde] deze bevoegdheid zou toekomen, moet worden aangenomen dat [geïntimeerde] met zijn opzeggingsbrief van 23 maart 2003 gebruik heeft gemaakt van deze bevoegdheid.
4.9. Ter beoordeling van de vraag of aan [geïntimeerde] een bevoegdheid als voormeld toekwam, dient daarom te worden nagegaan of zich dergelijke onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan. Indien dat het geval is geweest, moet de conclusie luiden dat [geïntimeerde] bij brief d.d. 23 maart 2003 terecht zijn opleiding per direct tussentijds heeft beëindigd.
4.10. [geïntimeerde] heeft gesteld dat hij tijdens de opleiding geconfronteerd werd met de mededeling (van de docent) dat voor hem een stageverplichting gold die een maand of meer in beslag zou nemen en niet met een fulltime baan te combineren was en dat hij vervolgens zowel van de coördinator als van Mevrouw [mevrouw] in het gesprek op 22 maart 2003 te horen kreeg dat die mededeling juist was. [geïntimeerde] stelt dat hem toen niet is medegedeeld dat hij kon doorgaan met de opleiding en kon volstaan met een korte stage, zoals vier keer op een zaterdag.
4.10.1. Indien deze stellingen juist zijn was er sprake van een onvoorziene omstandigheid als bovengenoemd.
4.11. Het hof is van oordeel dat voormelde stellingen van [geïntimeerde] voorshands voldoende zijn komen vast te staan.
4.11.1. In de memorie van grieven wordt door Best Alert weliswaar gesteld dat aan [geïntimeerde] is uitgelegd hetgeen hierboven onder 4.4. sub a en b is vermeld, maar Best Alert stelt niet dat een en ander aan [geïntimeerde] is uitgelegd door de coördinator en [mevrouw] toen deze als voormeld door [geïntimeerde] werden benaderd. Ook stelt Best Alert niet dat een en ander aan [geïntimeerde] is uitgelegd tijdens het gesprek op 7 mei 2003, vermeld in de brief van 12 juni 2003 van [geïntimeerde] aan Best Alert.
4.11.2. De betwisting door Best Alert acht het hof daarom ontoereikend. Dit klemt te meer nu de stelling van Best Alert dat [geïntimeerde] "nooit of te nimmer met Best Alert" overleg heeft gepleegd, gelet op de inhoud van de in dit geding overgelegde brieven van 23 maart, 23 april en 12 juni 2003 onjuist is en niet kan worden aangemerkt als een gemotiveerde betwisting van de stelling van [geïntimeerde] dat hij de stageverplichting zowel met de coördinator, als met [mevrouw] (op
22 maart 2003) als met een medewerkster van Best Alert (op 7 mei 2003) heeft besproken.
4.12. Het hof zal, gelet op het verweer van Best Alert dat er geen (rechtvaardigings)grond was de overeenkomst tussentijds te beëindigen, Best Alert in de gelegenheid stellen tegenbewijs te leveren tegen de voorshands bewezen geachte stellingen van [geïntimeerde], vermeld onder 4.10.
4.12.1. Indien geen toereikend tegenbewijs wordt geleverd, heeft [geïntimeerde] terecht gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid de overeenkomst op te zeggen.
5. De uitspraak
Het hof:
laat Best Alert toe tegenbewijs te leveren tegen de onder 4.10. vermelde stellingen van [geïntimeerde];
bepaalt, voor het geval Best Alert bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. Th.L.J. Bod als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rolzitting van 8 november 2005 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n) op maandagen in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de procureur van Best Alert bij zijn opgave op genoemde rolzitting een fotokopie van het procesdossier zal overleggen;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde rolzitting dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de procureur van Best Alert tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Bod, De Groot-Van Dijken en Huijbers-Koopman en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 25 oktober 2005.
de griffier de rolraadsheer