BESCHIKKING VAN HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH,
zevende kamer, van 18 april 2006,
gewezen in de zaak van:
1. [Appellante sub 1],
2. [Appellant sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
hierna te noemen : [Appellante sub 1 en appellant sub 2],
procureur: mr. A. Groenewoud,
DE VERENIGING VAN EIGENAARS GINNEKENPOORT,
gevestigd te [vestigingsplaats],
hierna te noemen: de vereniging,
niet verschenen in hoger beroep,
1. [Belanghebbende sub 1], wonende te [woonplaats] en
[Belanghebbende sub 1a], wonende te [woonplaats],
2. [Belanghebbende sub 2], wonende te [woonplaats],
3. [Belanghebbende sub 3], wonende te [woonplaats],
belanghebbenden,
hierna te noemen [X.] Makelaars, [belanghebbende sub 2] en [belanghebbende sub 3],
procureur: mr. J.E. Benner,
op het hoger beroep van de door de recht-bank Breda, sectie kanton locatie Breda op 28 november 2005 gegeven beschikking ex art. 5:130 BW, tussen [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [Y.] als verzoekers en de vereniging als verweerster.
-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1. Het geding in eerste aanleg (367587/OV VERZ/05-2267)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde beschikking.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met bijlagen (waaronder de stukken van de eerste aanleg), binnengekomen ter griffie van dit hof op 23 december 2005, hebben [appellante sub 1], [appellant sub 2] en [Y.] hoger beroep ingesteld tegen de voormelde beschikking van de kantonrechter. Het beroepschrift bevat geen afzonderlijke grieven, maar de strekking van het beroepschrift is dat het geschil in volle omvang ter herbeoordeling aan het hof wordt voorgelegd. Appellanten verzoeken het hof de beschikking waarvan beroep te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van appellanten alsnog toe te wijzen.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is namens appellanten meegedeeld dat [Y.] geen (mede)appartements- eigenaar (met [appellant sub 2]) meer is, dat zij niet meer in het appartementencomplex woont, en dat zij zich uit de procedure heeft teruggetrokken. Het hof concludeert hieruit dat [Y.] voornoemd haar hoger beroep niet handhaaft, zodat in zoverre niet meer hoeft te worden beslist.
2.2. Op 31 januari 2006 is ter griffie van het hof een verweerschrift binnengekomen.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 8 maart 2006. Bij die gelegenheid zijn verschenen: [appellante sub 1] en [appellant sub 2], bijgestaan door mr. J.C.G. Franken, advocaat te Rotterdam, alsmede [belanghebbende sub 1] voornoemd, [belanghebbende sub 2] en [belanghebbende sub 3], bijgestaan door mr. B.F.J. Bollen, advocaat te Tilburg.
De advocaten hebben ieder een pleitnota overgelegd.
2.4. Buiten de reeds genoemde stukken heeft het hof kennis genomen van een brief met bijlage van mr. Franken d.d. 20 september 2005 en van de aantekeningen van de mondelinge behandeling bij de kantonrechter d.d. 24 oktober 2005.
2.5. Aan het eind van de mondelinge behandeling heeft het hof de uitspraak bepaald op heden.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de gronden van het hoger beroep verwijst het hof naar het beroepschrift.
4.1. Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft mr. B.F.J. Bollen, de advocaat van de vereniging en van [X.] Makelaars, [belanghebbende sub 2] en [belanghebbende sub 3] meegedeeld dat hij geen opdracht (of procesvolmacht) heeft van de (vergadering van) de vereniging, maar wel van [X.] Makelaars, [belanghebbende sub 2] en [belanghebbende sub 3]. Het hof concludeert hieruit dat de vereniging in hoger beroep niet in rechte is verschenen
4.2. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
[Appellante sub 1], [appellant sub 2], [X.] Makelaars, [belanghebbende sub 2] en [belanghebbende sub 3] zijn, samen met J. Klaverdijk leden van de vereniging en ieder eigenaar van een appartementsrecht in het appartementencomplex [naam adres] te [vestigingsplaats]. De splitsing in appartementsrechten heeft plaatsgevonden op 12 oktober 2000, toen het gebouw nog in aanbouw was.
[N.] BV, de bouwer van het complex (en van het naastgelegen complex [naam adres]) heeft in oktober 2000 met Dutchtone (thans Orange) een huurovereenkomst gesloten inhoudende dat [N.] BV namens de vereniging aan Dutchtone als huurder het recht verleent om op het appartementencomplex [naam adres] een GSM-zendmast te plaatsen.
Feitelijk is de mast geplaatst op het appartementencomplex [naam adres]. In verband hiermee is in juni 2001, dus ná de splitsing in appartementsrechten, door Dutchtone een nieuwe huurovereenkomst getekend, met als wederpartij [N.] BV namens de vereniging, waarbij Dutchtone het recht kreeg om op het complex [naam adres] een GSM-zendmast te plaatsen en te houden.
De aanwezigheid van de zendmast is vanaf mei 2001 een punt van discussie geweest in de vergaderingen van de vereniging.
In de onderhavige procedure stellen [appellante sub 1] en [appellant sub 2] zich op het standpunt dat er in de vergadering van de vereniging van 1 augustus 2005 besluitvorming omtrent de zendmast heeft plaatsgevonden in die zin dat de vereniging heeft besloten geen juridische stappen tegen Dutchtone/Orange te nemen. Zij hebben in eerste aanleg aan de kantonrecht verzocht (primair) om dit besluit te vernietigen en hen te machtigen om namens de vereniging juridische stappen tegen Orange te ondernemen met als doel het verwijderen van de zendmast.
De kantonrechter heeft in de beschikking waarvan beroep, geoordeeld dat op 1 augustus 2005 met meerderheid van stemmen is besloten om agendapunt 6 (inhoudende: het ondernemen van juridische stappen tegen Orange) van de agenda te halen. De kantonrechter heeft voorts geoordeeld dat dit besluit zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de vereniging bij het nemen van het besluit niet heeft gehandeld in strijd met de normen van redelijkheid en billijkheid die de leden van een vereniging jegens elkaar in hun onderlinge verhouding in acht behoren te nemen.
[Appellante sub 1] en [appellant sub 2] kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij hebben hoger beroep ingesteld.
4.3. [Appellante sub 1] en [appellant sub 2] stellen zich op het standpunt dat er tijdens de vergadering op 1 augustus 2005 wel degelijk besluitvorming omtrent te nemen juridische stappen tegen Orange heeft plaatsgevonden, in die zin dat besloten is géén rechtsmaatregelen tegen Orange te nemen. Zij stellen zich op het standpunt dat dit besluit vernietigd dient te worden omdat in hun visie de zendmast zonder recht of titel is geplaatst en tot schade leidt, bestaande in gezondheidsklachten (dit geldt in het bijzonder voor [appellante sub 1] die het bovenste appartement bewoont) en financiële schade in de vorm van waardedaling van hun appartementsrechten.
Zij verzoeken het hof – opnieuw rechtdoende - het hier bedoelde besluit van de vereniging alsnog te vernietigen.
4.4. Voor wat betreft de gang van zaken tijdens de vergadering van de vereniging op 1 augustus 2005 is van belang dat bij gelegenheid van die vergadering alle eigenaren aanwezig of vertegenwoordigd waren.
In eerste aanleg zijn de notulen van de vergadering van 1 augustus 2005 in het geding gebracht. Het gaat om concept-notulen; niet gesteld of gebleken is dat deze concept- notulen de gang van zaken tijdens de vergadering onjuist zouden weergeven, zodat het hof uitgaat van de juistheid van de inhoud van de conceptnotulen.
4.5. Naar het oordeel van het hof kan hetgeen tijdens de vergadering van de vereniging d.d. 1 augustus 2005 is
besproken met betrekking tot punt 3 van de agenda (de vaststelling van de agenda) en met betrekking tot punt 6 (het ondernemen van juridische stappen tegen Orange) niet los van elkaar worden gezien. Uit de notulen blijkt dat weliswaar bij punt 3 een meerderheid van stemmen zich uitsprak voor het verwijderen van agendapunt 6, maar vervolgens heeft de voorzitter van de vergadering dat agendapunt toch aan de orde gesteld en het voorstel om juridische stappen tegen Orange te nemen, in stemming gebracht. De voorzitter heeft vervolgens geconstateerd dat er onvoldoende steun (slechts 66 van de 524 uit te brengen stemmen) vóór het voorstel was.
4.6. Het hof is van oordeel, mede gelet op het bepaalde in artikel 2:13 lid 3 BW, dat het resultaat van de hier bedoelde stemming als een besluit van de vereniging aangemerkt dient te worden, welk besluit ingevolge art. 2:15 BW jo art. 5:130 BW ter vernietiging aan de rechter kan worden voorgedragen.
Het hof is bovendien van oordeel dat het besluit om een voorstel (geformuleerd in agendapunt 6) buiten behandeling te laten, in dit geval op één lijn moet worden gesteld met de afwijzing van dat voorstel, nu het resultaat hetzelfde is.
4.7. Het hof is verder van oordeel dat er grond bestaat voor vernietiging van het hier bedoelde besluit.
Gelet op de gang van zaken rond het sluiten van de huurovereenkomst met betrekking tot de zendmast, in het bijzonder de omstandigheid dat de overeenkomst in juni 2001 is gesloten door de aannemer [N.] BV namens de vereniging, zonder de vereniging zelf daarin te kennen, en mede gelet op de door [appellante sub 1] en [appellant sub 2] beweerdelijk geleden en nog te lijden schade, hebben [appellante sub 1] en [appellant sub 2] er een gerechtvaardigd belang bij dat in rechte komt vast te staan of er wel of niet tussen de vereniging en Dutchtone (thans Orange) een rechtsgeldige huurovereenkomst met betrekking tot de zendmast is tot stand gekomen.
Daar komt bij dat in de vergadering van de vereniging van 17 augustus 2004 is besloten dat [appellante sub 1] in de gelegenheid zou worden gesteld om namens de vereniging de rechtsgeldigheid van het tussen [N.] BV namens de vereniging en Dutchtone gesloten contract aan de kantonrechter voor te leggen, met dien verstande dat de kosten van rechtsbijstand tot een maximum van € 1.500,- voor rekening van de vereniging zouden komen (en – zo begrijpt het hof – voor het overige voor rekening van [appellante sub 1] zouden blijven). Als gevolg van praktische omstandigheden (met name het niet beschikbaar krijgen van de desbetreffende huurcontracten) is het (nog) niet tot een procedure gekomen. Het hof is van oordeel dat de vereniging niet zonder deugdelijke reden op deze besluitvorming kan terugkomen.
De weigering van de vereniging om aan de onzekerheid omtrent de rechtsgeldigheid van de huurovereenkomst met betrekking tot de zendmast een einde te maken moet in strijd worden geacht met de redelijkheid en billijkheid die de vereniging jegens [appellante sub 1] en [appellant sub 2] in acht dient te nemen.
Dit betekent dat de verzochte vernietiging van het besluit van de vereniging toewijsbaar is.
4.8. [Appellante sub 1] en [appellant sub 2] willen zelf – namens de vereniging – juridische stappen ondernemen tegen Orange teneinde te bewerkstelligen dat de zendmast wordt verwijderd en zij verzoeken het hof hen daartoe te machtigen. Het hof begrijpt dat [appellante sub 1] en [appellant sub 2] hierbij het oog hebben op een machtiging als bedoeld in artikel 5:121 lid 1 BW.
4.9. Naar het oordeel van het hof is dit verzoek slechts ten dele toewijsbaar. [Appellante sub 1] en [appellant sub 2] zullen worden gemachtigd om namens de vereniging aan de kantonrechter de vraag voor te leggen of de huurovereenkomst met betrekking tot de zendmast op het dak van het appartementencomplex [naam adres], gesloten tussen [N.] BV namens de vereniging en Dutchtone, rechtsgeldig is tot stand gekomen.
Aan de machtiging wordt de voorwaarde verbonden dat de kosten van rechtsbijstand tot een maximumbedrag van
€ 1.500,- ten laste van de vereniging kunnen worden gebracht; voor het meerdere dienen die kosten te worden gedragen door [appellante sub 1] en [appellant sub 2].
4.10. Indien door de rechter wordt beslist dat er géén rechtsgeldige huurovereenkomst met betrekking tot de zendmast is tot stand gekomen, dan ligt het voor de hand dat (nieuwe) besluitvorming van de vereniging plaatsvindt. Mocht de vereniging in die situatie (of reeds nu, zonder dat een rechterlijke toets omtrent de rechtsgeldigheid van de huurovereenkomst heeft plaatsgevonden) besluiten de zendmast te legaliseren, dan hebben [appellante sub 1] en [appellant sub 2] de mogelijkheid om dat besluit ter toetsing aan de kantonrechter voor te leggen, zodat een belangenafweging kan plaatsvinden.
4.11. Voor een verdergaande machtiging – zoals die tot het vorderen van verwijdering of verplaatsing dan wel het betalen van schadevergoeding aan de vereniging - bestaat naar het oordeel van het hof, in het licht van hetgeen in het voorgaande is overwogen, onvoldoende grond.
4.12. De conclusie is dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kan blijven. Het hof zal dat vonnis vernietigen, behoudens voor wat betreft de beslissing omtrent de proceskosten.
Het hof zal, opnieuw rechtdoende, het verzoek toewijzen zoals hiervoor is vermeld.
De proceskosten zullen ook in hoger beroep worden gecompenseerd, dit gelet op de aard van het geschil.
vernietigt de beschikking waarvan beroep, behoudens voor wat betreft de beslissing omtrent de proceskosten en in zoverre opnieuw rechtdoende:
vernietigt het besluit van de vereniging d.d. 1 augustus 2005 inhoudende het niet nemen van juridische stappen tegen Orange (voorheen Dutchtone) met als doel het verwijderen van de op het dak van het appartementencomplex [naam adres] te [vestigingsplaats] geplaatste zendmast;
machtigt [appellante sub 1] en [appellant sub 2] om namens de vereniging aan de kantonrechter de vraag voor te leggen of de huurovereenkomst met betrekking tot de op het dak geplaatste zendmast, gesloten tussen [N.] BV namens de vereniging en Dutchtone, rechtsgeldig is tot stand gekomen, met dien verstande dat aan deze machtiging de voorwaarde wordt verbonden dat de kosten van rechtsbijstand tot een maximumbedrag van € 1.500,- ten laste van de vereniging kunnen worden gebracht; voor het meerdere dienen die kosten te worden gedragen door [appellante sub 1] en [appellant sub 2];
wijst af het meer of anders verzochte;
compenseert de kosten van het hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten dient te dragen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Van Etten, Den Hartog Jager en Adriaansens en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 18 april 2006.