4.1.1. In overweging 2.1 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
4.1.2. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
[appellanten] hebben op 28 maart 2002 aan [geïntimeerden] het woonhuis aan de [adres] verkocht voor de prijs van
E. 215.545,60.
4.1.3. De advertentie waarin het huis te koop werd aangeboden vermeldde:
"(..) Zolder, (817x584), bereikb. met vaste trap; evt. 4e slpk."
4.1.4. Op 15 maart 2002 heeft de eerste bezichtiging van het huis door [geïntimeerden] plaatsgevonden. Zijdens [appellanten] was daarbij aanwezig [adviseur appellanten], van [adviesbureau]. Door [geïntimeerden] is toen geïnformeerd naar de aanwezigheid van asbest in de woning. Over het antwoord van [adviseur appellanten] verschillen partijen van mening.
4.1.5. De 2e bezichtiging heeft plaatsgevonden op 20 maart 2002. [geïntimeerden] werden daarbij vergezeld door de heer [makelaar] van [makelaarskantoor], in verband met de door [makelaar] uit te voeren taxatie, en [bouwkundig adviseur] in verband met bouwadviezen. Genoemde [adviseur appellanten] was wederom aanwezig van de kant van [appellanten].
4.1.6. Partijen hadden reeds overeenstemming over de koopprijs, na het tweede bod van [geïntimeerden], en op 28 maart hadden zij eveneens overeenstemming over de leveringsdatum. Vervolgens zond [adviseur appellanten] op 29 maart 2002 aan [geïntimeerden] een 'concept schriftelijke koopovereenkomst'. Daarbij was gevoegd een door [appellanten] ingevulde 'verklaring eigenaar', waarin zij bij het lemma 'gebreken of eigenschappen die een normaal gebruik in de weg zouden kunnen staan' hebben geschreven:
"Opmerking: dak is beschoten met eternietplaten".
4.1.7. In het door [makelaar] op verzoek van [geïntimeerden] opgemaakte taxatierapport d.d. 29 maart 2003 staat vermeld bij de vraag of er aanleiding is om de aanwezigheid van waardeverminderende asbest te veronderstellen:
"Ja, het was in die tijd normaal gebruik om in gevelpanelen, rookkanalen, en nabij verwarmingstoestellen asbesthoudende materialen te gebruiken."
4.1.8. [geïntimeerden] schrijven op 3 april 2002 aan [adviseur appellanten] dat de kwestie met betrekking tot de aanwezigheid van eternietplaten eerst naar hun tevredenheid moet zijn opgelost, alvorens zij zullen overgaan tot het nader schriftelijk uitwerken van de bestaande koopovereenkomst.
4.1.9. [adviseur appellanten] schrijft op dezelfde dag aan [geïntimeerden]:
"Dinsdag 2 april 2002 meldt u zich telefonisch met de mededeling dat u uit de verklaring van de eigenaar pas de (mogelijke) aanwezigheid van eternietplaten heeft mogen vernemen.
Hoewel de koopakte nog niet is ondertekend en de verkoper wellicht bereid is om verder te gaan met de verkoop (aan derden), reageerde U (terecht) met de letterlijke woorden: 'de koop is gesloten, er zijn wel andere wegen om mijn recht te halen'
(..) Mede namens verkoper moet ik u derhalve mededelen dat wij geenszins bereid zijn een regeling te treffen in deze casus. Sterker nog, als u weigert de koop te bekrachtigen middels ondertekening van de onderhavige koopakte stellen wij u op voorhand in gebreke en verwijzen u dienaangaande naar de voorwaarden voor het uitbrengen van een bod (..)
en art. 13 van de onderhavige koopakte, benevens overige gelden en nog te leiden schade (oa. 10% boete van de koopprijs)."
4.1.10. [appellanten] hebben op 5 april 2002 onderzoek laten doen naar het aanwezige eterniet door Analyse Bureau Safety B.V. Desgevraagd schrijft Analyse Bureau Safety B.V. op 17 september 2002 aan de advocaat van [appellanten] dat er in beginsel geen gezondheidsgevaar is, indien er geen ernstige beschadigingen optreden in het eterniet. Wel, aldus dit bureau, mag men absoluut geen breek-, boor- en/of zaagwerkzaamheden uitvoeren. De verwijdering zal moeten geschieden door een gespecialiseerd bedrijf.
4.1.11. Op 18 april 2002 hebben partijen een door [adviseur appellanten] opgestelde schriftelijke koopovereenkomst met betrekking tot het pand getekend. Daarin staat in art. 25:
"Tussen partijen bestaat een geschil met betrekking tot het in de woning aanwezige eterniet in het dak. Ongeacht enig andersluidend beding in deze overeenkomst behouden kopers, verkopers en bemiddelaar zich alle rechten voor met betrekking tot het in de woning aanwezige eterniet in het dak, zonder dat kopers, verkopers of bemiddelaar enige aansprakelijkheid erkennen. Koper zal de overeengekomen koopprijs bij transport onvoorwaardelijk en geheel ter beschikking stellen aan verkoper, waarbij echter de mogelijkheid van rechterlijke matiging van de koopprijs uitdrukkelijk niet wordt uitgesloten."
4.1.12. Het transport van de woning heeft plaatsgehad op 1 oktober 2002.
4.1.13. [geïntimeerden] hebben twee offertes van gespecialiseerde verwijderingsbedrijven overgelegd. [bedrijf 1] offreerde op 8 januari 2003 voor E. 10.425,00 ex BTW (dat wil zeggen E. 12.405,75 incl. BTW) en [bedrijf 2] op 25 november 2002 voor E. 6.940,-- ex BTW. [bedrijf 2] is op 30 januari 2003 failliet verklaard.
4.1.14. [geïntimeerden] hebben [appellanten] in rechte betrokken. De rechtbank heeft bij het thans beroepen vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de tussen partijen gesloten koopovereenkomst gewijzigd in die zin dat de door [geïntimeerden] verschuldigde koopprijs is verminderd met E. 5.000,-- met veroordeling van [appellanten] (hoofdelijk) om aan [geïntimeerden] het teveel betaalde bedrag van E. 5.000,-- terug te betalen met rente vanaf 3 september 2002.