ECLI:NL:GHSHE:2006:AW1623

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
8 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
20-001923-04
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbeperkt hoger beroep en wijziging van de tenlastelegging in strafzaak

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 maart 2006, stond de vraag centraal of het hoger beroep van het openbaar ministerie, aangeduid als 'volgappel', beperkt was tot de punten waartegen de verdachte eerder had geappelleerd. De advocaat-generaal stelde dat het hoger beroep ook gericht was tegen de vrijspraken in het eerdere vonnis. Het hof oordeelde dat de aanduiding 'volgappel' niet noodzakelijkerwijs betekent dat het hoger beroep beperkt is tot de eerder aangevoerde grieven. Het hof verstond het hoger beroep van het openbaar ministerie als een onbeperkt hoger beroep, wat inhield dat ook de wijziging van de tenlastelegging, die feiten omvatte waarvan de rechtbank eerder had vrijgesproken, werd toegestaan.

De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de verdachte en zijn raadsman niet ter terechtzitting verschenen. De voorzitter van het hof deelde mee dat de zaak gelijktijdig, maar niet gevoegd, zou worden behandeld met een andere strafzaak. De advocaat-generaal had eerder aangegeven dat de tenlastelegging gewijzigd diende te worden, en het hof besloot deze wijziging toe te staan. De griffier werd opgedragen om de gewijzigde tenlastelegging aan de verdachte toe te zenden.

Het hof schorste het onderzoek tot de volgende zitting op 3 mei 2006, waarbij de datum en tijd reeds eerder aan de verdachte en zijn raadsman waren meegedeeld. Dit proces-verbaal werd vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier, waarbij de betrokken rechters en de advocaat-generaal aanwezig waren.

Uitspraak

Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Parketnummer: 20-001923-04
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van dit gerechtshof, meervoudige kamer voor strafzaken, op 8 maart 2006.
Tegenwoordig:
mr. J.C.A.M. Claassens, voorzitter,
mr. J.A. van Zon en mr. J.H.L.M. Adelmeijer, raadsheren,
mr. C.H. van der Voort, advocaat-generaal,
mr. M.A. Waals, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen de na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1943,
wonende te [woonplaats], [adres],
is niet ter terechtzitting verschenen.
De raadsman van verdachte, mr. R.E. Drenth, advocaat te Breda, is evenmin ter terechtzitting verschenen.
De voorzitter deelt mede, dat de strafzaak tegen verdachte gelijktijdig, doch niet gevoegd, zal worden behandeld met de eveneens ter terechtzitting van heden aangebrachte strafzaak onder parketnummer 20.001925-04 tegen [medeverdachte].
Het hof is anders samengesteld. Met instemming van de verdediging (telefonisch gegeven aan de griffier op 6 maart 2006) en de advocaat-generaal hervat het hof het onderzoek van de zaak in de stand waarin het zich bevond op het tijdstip van de schorsing ter terechtzitting van 22 februari 2006.
De voorzitter deelt mede dat reeds op de vorige terechtzitting d.d. 22 februari 2006 is bepaald dat de zaak vandaag niet inhoudelijk zal worden behandeld, doch zal worden aangehouden tot de terechtzitting van 3 mei 2006 om 9.30 uur en dat het hof ter terechtzitting van heden zal mededelen hetgeen het hof heeft beslist op de door de advocaat-generaal gevorderde wijziging van de tenlastelegging.
De voorzitter deelt het volgende mede:
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting van 22 februari 2006 aangegeven dat zij van oordeel is dat de tenlastelegging gewijzigd behoort te worden. Zij heeft de inhoud van de door haar noodzakelijk geachte wijziging van de tenlastelegging schriftelijk aan het hof overgelegd, met vordering dat die wijziging zal worden toegelaten.
De verdediging heeft ter terechtzitting van 22 februari 2006 medegedeeld dat het appel zich niet richt tegen de partiële vrijspraak ter zake van feit 2a en de vrijspraak ter zake van feit 2b. De raadsman van de verdachte heeft - zakelijk weergegeven - aan de advocaat-generaal gevraagd duidelijkheid te geven over de betekenis van de mededeling op de bijlage bij de appelakte van het openbaar ministerie dat het een zgn. "volgappel" betreft. Uit dit gegeven, in samenhang met het ontbreken van een appelmemorie valt naar het oordeel van de
20-001923-04
verdediging op te maken dat de officier van justitie heeft bedoeld de verdediging te volgen in de omvang van het hoger beroep.
De advocaat-generaal heeft er terechtzitting van 22 februari 2006 medegedeeld dat het hoger beroep van het openbaar ministerie zich ook richt tegen de (partiële) vrijspraken in eerste aanleg. Ten aanzien van de vraag van de raadsman naar de betekenis van de vermelding van de term volgappel heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de aanduiding "volgappel" geen beperking inhoudt van het door het openbaar ministerie ingestelde hoger beroep, nu de bijlage bij de appelakte geen wettelijke basis heeft en overigens het begrip "volgappel" geen juridische term is waaraan het vertrouwen ontleend zou kunnen worden dat het openbaar ministerie de verdediging volgt in de omvang van het hoger beroep.
Het hof overweegt als volgt.
In een bijlage bij de appelakte staat vermeld dat het door het openbaar ministerie ingestelde hoger beroep een volgappel betreft.
Een zogenaamd volgappel is een door het openbaar ministerie aangewend appel, nadat de verdachte in dezelfde zaak heeft geappelleerd. Het is geen wettelijke term met een eenduidige betekenis. Voor een appel - ook een volgappel - geldt dat het openbaar ministerie niet verplicht is grieven in een geschrift, een appelmemorie, neer te leggen. Blijkens artikel 410, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering kan de partij die in hoger beroep is gekomen een schriftuur houdende grieven indienen. Een verplichting daartoe is er niet. Aan het zwijgen over de grieven door het openbaar ministerie kunnen ook geen consequenties worden verbonden. Uit het gegeven dat op een aanhangsel bij de appelakte staat vermeld dat het een volgappel betreft is niet zonder meer af te leiden dat de officier van justitie heeft beoogd niet tegen de vrijspraken te appelleren. Het hof deelt de opvatting van de advocaat-generaal dat de aanduiding "volgappel" niet noodzakelijkerwijze inhoudt dat het hoger beroep beperkt is tot datgene waartegen de verdachte reeds heeft geappelleerd. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de advocaat-generaal ter terechtzitting in hoger beroep heeft aangegeven dat het hoger beroep ook is gericht tegen de vrijspraken in het beroepen vonnis, verstaat het hof het door het openbaar ministerie ingestelde appel als een onbeperkt hoger beroep. In dit licht is er geen bezwaar tegen dat de wijziging van de tenlastelegging tevens feiten behelst, waarvan door de rechtbank is vrijgesproken.
Het hof wijst de vordering van de advocaat-generaal tot wijziging van de tenlastelegging toe en bepaalt dat het door de griffier gewaarmerkte afschrift van de gewijzigde tenlastelegging wordt toegezonden aan de verdachte en dat een afschrift ervan aan het proces-verbaal van deze terechtzitting wordt gehecht.
Het hof schorst het onderzoek ter terechtzitting tot 3 mei 2006 om 09:30 uur;
verstaat dat datum en tijdstip van deze nadere terechtzitting reeds op de terechtzitting van 22 februari 2006 zijn aangezegd aan de verdachte en zijn raadsman, zodat zij niet behoeven te worden opgeroepen.
Het hof gelast de oproeping van de benadeelde partijen tegen de terechtzitting van 3 mei 2006 om 09:30 uur.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.