4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.1.1. Op 18 mei 2004 heeft de gemeente een aanvang gemaakt met het leggen van executoriaal derdenbeslag onder de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de SVB) ten laste van [appellant], op de AOW-uitkering van [appellant], zulks in verband met de terugvordering van door de gemeente aan [appellant] uitgekeerde kosten van bijstand. De gemeente heeft voor deze beslaglegging gebruik gemaakt van de bijzondere wijze, als mogelijk gemaakt in art. 479g Rv jo art. 60 lid 4 Wet werk en bijstand, dat wil zeggen door van de beschikking tot invordering in afschrift mededeling te doen aan de derde-beslagene (de SVB).
Deze mededeling is door de SVB eerst op 14 maart 2005 voor "gezien" getekend aan de gemeente teruggezonden. Krachtens art. 479g lid 1 slotzin Rv, is de beslaglegging derhalve eerst op 14 maart 2005 voltooid.
4.1.2. De SVB heeft, eveneens op 14 maart 2005, uit krachte van het beslag een bedrag van E 20.649,27, dat zij voor [appellant] onder zich had, overgemaakt naar de gemeente.
4.1.3. Van [appellant], thans naar eigen zeggen woonachtig te [woonplaats], was toentertijd bij de gemeente geen woon- of verblijfplaats bekend. Zulks heeft de gemeente in haar brief van 18 mei 2004 ook aan de SVB gemeld. [appellant] heeft - zo blijkt uit door hem overgelegde correspondentie - in ieder geval op 14 december 2002 aan de gemeente wel zijn postbusnummer te [woonplaats 2] bekend gemaakt.
4.1.4. Ook bij de SVB was geen officiële woon-of verblijfplaats van [appellant] bekend. De SVB was wel bekend met het postbusnummer te [woonplaats 2], dat [appellant] ten behoeve van zijn correspondentie aanhield. Voorts heeft blijkens de door [appellant] in eerste aanleg overgelegde producties, de SVB ook met hem gecorrespondeerd via een postbus in [land].
4.1.5. Deze correspondentie werd door [appellant] met de SVB gevoerd omdat hij met de SVB was verwikkeld in een procedure over de betaling van (achterstallige) AOW. In verband hiermee heeft de vestigingsdirecteur van de SVB, vestiging Roermond, op 14 maart 2005 aan [appellant] - geadresseerd aan zijn postbus te [land], geschreven:
"(..) en dat er geen (juridische) beletselen zijn om de achterstallige AOW-betalingen alsnog uit te betalen.
Bij nadere bestudering van uw dossier is mij echter gebleken dat er inmiddels door de Gemeente Eindhoven beslag is gelegd op de u toekomende AOW-betalingen. (..) De nabetaling van het u toekomende AOW-pensioen is dan ook overgemaakt naar de gemeente Eindhoven (..)"
4.1.6. De SVB heeft vervolgens op 17 maart 2005 aan [appellant], geadresseerd aan zijn postbus te [woonplaats 2], geschreven:
"Op uw AOW-pensioen is beslag gelegd door Gemeente Eindhoven. Daarom zijn wij verplicht om uw gehele AOW-pensioen in te houden en door te betalen aan de beslaglegger."
Een andere brief met gelijksoortige inhoud is op dezelfde dag eveneens door de SVB aan [appellant] gezonden.
4.1.7. [appellant] heeft hierop op 21 maart 2005 gereageerd - met de bewoordingen "naar aanleiding van de brieven van uw dienst de dato 17 maart 2005" - door de SVB te wijzen op het feit dat overbetekening van het beslag in [land] niet heeft plaatsgevonden, althans hem onbekend was.
4.1.8. Krachtens art. 479g lid 3 Rv diende de overbetekening van het gelegde beslag plaats te vinden binnen zeven dagen na de dag waarop de voor "gezien" getekende kennisgeving van de SVB door de gemeente was terugontvangen, derhalve (nu hieromtrent niets is gesteld door partijen, voorshands aangenomen dat een op 14 maart 2005 verzonden kennisgeving op 15 maart 2005 is ontvangen) uiterlijk op 22 maart 2005. Deze overbetekening door de executant kan krachtens art. 479g lid 3 Rv plaatsvinden door het zenden bij aangetekende brief van een afschrift van de terugontvangen kennisgeving van de derde-beslagene aan de geëxecuteerde.
Voorshands staat vast dat er geen overbetekening (op de wijze van art. 475i Rv of art. 479g lid 3 Rv) door de gemeente heeft plaatsgevonden, noch aan de postbus te [land], noch aan de postbus te [woonplaats 2], noch openbaar.
4.1.9. [appellant] heeft in kort geding opheffing van het executoriaal beslag gevorderd, omdat niet is overbetekend, en terugbetaling van het door de SVB aan de gemeente overgemaakte bedrag.
4.1.10. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen afgewezen. Hiertegen zijn de grieven gericht.