ECLI:NL:GHSHE:2006:AW2576
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep kort geding
- M. Zwitser-Schouten
- A. Venner-Lijten
- H. Vermeulen
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de tenuitvoerlegging van een omgangsregeling in een echtscheidingsprocedure
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 14 februari 2006 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding, waarin [appellante] verzocht om schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis van de rechtbank Roermond. Dit vonnis betrof een omgangsregeling tussen [geïntimeerde] en hun minderjarige dochter, die lijdt aan epilepsie. De rechtbank had op 4 mei 2005 een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, maar [appellante] had deze op 9 augustus 2005 willen stopzetten. [geïntimeerde] heeft hierop [appellante] gedagvaard in kort geding, met als doel de naleving van de omgangsregeling af te dwingen.
Het hof oordeelde dat [appellante] geen feiten had aangevoerd die erop wezen dat het te executeren vonnis op een juridische of feitelijke misslag berustte. Het hof benadrukte dat [appellante] in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep geen bewijsstukken had overgelegd die haar stellingen onderbouwden, zoals documenten van Bureau Jeugdzorg of de Raad voor de Kinderbescherming. Het hof concludeerde dat de vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis moest worden afgewezen, omdat er geen noodtoestand was aangetoond die de schorsing rechtvaardigde.
Daarnaast merkte het hof op dat, indien zou blijken dat de spanningen bij [dochter] het gevolg zijn van gedrag van [persoon 1], dit de omgang met haar vader niet zou belemmeren. Het hof veroordeelde [appellante] in de kosten van het incident en verwees de hoofdzaak naar een rolzitting voor het nemen van een memorie van antwoord. De uitspraak benadrukt het belang van het recht op omgang en de noodzaak om dit recht te waarborgen, tenzij er overtuigend bewijs is dat omgang schadelijk zou zijn voor het kind.