typ. KD
rolnr. KG C0501088/MA
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
eerste kamer, van 3 januari 2006,
gewezen in de zaak van:
1. [appellant sub 1],
2. [appellant sub 2],
3. [appellant sub 3],
4. [appellant sub 4],
5. [appellant sub 5],
6. [appellant sub 6],
allen woonplaats gekozen hebbende te [woonplaats],
appellanten bij exploot van dagvaarding van 28 juli 2005, hersteld bij exploot van 15 augustus 2005,
procureur: mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann,
1. de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid INTERIM BEMIDDELING B.V,
gevestigd en kantoorhoudende te Gemert,
gemeente Gemert-Bakel,
2. de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid INTERIM VASTGOEDBEHEER B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Geldrop,
geïntimeerden bij gemeld exploot,
procureur: mr. L.R.G.M. Spronken,
op het hoger beroep van het door de voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht op 15 juli 2005 onder nummer 101983 / KG ZA 05-204 in kort geding gewezen vonnis tussen appellanten - hierna: [appellanten] - als eisers en geïntimeerden - hierna tezamen Interim, dan wel afzonderlijk Interim Bemiddeling en Interim Vastgoedbeheer - als gedaagden.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
[appellanten] hebben Interim in spoedappel gedagvaard. Bij beschikking ter rolle van 23 augustus 2005 heeft het hof een behandeling als spoedappel geweigerd.
[appellanten] hebben bij de appeldagvaarding twee grieven aangevoerd en geconcludeerd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en hun vorderingen alsnog zal toewijzen, met veroordeling van Interim in de kosten van beide instanties.
Bij memorie van antwoord heeft Interim de grieven bestreden.
Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de inhoud van de grieven verwijst het hof naar de appeldagvaarding.
4.1. In r.o. 2.1 tot en met 2.4 heeft de voorzieningenrechter het geschil tussen partijen uiteengezet. Het hof neemt deze uiteenzetting, waartegen niet is gegriefd, ook in appel tot uitgangspunt.
4.2 Het gaat in dit appel - kort gezegd - om het volgende.
4.2.1 [appellanten] zijn de voormalige bewoners van de panden aan [adres]. De panden zijn eigendom van Woningstichting Vaals en maken deel uit van een te herstructureren wijk, in verband waarmee het betreffende woonblok zal worden gesloopt. De Woningstichting heeft Interim Vastgoedbeheer opdracht gegeven tot tijdelijk beheer van het woonblok, ter bescherming tegen leegstand, vandalisme en criminaliteit. Interim Vastgoedbeheer heeft in het kader van dit beheer aan Interim Bemiddeling opdracht gegeven om bruikleenovereenkomsten voor de betreffende woningen te sluiten. Interim Vastgoedbeheer sluit met de bewoners servicecontracten en levert 'leefbaarheidsdiensten'.
4.2.2 Door Interim Bemiddeling zijn bruikleenovereenkomsten gesloten met [appellant sub 1] en [appellant sub 2] (appellanten sub 1 en 2) voor woningnummer [nr], met [appellant sub 3] en [appellant sub 4] (appellanten sub 3 en 4) voor woningnummer [nr], en met [appellant sub 5] en [appellant sub 6] (appellanten sub 5 en 6) voor woningnummer [nr].
4.2.3 Interim Bemiddeling heeft bij brief van 19 mei 2005 in opdracht van Interim Vastgoedbeheer de bruikleenovereenkomsten ten aanzien van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] opgezegd tegen 20 mei 2005 vanwege niet naleving van de geldende algemene voorwaarden. Ten aanzien van [appellanten 3,4,5,6] zijn de overeenkomsten bij brief van 19 mei 2005 opgezegd tegen de datum van 10 juni 2005, op grond van het feit dat Interim Vastgoedbeheer het beheer van de woningen heeft beëindigd.
4.2.4 [appellanten] wensen de bewoning niet te beëindigen. Zij stellen zich op het standpunt dat er sprake is van huurovereenkomsten, zodat aan de opzegging door Interim geen gevolg toekomt.
4.3 [appellanten] hebben in eerste aanleg, na eisvermeerdering, gevorderd dat de voorzieningenrechter Interim zal veroordelen om binnen twee dagen na heden (8 juni 2005, hof) de afgesloten gas-, water- en elektriciteitsvoorziening te doen herstellen, om de uit de woningen verwijderde inboedel in deugdelijke staat wederom in de woningen te doen brengen, des dat de een nakomend de ander zal zijn bevrijd, en om eisers een ongestoord bezit van de aan hen verhuurde woningen te verschaffen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van E 10.000.- per dag of dagdeel dat Interim daarmee in gebreke is.
4.4 Interim heeft de vordering gemotiveerd betwist.
4.5 De voorzieningenrechter heeft het gevorderde afgewezen. Hij heeft daartoe - samengevat - overwogen dat het niet aan de voorzieningenrechter is om uit te maken of in casu al dan niet sprake is van een huurovereenkomst, dat niet is gesteld of gebleken dat [appellanten] in onoverkomelijke woonproblemen (zijn) (ge)komen door het handelen van Interim, in welk geval hij (als tijdelijke oplossing) een noodmaatregel zou kunnen treffen, en dat er onder deze omstandigheden geen spoedeisend belang is tot het treffen van enige voorziening.
Tegen dit oordeel is het appel van [appellanten] gericht.
4.5.1 Het hof overweegt dat Interim bij memorie van antwoord een brief van Woningstichting Vaals d.d. 3 augustus 2005 aan Interim Vastgoedbeheer heeft overgelegd waarin opzegging wordt gedaan (tegen een termijn van zes weken) van het aan Interim Vastgoedbeheer opgedragen beheer van de woningen aan de [adres], omdat de Woningstichting voornemens is deze woningen begin oktober 2005 te slopen. Interim Bemiddeling heeft op haar beurt alle overeenkomsten met de (overige) bewoners van de betreffende panden opgezegd. Alle panden zijn inmiddels verlaten en dichtgetimmerd, aldus Interim.
4.5.2 Het hof overweegt dat, indien voormelde omstandigheden komen vast te staan, de door [appellanten] gewenste voorzieningen reeds feitelijk niet meer mogelijk zijn, waarmee de vordering niet voor toewijzing vatbaar is.
4.5.3 Nu [appellanten] niet meer op het aldus door Interim gestelde hebben kunnen regeren, zal [appellanten] daartoe alsnog in de gelegenheid worden gesteld, als in het dictum bepaald.
4.6 In afwachting hiervan wordt elke verdere beslissing aangehouden.
verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag 17 januari 2006 teneinde [appellanten] in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten als hiervoor onder 4.5.2 bedoeld.
Dit arrest is gewezen door mrs. Feith, Hendriks-Jansen en Fikkers en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 3 januari 2006.