Totaal fl.102.119,04
Deze facturen voor een totaalbedrag ad fl. 75.730,04 worden heden 12 juni 2001 telefonisch overgemaakt naar de desbetreffende crediteuren door de Vereniging van Eigenaren in opdracht van Ko-Ve bouw b.v. (..)
Ko-Ve bouw b.v. vrijwaart de Vereniging van Eigenaren voor het betalen van de achtste termijn en het eerste gedeelte van de negende termijn, ter betaling van voornoemde facturen en bevestigt bij ondertekening van dit schrijven de achtste en gedeeltelijk negende termijn ontvangen te hebben."
Deze overeenkomst is namens Ko-Ve en de VVE ondertekend door respectievelijk [directeur Ko-Ve], directeur van Ko-Ve, en [penningmeester VVE], penningmeester/ administrateur van de VVE en [voorzitter VVE] voorzitter van de VVE.
[onderaannemer 1], [onderaannemer 2] en [onderaannemer 3] zullen hierna gezamenlijk worden aangeduid als "de drie onderaannemers".
Tussen partijen staat vast dat de optelling van de vermelde facturen in deze overeenkomst (sluitend op f 75.730,04) onjuist is, en dat het gaat om een bedrag van f 82.119,--.
4.1.3. Factuur nr. 1025 terzake de achtste termijn en de gedeeltelijke negende termijn, in totaal tot een bedrag van f 102.119,04 is door Ko-Ve op 14 juni 2001 aan de VVE overhandigd. Onder op deze factuur staat geschreven: "Ontvangen per kas 14-6-01" voorzien van de handtekening van [directeur Ko-Ve], directeur van Ko-Ve.
4.1.4. Op 15 juni 2001 is op factuurpapier van Ko-Ve de volgende verklaring opgenomen:
"Hierbij verklaart de heer [zoon penningmeester VVE] dat hij van de heer [penningmeester VVE], penningmeester/administrateur van bovengenoemde Vereniging (de VVE, hof) het bedrag van fl. 20.000,00 te hebben ontvangen voor het doen van aankopen voor het bovenstaande project [locatie].
De heer [zoon penningmeester VVE] zal tevens alle aankoopbonnen overleggen aan de heer [penningmeester VVE].
Dit is in overleg met de heer [directeur Ko-Ve], bevoegd directeur van de firma Ko-Ve bouw b.v."
Deze verklaring is door [penningmeester VVE en diens zoon] getekend, en voorts "voor akkoord en ontv." getekend door [directeur Ko-Ve] op 16 juni 2001.
4.1.5. Ko-Ve is op 9 augustus 2001 in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. Vlecken (appellant) tot curator.
4.1.6. Stellende dat de overeenkomst van 12 juni 2001 een onverplichte rechtshandeling was waardoor de gezamenlijke schuldeisers van Ko-Ve zijn benadeeld, en dat Ko-Ve en de VVE op de hoogte waren van het naderend faillissement en dus wisten dat de andere schuldeisers benadeeld zouden worden, heeft de curator de overeenkomst op 21 maart 2002 vernietigd en de VVE op 9 april 2002 gesommeerd het bedrag van E. 46.339,60 (f 102.119,04) nogmaals te betalen.
4.1.7. In de onderhavige procedure heeft de curator een verklaring voor recht gevorderd dat de buitengerechtelijke vernietiging rechtsgeldig was geschied, alsmede veroordeling van de VVE tot betaling van het bedrag van E. 46.339,60 met rente.
4.1.8. De rechtbank heeft de vordering afgewezen. Zij heeft geoordeeld dat tussen partijen vaststaat dat een bedrag van f 20.000,-- (E. 9.075,60) door de VVE aan Ko-Ve is betaald, en niet valt in te zien dat de gezamenlijke schuldeisers tot dit bedrag zijn benadeeld (r.o. 3.3.). Ten aanzien van het resterende bedrag van f 89.119,-- (E. 40.440,44) was de rechtbank van oordeel dat er geen sprake was van benadeling van schuldeisers, nu deze bij het achterwege blijven van de gekozen betalingsconstructie niet in een gunstiger positie zouden hebben verkeerd.
Tegen dit oordeel zijn de grieven van de curator gericht.
4.2.1. In appel beroept de VVE zich ten verwere allereerst op de niet-ontvankelijkheid van de curator. De curator had de vordering moeten instellen tegen de individuele appartementseigenaren en leden van de VVE, en niet tegen de VVE.
4.2.2. Deze stelling wordt verworpen. De VVE kan binnen de grenzen van haar bevoegdheid de gezamenlijke appartementseigenaren in en buiten rechte vertegenwoordigen (art. 5:126 lid 2 BW), en exploiten en kennisgevingen die tot de gezamenlijke appartementseigenaars zijn gericht kunnen - zoals in het onderhavige geval ook is geschied - aan de persoon of de woonplaats van een bestuurder van de vereniging worden gedaan en behoeven dan niet de namen en woonplaatsen van de appartementseigenaars te bevatten (art. 5:134 lid 1 BW).
Nu niet gesteld (noch gebleken) is dat de VVE buiten de grenzen van haar bevoegdheid is getreden, is de curator ontvankelijk in zijn tegen de VVE gerichte vordering.