4.2.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
a. De gemeente is eigenaar van een terrein gelegen tussen [straat] en de [straat] te [plaats], welk terrein zij op 9 mei 1979 in erfpacht heeft gegeven aan [erfpachter]. In de akte van vestiging is bepaald dat de erfpacht loopt tot en met 8 mei 2029.
b. Bij notariële akte van 14 februari 1986 heeft [erfpachter] het erfpachtrecht op voormeld terrein, met het zich daarop bevindende tuincentrum met aanhorigheden, overgedragen aan [geïntimeerde].
c. Bij brief van 6 mei 2003 heeft [makelaar], makelaar en taxateur o.g., namens [geïntimeerde] aan de gemeente aangeboden om het erfpachtrecht en de opstallen te verwerven van [geïntimeerde].
d. Bij brief van 4 november 2003 heeft de gemeente te kennen gegeven dat zij bereid is om met [geïntimeerde] te overleggen over voortijdige beëindiging van het erfpachtrecht. Sedertdien hebben partijen onderhandeld over de voorwaarden waaronder het erfpachtrecht zal worden beëindigd.
e. Kort na 9 april 2004 is zijdens de gemeente op ambtelijk niveau met [geïntimeerde] overeenstemming bereikt over een door de gemeente aan [geïntimeerde] te betalen schadeloosstelling van E. 95.000,-- inclusief E. 5.000,-- aan deskundigenkosten van [makelaar].
f. In vervolg daarop heeft de gemeente twee conceptovereenkomsten opgesteld getiteld 'overeenkomst tot beëindiging recht van erfpacht' resp. 'onderhandse akte inzake bijkomende schadeloosstelling', welke zij op
17 mei 2004 ter bespreking naar [makelaar] heeft gestuurd.
g. In het concept van de 'overeenkomst tot beëindiging recht van erfpacht' is onder meer bepaald:
' VI. Beëindiging/afstand recht van erfpacht
De eigenaar en de erfpachter zijn overeengekomen dat de erfpachter afstand doet van zijn recht van erfpacht (...) ten behoeve van de eigenaar welke afstand dor de eigenaar wordt aanvaard.
VII. Vergoeding voor beëindiging
De eigenaar is een bedrag groot E. 40.000,-- (...) inclusief eventueel verschuldigde omzetbelasting aan de erfpachter verschuldigd voor de onderhavige afstand/beëindiging van het recht van erfpacht.'
h. In artikel 3 van het concept van de 'onderhandse akte inzake bijkomende schadeloosstelling' is bepaald:
'Dat door partijen overeenstemming is bereikt over een bijkomende schadeloosstelling ten bedrage van E. 45.000,-- (...). In deze bijkomende schadeloosstelling zijn alle schadeloosstellingen hoe ook genaamd, alsmede de eventueel verschuldigde omzetbelasting begrepen.'
Voorts is in artikel 9.1 bepaald dat in de bijkomende schadeloosstelling de kosten van [makelaar] ad E. 5.000,-- inclusief omzetbelasting zijn begrepen.
i. Op 4 juni 2004 heeft de gemeente deze conceptovereenkomsten d.d. 17 mei 2004 besproken met [makelaar], en aan hem een enigszins aangepaste versie van de conceptovereenkomsten d.d. 4 juni 2004 overhandigd.
Tijdens deze bespreking heeft [makelaar] erop gewezen dat, anders dan in de concepten van 17 mei 2004 en
4 juni 2004 staat vermeld, de bijkomende schadeloosstelling niet E. 45.000,-- maar E. 55.000,-- bedraagt, hetgeen de gemeente heeft beaamd. Voorts heeft [makelaar] namens [geïntimeerde] aan de gemeente toestemming verleend om een bodem- en grondwateronderzoek uit te voeren.
j. Vervolgens heeft de gemeente op of omstreeks 17 juni 2004 aan de Milieudienst Regio Eindhoven (hierna: de Milieudienst) opdracht gegeven om een verkennend bodemonderzoek te verrichten op het onderhavige terrein.
k. Verder heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven (hierna in meervoud: B&W) op 13 juli 2004 besloten om:
' 1. ten laste van het grondbedrijf ... over te gaan tot het langs minnelijke weg beëindigen van het (onderhavige, hof) recht van erfpacht ... voor een totale schadeloosstelling/vergoeding ten bedrage van in totaal E. 95.000,--, inclusief de verschuldigde omzetbelasting;
2. de schadeloosstelling en de kosten van het bodem- en grondwateronderzoek te betrekken in de toekomstige planexploitatie van het onder 1. omschreven perceel;
3. de directeur van de dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer,
te machtigen de inhoud van daartoe strekkende overeenkomsten uit te onderhandelen, alsmede tot het sluiten van die overeenkomsten en de notariële vastlegging over te gaan.'
l. Op 26 juli 2004 heeft de gemeente de conceptovereenkomsten nogmaals aangepast, en wel met inachtneming van hetgeen [makelaar] en de gemeente daarover op 4 juni 2004 hadden afgesproken. Vervolgens heeft de gemeente op 28 juli 2004 met [makelaar] een bespreking gevoerd over de aangepaste concepten. Tijdens die bespreking bleek dat [makelaar] ervan uitging dat in de bijkomende schadeloosstelling ad E. 55.000,-- de vergoeding voor de opstallen en gebouwen was begrepen, en dat de vergoeding van E. 40.000,-- alleen betrekking had op het erfpachtrecht. Daarentegen stelde de gemeente zich op het standpunt dat de vergoeding van E. 40.000,-- zag op de beëindiging van het erfpachtrecht én op de opstallen.
m. Bij brief van 13 augustus 2004 heeft de Milieudienst naar de gemeente een rapport gestuurd betreffende het door haar verrichte verkennend bodemonderzoek, waarin geconcludeerd wordt dat het onderhavige terrein verontreinigd is.
a. Op 13 september 2004 heeft [makelaar] telefonisch aan de gemeente medegedeeld dat bovengenoemd artikel over de bijkomende schadeloosstelling ad E. 55.000,-- (zie hierboven onder h en i) zodanig zou moeten worden geredigeerd dat deze schadeloosstelling de vergoeding behelst voor alle opstallen en gebouwen en eventueel verschuldigde omzetbelasting. Door deze redactie zou [geïntimeerde] over de bijkomende schadeloosstelling geen omzetbelasting verschuldigd zijn. Deze wijziging was echter onaanvaardbaar voor de gemeente, omdat de opstallen en de gebouwen volgens haar niet E. 55.000,-- waard waren, en de gebouwen reeds waren begrepen in de vergoeding van E. 40.000,--. De gemeente deelde [makelaar] voorts mede dat verder overleg over de formulering van bedoeld artikel nutteloos was, omdat bodemverontreiniging was aangetroffen op het onderhavige terrein en de saneringskosten daarvan onaanvaardbaar waren voor de gemeente.
o. Tenslotte heeft de gemeente op 15 september 2004 aan [makelaar] medegedeeld dat zij niet meer mee wilde werken aan voortijdige beëindiging van het erfpachtrecht, vanwege het niet bereiken van overeenstemming over de opbouw van de schadeloosstelling, en vanwege de aangetroffen bodemverontreiniging.
4.2.2. Bij inleidende dagvaarding heeft [geïntimeerde] kort gezegd gevorderd dat de gemeente wordt veroordeeld om:
primair: de overeenkomst tot beëindiging van het recht van erfpacht na te komen;
subsidiair: de onderhandelingen met [geïntimeerde] te hervatten teneinde overeenstemming te bereiken over de voorwaarden waaronder - zo begrijpt het hof - het erfpachtrecht voortijdig zal worden beëindigd.