ECLI:NL:GHSHE:2005:BA7230

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 mei 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
C0301163
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Zwitser-Schouten
  • A. Begheyn
  • J. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij verkeersongeval met stilstaand voertuig op de rijweg

In deze zaak gaat het om een verkeersongeval dat plaatsvond op 9 februari 2001, waarbij de geïntimeerde, [geïntimeerde], met zijn auto tegen de achterzijde van een aanhangwagen botste die aan een vrachtauto was gekoppeld. De aanhangwagen stond stil op de rijweg, en de omstandigheden waren zodanig dat de zichtbaarheid beperkt was door de duisternis en een vochtig wegdek. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de aansprakelijkheid voor het ongeval grotendeels bij de verzekeraar van de aanhangwagen, Interpolis, lag, en had deze veroordeeld tot vergoeding van 75% van de schade van [geïntimeerde]. Interpolis ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Het hof bevestigde dat de aanhangwagen onrechtmatig was geparkeerd op een voorrangsweg, wat een gevaarlijke situatie creëerde voor andere weggebruikers, waaronder [geïntimeerde]. Het hof oordeelde dat de bijdrage van de aanhangwagenchauffeur, [naam 2], aan het ongeval een vergoedingsplicht van 50% rechtvaardigde. Het hof nam daarbij de omstandigheden in acht, zoals de snelheid van [geïntimeerde] en de staat van de weg. Het hof oordeelde dat [geïntimeerde] zijn snelheid niet voldoende had aangepast aan de omstandigheden, maar dat de aanhangwagenchauffeur ook een deel van de verantwoordelijkheid droeg voor het ongeval.

De grieven van Interpolis, die onder andere betrekking hadden op de onrechtmatigheid van het gedrag van [naam 2] en de snelheid van [geïntimeerde], werden grotendeels verworpen. Het hof concludeerde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat Interpolis aansprakelijk was voor de schade, maar dat de vergoedingsplicht moest worden verlaagd naar 50%. Het hof vernietigde het eerdere vonnis voor zover het de hoogte van de schadevergoeding betrof en compenseerde de proceskosten, zodat elke partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

typ. GR
rolnr. C0301163/RO
ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
derde kamer, van 10 mei 2005,
gewezen in de zaak van:
de naamloze vennootschap INTERPOLIS SCHADE N.V.,
gevestigd te Tilburg,
appellante,
procureur mr. A.V.M. van Dijk,
tegen:
[GEÏNTIMEERDE],
wonende te [plaats],
geïntimeerde,
procureur mr. Ph.C.M. van der Ven,
op het exploot van dagvaarding d.d. 15 september 2003 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank te Roermond onder rolnummer 51206/HA ZA 02-498 uitgesproken op 16 juli 2003 tussen appellante als gedaagde en geïntimeerde als eiser.
1. De procedure in eerste aanleg
Hiervoor verwijst het hof naar het beroepen vonnis welk vonnis zich bij de stukken bevindt.
2. De procedure in hoger beroep
Bij memorie van grieven heeft appellante - nader te noemen Interpolis - zes grieven aangevoerd en geconcludeerd als in die grieven nader omschreven.
Vervolgens heeft geïntimeerde - nader te noemen [geïntimeerde] - bij memorie van antwoord de grieven bestreden en geconcludeerd als in die grieven omschreven.
Tenslotte hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.
3. De grieven
Voor de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling van de grieven
4.1. Op grond van de niet bestreden vaststelling van feiten van de rechtbank in rechtsoverweging 2.1. tot en met 2.8. van het vonnis van 16 juli 2003 en op grond van hetgeen verder is gesteld en niet of niet voldoende is weersproken dan wel blijkt uit de onbetwiste inhoud van de overgelegde bescheiden, staat in hoger beroep het volgende vast:
4.2. (a) Op vrijdag 9 februari 2001 reed [geïntimeerde] kort na vijf uur 's ochtends in zijn personenauto met kenteken [kenteken] over de [straat] te [plaats 1] in de richting van [plaats 2]. [geïntimeerde] werd vergezeld van zijn collega [naam 1]. Zij waren op weg naar hun werk in Duitsland.
(b) Rijdend over die [straat] heeft [geïntimeerde] op een gegeven moment de achterlichten van een - naar later bleek - aan een vrachtauto gekoppelde aanhangwagen voor hem op de weg gezien. Dit stilstaande of nagenoeg stilstaande voertuig bevond zich op dezelfde
rijstrook als waarop [geïntimeerde] reed. Ondanks krachtig remmen ter voorkoming van een aanrijding, is [geïntimeerde] tegen de(linker)achterzijde van de aanhangwagen gereden.
(c) Bij deze aanrijding heeft [geïntimeerde] verwondingen opgelopen. De auto is total loss verklaard.
(d) De bestuurder van de vrachtwagen met aanhanger met kenteken [kenteken] was [naam 2], hierna te noemen [naam 2]. De vrachtwagen met aanhanger behoorde ten tijde van de aanrijding in eigendom toe aan de firma [firma]. De aanhangwagen viel onder een bij Interpolis afgesloten WAM-polis.
(e) Voor het ongeval heeft de (losgekoppelde) aanhangwagen ongeveer anderhalf uur geparkeerd gestaan op de rijstrook van de [straat], bestemd voor het verkeer richting [plaats 2], ter hoogte van de plaats van het ongeval.
(f) Ter plaatse van het ongeval is de [straat] buiten de bebouwde kom gelegen en betreft het een voorrangsweg. De weg is daar recht en er is geen straatverlichting aanwezig. De ter plaatse maximaal toegestane snelheid bedraagt 80 kilometer per uur. Op het moment van het ongeval was het donker, de weersgesteldheid was droog. Ten tijde van het ongeval was het wegdek vochtig. Er was recentelijk een nieuw wegdek aangebracht, in verband waarmee waarschuwingsborden waren geplaatst met de tekst "nieuw wegdek, langere remweg".
Het zicht bedroeg ten tijde van het ongeval ongeveer 200 meter. Er is een schuifspoor vastgesteld van 29 meter.
(g) ten tijde van het ongeval was de aanhangwagen verlicht met twee breedtelichtjes ter linker en ter rechterzijde, twee hoogtelichtjes in de linker- en rechterbovenhoek en met dubbele achterlichten. Tevens was de aanhangwagen voorzien van twee ongeveer 50 cm lange en 10 cm brede reflecterende stroken en helemaal onder aan een zwart/witte reflecterende spatlap.
(h) Bij - op tegenspraak gewezen en in kracht van gewijsde gegaan - vonnis van de rechtbank te Roermond (politierechter) van 24 september 2001 is [naam 2] vrijgesproken van overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet (WVW) en artikel 308 Wetboek van Strafrecht en veroordeeld wegens overtreding van artikel 5 WVW.
(i) In eerste aanleg heeft [geïntimeerde] een verklaring voor recht gevorderd dat Interpolis geheel, althans gedeeltelijk, aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval van 9 februari 2001 en heeft hij gevorderd Interpolis te veroordelen tot vergoeding van de (volledige) schade van [geïntimeerde], nader op te maken bij staat, vermeerderd met de proceskosten.
(j) Nadat Interpolis deze vordering had weersproken heeft de rechtbank bij vonnis van 16 juli 2003 voor recht verklaard dat Interpolis aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval van 9 februari 2001, waarbij betrokken was haar verzekerde en [geïntimeerde], en Interpolis veroordeeld tot vergoeding van 75% van de schade van [geïntimeerde], nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Tevens is Interpolis veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
4.3. Grief I keert zich tegen het oordeel van de rechtbank dat [naam 2] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [geïntimeerde]. In grief II klaagt Interpolis over het oordeel van de rechtbank dat het (gedwongen) parkeren op de rijweg haar oorzaak vond in het in één rit varkens ophalen bij twee verschillende bedrijven. Grief III keert zich tegen het oordeel van de rechtbank dat denkbaar is dat [geïntimeerde] niet of nauwelijks harder heeft gereden dan 80 kilometer per uur. In grief IV klaagt Interpolis over het oordeel van de rechtbank dat Interpolis heeft gesteld dat [geïntimeerde] niet zijn autogordel heeft gedragen.
In grief V maakt Interpolis bezwaar tegen de mate waarin aan ieder toe te rekenen omstandigheden hebben bijgedragen aan het ongeval en de daaruit voortgevloeide schade. Eveneens heeft de rechtbank ten onrechte een billijkheidsheidscorrectie toegepast. Grief VI klaagt er over dat de rechtbank niet is ingegaan op de suggestie een descente te gelasten.
4.4.1. Met betrekking tot grief I overweegt het hof als volgt. Met de enkele overtreding van artikel 5 WVW is de onrechtmatigheid van het gedrag van [naam 2] jegens [geïntimeerde] niet zonder meer gegeven. Wel volgt uit die overtreding dat [naam 2] het gevaar voor een verkeersongeval op de weg heeft vergroot. Maar of het in het leven roepen van een gevaarlijke situatie onrechtmatig is jegens een andere weggebruiker, in dit geval [geïntimeerde], hangt af van de omstandigheden van het geval. Denkbaar is dat een gedraging van een verkeersdeelnemer in de gegeven omstandigheden een dermate gevaarlijke situatie in het leven roept, dat die gedraging jegens andere weggebruikers zonder meer onrechtmatig is (HR 23 juni 1995, NJ 1995,730). De omstandigheden, zoals onder 4.2. sub (e), (f) en (h) in aanmerking genomen, heeft de rechtbank terecht en op goede gronden - die het hof overneemt en tot de zijne maakt - geoordeeld dat sprake is van onrechtmatig gedrag van [naam 2] jegens [geïntimeerde]. Het in het donker in strijd met het parkeerverbod parkeren van een aanhangwagen op een voorrangsweg buiten de bebouwde kom schept immers juist voor de medeweggebruikers zoals [geïntimeerde] een gevaarlijke situatie. Voor het standpunt van Interpolis, dat de aanhangwagen niet stilstond, maar net weer ging rijden, ziet het hof onvoldoende aanknopingspunten, nu [naam 2] kort na het ongeval tegenover een politiebeambte heeft verklaard:
"... Hierna liep ik naar voren om in de vrachtwagen te stappen, stapte ik de vrachtauto en hoorde juist voordat ik wilde wegrijden een explosie van lucht, dat vrijkwam." Daarbij komt dat ook [geïntimeerde] en [naam 1] hebben verklaard dat de aanhangwagen ten tijde van de botsing stilstond. Nadien heeft Interpolis een onderzoek gedaan naar de schuldvraag. Ten behoeve van dat onderzoek heeft [naam 2] op 14 juni 2001 schriftelijk verklaard dat hij is gaan rijden en na nog geen zes meter een vreemd geluid hoorde. Aan die verklaring gaat het hof voorbij, nu deze verklaring niet overeenkomt met de hiervoor genoemde verklaringen en geruime tijd na het ongeval is afgelegd.
4.4.2. Dat - zoals Interpolis heeft gesteld - de verlichting van de aanhangwagen - zoals weergegeven onder 4.2. sub g - een rechtvaardigingsgrond oplevert is onjuist.
De gedraging verliest daarmee niet zijn onrechtmatige karakter. Bovendien bleek uit de verlichting niet dat de aanhanger niet aan het verkeer deelnam, maar - in strijd met de verkeersregels - geparkeerd stond. Grief I faalt derhalve.
4.5. Interpolis stelt in grief II dat [naam 2] gedwongen was de aanhangwagen op de rijweg te parkeren, omdat het vanwege varkenspest verboden was de aanhangwagen met elders opgehaalde varkens een ander bedrijf te betreden.
Ook deze grief faalt. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden - welke het hof overneemt en tot de zijne maakt - geoordeeld dat daarmee het gedrag van [naam 2] niet kan worden gedisculpeerd. Het hof wijst er voorts op dat het voornoemde verbod vooraf bekend was, zodat daarmee rekening gehouden kon worden, voorafgaand aan het ophalen van de varkens bij de diverse bedrijven. Zelfs indien uitgegaan wordt van de situatie dat [naam 2] zich ter plekke geconfronteerd zag met de onmogelijkheid de aanhangwagen - buiten het terrein van het tweede bedrijf - aan de [straat] te parkeren, dan nog had hij - zoals door [geïntimeerde] onbetwist is gesteld - in de buurt een veilige parkeerplaats kunnen en moeten zoeken, in plaats van de aanhangwagen op de rijweg te parkeren.
4.6. Uit het voorgaande volgt dat [naam 2] onrechtmatig jegens [geïntimeerde] heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de bij [geïntimeerde] dientengevolge opgekomen schade. Interpolis is als aansprakelijkheidsverzekeraar gehouden tot vergoeding van die schade. Die vergoedingsplicht kan ingevolge artikel 6:101, eerste lid BW evenwel worden verminderd of zelfs geheel komen te vervallen, wanneer de schade mede een gevolg is van omstandigheden die aan [geïntimeerde] kunnen worden toegerekend. Daarop hebben de grieven III, IV en V betrekking.
4.7. Grief III keert zich tegen het oordeel van de rechtbank dat [geïntimeerde] niet of nauwelijks harder heeft gereden dan de ter plaatse toegestane snelheid. Interpolis heeft deze grief onderbouwd met een in haar opdracht vervaardigd rapport van verkeersongevallendeskundige ing. [deskundige], hierna te noemen [deskundige]. [deskundige] heeft aangenomen dat bij een snelheid van 80 kilometer per uur de stopweg tussen 61 en 69 meter bedraagt en de reactietijd één seconde (schrikseconde) is. De reactieweg bedraagt dan 22 meter. [deskundige] is er van uitgegaan dat [geïntimeerde] is gaan reageren op een afstand van 29 meter (remspoorlengte) plus minimaal 22 tot 25 meter is minimaal 51 tot 54 meter vóór de botsingsplaats. Volgens [deskundige] kan met de remvertraging vanwege het natte ZOAB wegdek over het 29 meter lange remspoor en een zwelfase van 0,2 seconde voor de zwelfase van het remsysteem, aan de hand van de zogenaamde remwegformule berekend worden dat [geïntimeerde] de ongevalsplaats is genaderd met een snelheid van circa 80 tot 90 kilometer per uur.
Naar het oordeel van het hof heeft Interpolis hiermee onvoldoende onderbouwd dat [geïntimeerde] te hard heeft gereden, nu uit deze berekening niet kon worden afgeleid dat [geïntimeerde] zeker harder dan 80 kilometer per uur reed, terwijl een dergelijke snelheid niet te hard is, wat betreft de ter plaatse toegestane snelheid. Uit de overige in geding gebrachte stukken is evenmin gebleken dat [geïntimeerde] harder reed dan de ter plaatse toegestane snelheid, zodat de grief faalt.
4.8. Grief IV keert zich tegen het oordeel van de rechtbank dat Interpolis heeft gesteld dat [geïntimeerde] ten tijde van het ongeval geen autogordel droeg. Deze grief faalt. De stelplicht en bewijslast ter zake van eigen schuld rust in beginsel op degene die onrechtmatig heeft gehandeld en een beroep doet op eigen schuld van zijn wederpartij. In het onderhavige geval heeft [geïntimeerde] aan zijn stelplicht voldaan door feiten te stellen waaruit volgt dat [naam 2] de norm van art. 5 WVW heeft overtreden en door te stellen dat het gevaar dat door de overtreding van deze norm wordt verhoogd zich heeft verwezenlijkt. De stelplicht en de bewijslast ter zake van het verweer dat die schade echter mede het gevolg is van een omstandigheid die aan [geïntimeerde] moet worden toegerekend rust dan in beginsel op Interpolis. Van omstandigheden die een afwijking op deze regel rechtvaardigen is het hof niet gebleken. Dat [geïntimeerde] in de dagvaarding in eerste aanleg heeft opgenomen dat hij een autogordel droeg maakt dit niet anders. Nu Interpolis heeft nagelaten deze stelling met (voldoende) feiten te onderbouwen zal het hof deze stelling passeren. Het hof stelt zich achter hetgeen hierover in het vonnis van de rechtbank is overwogen in r.o. 5.10 en maakt die overweging tot de zijne. Daaraan kan worden toegevoegd dat Interpolis blijkens deze grief kennelijk geen bewijsaanbod heeft gedaan, nu zij stelt dat [geïntimeerde] zelf dient te bewijzen dat hij wel een gordel droeg.
Onder verwijzing naar hetgeen het hof heeft overwogen in r.o. 4.6. is grief V ten onrechte gebaseerd op de stelling dat [naam 2] niet onrechtmatig heeft gehandeld jegens [geïntimeerde].
4.9.1. De rechtbank heeft voorts terecht en op goede gronden, die het hof overneemt en tot de zijne maakt, geoordeeld dat [geïntimeerde] weliswaar in mindere mate rekening behoefde te houden met een stilstaand voertuig op de rijweg, maar dat hij zijn snelheid onvoldoende heeft aangepast aan de omstandigheden en daardoor schade teweeg heeft gebracht die mede aan hem kan worden toegerekend. Daaraan kan worden toegevoegd dat blijkens het rapport van [deskundige] onweersproken is berekend dat een veilige snelheid voor de hier omschreven situatie ongeveer 60 kilometer per uur zou zijn geweest. Het hof is van oordeel dat de bijdrage van [naam 2] aan het verkeersongeval in ieder geval een vergoedingsplicht van 50% rechtvaardigt. In zoverre treft de grief geen doel. In het kader van dit appel - dat alleen inhoudt dat de rechtbank met de vergoedingsplicht van 50% voor [naam 2] een te hoog percentage heeft vastgesteld - komt het hof niet toe aan beoordeling van de vraag of de bijdrage van [naam 2] wellicht een hoger percentage vergoedingsplicht rechtvaardigt dan het door de rechtbank vastgestelde percentage van 50%.
4.9.2. De grief slaagt voor zover Interpolis heeft aangevoerd dat de rechtbank vervolgens ten onrechte een billijkheidscorrectie heeft toegepast. Het hof ziet geen aanleiding de gemaakte fout van [naam 2] wat verwijtbaarheid betreft ernstiger te achten dan de door [geïntimeerde] gemaakte fout, mede gelet op het feit dat het hier een botsing tussen twee gemotoriseerde voertuigen betreft. Ook overigens ziet het hof in de omstandigheden van het geval geen aanleiding tot een dergelijke correctie.
4.10. Anders dan door Interpolis in grief VI is voorgesteld, ziet het hof geen reden voor een descente. Ook de rechtbank was niet verplicht een descente te houden, nu zij zich op grond van de stukken kennelijk voldoende voorgelicht achtte.
4.11. Dit betekent dat het vonnis van de rechtbank gedeeltelijk dient te worden vernietigd. [geïntimeerde] en Interpolis zullen als over en weer deels in het ongelijk gestelde partij elk hun eigen kosten dragen.
5. De beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover Interpolis is veroordeeld tot vergoeding van 75% van de schade van [geïntimeerde];
in zoverre opnieuw rechtdoende;
veroordeelt Interpolis tot vergoeding van 50% van de schade van [geïntimeerde], nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
compenseert de kosten van het hoger beroep aldus dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. Zwitser-Schouten, Begheyn en Vermeulen en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 10 mei 2005.