ECLI:NL:GHSHE:2006:AV4828

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
20-009114-05
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsuitsluiting bij staandehouding door Koninklijke Marechaussee

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 maart 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda. De verdachte, geboren in 1969, werd beschuldigd van het besturen van een motorrijtuig terwijl zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. De feiten vonden plaats op 21 augustus 2003 op de Rijksweg A-16 in Breda, waar de verdachte werd staande gehouden door wachtmeesters van de Koninklijke Marechaussee (KMAR).

Het hof heeft vastgesteld dat de opsporingshandelingen door de KMAR onrechtmatig waren, omdat de wachtmeesters geen bevoegdheid hadden om het rijbewijsregister te raadplegen en de verdachte te horen. Dit leidde tot de conclusie dat het bewijsmateriaal op onrechtmatige wijze was verkregen en derhalve niet als bewijs kon worden gebruikt.

De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zou vernietigen en de verdachte zou vrijspreken. Het hof heeft deze vordering gehonoreerd en het eerdere vonnis vernietigd. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde overtreding van de Wegenverkeerswet 1994, omdat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen waren om de beschuldiging te onderbouwen.

De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsgeldigheid van opsporingshandelingen en de bescherming van de rechten van de verdachte. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet schuldig was aan de hem ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 20-009114-05
Uitspraak : 14 maart 2006
VERSTEK, ONIP
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 6 januari 2004 in de strafzaak met parketnummer 02-006168-03 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
thans [ adres 1],
doch in de appèlakte als adres opgevend: [ adres 2].
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en opnieuw rechtdoende verdachte zal vrijspreken van het hem tenlastegelegde.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat de politierechter kon volstaan met aantekening van de uitspraak op een aan het dubbel van de dagvaarding gehecht stuk, maar het hof gebonden is aan het motiveringsvoorschrift van artikel 359 van het Wetboek van Strafvordering.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 augustus 2003 in de gemeente Breda terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten van de categorie(ën): "B" en/of "C", ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, de Rijksweg A-16, als bestuurder een motorrijtuig,
(personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat een drietal wachtmeesters der Koninklijke Marechaussee, District NB/Lb Brigade Breda (verder te noemen KMAR), op 21 augustus 2003 in het kader van de uitvoering van een voorgeschreven dienst, te weten die van Mobiel Toezicht Vreemdelingen en in het bijzonder de bestrijding van illegale immigratie, verdachte heeft staande gehouden en gecontroleerd ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en/of verblijfsrechtelijke positie. Vervolgens werd door één van de wachtmeesters in het geautomatiseerde rijbewijsregister geconstateerd dat het Nederlands rijbewijs van verdachte sedert [datum] ongeldig was verklaard. Hierop is verdachte door de KMAR overgebracht naar de Brigade der Koninklijke Marechaussee te Breda, alwaar verdachte door twee wachtmeesters is gehoord terzake het overtreden van artikel 9 van de Wegenverkeerswet 1994. Tevens is hem toen proces-verbaal aangezegd.
Het hof stelt vast dat in de onderhavige zaak alle opsporingshandelingen zijn verricht door wachtmeesters der Koninklijke Marechaussee. Voorts stelt het hof vast dat verdachte geen militair is en ook overigens geen van de politietaken van de KMAR genoemd in artikel 6 van de Politiewet 1993, van toepassing is op hetgeen de KMAR in de zaak van verdachte heeft gedaan. Het hof is derhalve van oordeel dat de wachtmeesters van de KMAR niet bevoegd waren om voornoemd register te raadplegen, verdachte terzake een overtreding van de Wegenverkeerswet 1994 te horen en proces-verbaal aan te zeggen.
Het bewijsmateriaal is derhalve op onrechtmatige wijze verkregen en kan het niet als bewijs worden gebezigd.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat bij gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen niet kan worden bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, zodat deze daarvan wordt vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mrs. H. Harmsen, O.M.J.J. van de Loo en A. de Lange,
in tegenwoordigheid van mr. N. van der Velden, griffier,
en op 14 maart 2006 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
??
??
??
??
- 2 - 20-009114-05