ECLI:NL:GHSHE:2006:AV1998
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. den Hartog Jager
- A. Koens
- J. Venhuizen
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot voorlopig getuigenverhoor in cassatieprocedure met betrekking tot bedrog en verjaring
In deze zaak heeft [naam verzoeker] op 2 januari 2006 een verzoekschrift ingediend bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch met het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor te gelasten. Dit verzoek is gedaan in het kader van een lopende cassatieprocedure bij de Hoge Raad, waarin [naam verzoeker] in hoger beroep was gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Breda van 26 maart 2003. In dat vonnis werd [naam verzoeker] veroordeeld tot de levering van een appartement aan de gezamenlijke erven van wijlen [naam overledene]. De rechtbank had geoordeeld dat het beroep op verjaring niet ten gunste van de niet verschenen gedaagden kon strekken, maar dat de vordering van de erven jegens [naam verzoeker] wel gegrond was.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 januari 2006 zijn de advocaten van beide partijen verschenen. Het hof heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de pleitnotities. [naam verzoeker] stelde dat hij belang had bij het getuigenverhoor om bewijs te verzamelen voor zijn stellingen dat er geen koopovereenkomst tot stand was gekomen en dat er bedrog was gepleegd door de erven. Het hof oordeelde echter dat het houden van een getuigenverhoor vóórdat de Hoge Raad in de zaak arrest heeft gewezen, niet wenselijk was. Dit was om proceseconomische redenen, aangezien het nog onduidelijk was voor welke toekomstige procedure het getuigenverhoor bedoeld was.
Het hof concludeerde dat, mocht het cassatieberoep slagen, [naam verzoeker] onvoldoende belang had bij het verzochte getuigenverhoor in een procedure na verwijzing. Ook in het geval het cassatieberoep werd verworpen, was het belang van het getuigenverhoor niet vast komen te staan. Het hof merkte op dat het door [naam verzoeker] gestelde bedrog mogelijk wel een grond kon opleveren voor een nieuwe procedure, maar dat deze bij de rechtbank aanhangig gemaakt diende te worden. Uiteindelijk wees het hof het verzoek tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor af en veroordeelde [naam verzoeker] in de kosten van de procedure.