4.5. Veronderstellenderwijs er vooralsnog van uitgaand dat de overeenkomst [geïntimeerde] verplichtte tot het bouwen van een huis voor een bedrag (ongeveer) overeenkomstig de door hem opgemaakte begroting, overweegt het hof nog als volgt.
De hierna te noemen punten kunnen in de al eerder genoemde comparitie nog verder aan de orde komen.
4.5.1. In ieder geval moet rekening gehouden worden met het verrichte meerwerk, dat bovenop de begrotingssom door [appellant] moet worden betaald (hetgeen [appellant] overigens ook niet ter discussie stelt).
4.5.2. Voorts heeft [appellant] niet betwist dat het om een plus minus begroting ging, zodat hij moet accepteren dat een zekere overschrijding van de begrotingssom aanvaardbaar is en door hem zal moeten worden betaald.
Hoewel op de overeenkomst het bepaalde in artikel 7:752 lid 2 BW in ieder geval niet van toepassing is, zal het hof toch in aansluiting op het in dat artikel bepaalde een overschrijding van de begrotingssom met (niet meer dan) 10% als redelijk aanmerken. [appellant] is derhalve - nu wel vast staat dat de begrotingssom aanzienlijk is overschreden - in ieder geval naast de vaste begrotingssom ad ƒ 278.920,-- 10% van dat bedrag verschuldigd, dus in totaal ƒ 278.920,-- + ƒ 27.892,-- =
ƒ 306.812,--.
4.5.3. [appellant] heeft voorts in ieder geval in hoger beroep aangevoerd dat door hem niet alleen een bedrag van
ƒ 340.126,12 aan [geïntimeerde] is betaald, maar daarnaast rechtstreeks aan onderaannemers bedragen van ƒ 83.552,02 en ƒ 90.371,25. De totale bouwsom bedroeg derhalve het totaal van deze drie bedragen.
De rechtbank heeft deze bedragen buiten beschouwing gelaten omdat [appellant] deze niet met verificatoire bescheiden had onderbouwd en bovendien in een te laat stadium in de procedure had gebracht.
Omdat het hoger beroep mede bedoeld is voor het herstel van fouten en [appellant] deze posten ook thans nog aanvoert, zal het hof deze stelling van [appellant] in zijn oordeel betrekken, temeer omdat bedoelde bedragen ook al zijn opgenomen in de als productie 6 bij de conclusie van antwoord overgelegde "vergelijking van "begroting" en betaalde kosten", opgesteld door [deskundige].
Het hof verzoekt [appellant] wel ter comparitie een nadere toelichting te geven op deze posten, ondersteund met bewijsstukken. Tevens dient [appellant] op voorhand zijn vordering in reconventie (ter hoogte van ƒ 77.536,19) op schrift te specificeren.
Het is het hof overigens niet duidelijk of [geïntimeerde] ontkent dat [appellant] deze bedragen heeft betaald. [geïntimeerde] voert wel aan dat [appellant] bij conclusie van antwoord zelf heeft gesteld dat door [geïntimeerde] materialen zijn besteld en onderaannemers zijn ingeschakeld voor een bedrag van in totaal ƒ 340.126,12, welk bedrag [appellant] aan [geïntimeerde] heeft betaald, maar dat sluit niet uit dat [appellant] daarnaast aan andere onderaannemers ook nog bedragen heeft betaald.
4.5.4. Uit de opstelling van [deskundige] blijkt van grote verschillen tussen de begroting van [geïntimeerde] en de daadwerkelijke kosten van een aantal van de door hem begrote posten (waarbij het het hof overigens niet duidelijk is of [geïntimeerde] deze opstelling wat betreft de kosten onderschrijft).
Het hof begrijpt deze begroting aldus dat de daadwerkelijke kosten bestaan uit de optelsom van kolom C en kolom D, en dat [appellant] de bedragen van kolom C aan [geïntimeerde] heeft betaald en die van kolom D rechtstreeks aan de desbetreffende onderaannemers. Daarvan uitgaand zijn er in ieder geval grote tot zeer grote overschrijdingen inzake:
- ramen en deuren [naam] (post 16)
- hout + dakplaten + muurplaten (post 21)
- tegelwerk (post 25)
- stukadoor (post 29)
- trappen (post 30)
- electra (post 36; i.p.v. ƒ 15.118,73:ƒ 61.276,97 + ƒ 57.180)
- oprit (post 39) en
- vensterbanken (post 44).
Het hof merkt voorts reeds thans op dat de begroting is opgemaakt "exclusief vloeren en keuken". Het bedrag van ƒ 90.371,25 heeft onder meer betrekking op dekvloeren (ƒ 36.734,43) en keuken (ƒ 26.204,71), zodat in zoverre van een overschrijding van de begroting geen sprake lijkt te zijn.
Ook hierover verzoekt het hof partijen nadere informatie te verschaffen ter comparitie.
4.5.5. [appellant] heeft gesteld (memorie van grieven par. 33) dat de woning van [schoonzoon geïntimeerde] wèl conform de begroting van [geïntimeerde] is gerealiseerd. Uit par. 29 van de memorie van antwoord maakt het hof op dat [geïntimeerde] dat niet bestrijdt. Het hof verzoekt [geïntimeerde] zich hieromtrent ter comparitie nader te verklaren.