4.2. De zaak komt kort weergegeven op het volgende neer.
a. Tot 1996 was het thans opgeheven kantoor van de Rabobank te Eerde de huisbankier van [appellante], waarna tot 1999 de ABN Amro huisbankier van [appellante] is geweest.
b. In 1999 besloot [persoon 1] zijn beide broers als mede-aandeelhouders uit te kopen. Door Deloitte en Touche Corporate Finance B.V. is in opdracht van [appellante] een "Informatiememorandum Overname Financiering" d.d. 19 augustus 1999 (prod. 1 cve) samengesteld, waarin de totale financieringsbehoefte werd begroot op (globaal) fl. 35.000.000,--, namelijk - fl. 15.600.000,-- ter financiering van de bestaande schuld bij de ABN Amro; - fl. 16.600.000,-- terzake de uitkoop broers; - fl. 2.500.000,-- terzake overname [bedrijf 1], onder vermelding dat de nieuwe directie er naar streeft op termijn deze financieringsbehoefte bij een Spaanse bank te herfinancieren.
Uitgegaan werd van een aflossingsverplichting van fl. 2.000.000,-- per jaar.
Dit Informatiememorandum is aan de Rabobank ter hand gesteld.
c. Bij brief van 23 september 1999 (prod. 2 cve) heeft de Rabobank aan [appellante] een financieringsvoorstel gedaan tot een totaal krediet van fl. 32.500.000,-- onder de mededeling "u gaf aan dat de financiering van uw Spaanse deelnemingen door een Spaanse financier zal worden overgenomen(...)". Dit krediet werd verstrekt in de vorm van een 10-jarige rentevaste lening ad fl. 10.710.300,--, een zesjarige rentevaste lening ad fl. 6.000.000,--, een krediet in rekening-courant ad fl. 8.500.000,-- een bankgarantie ad fl. 7.289.700,--.
d. [appellante] heeft dit voorstel van de Rabobank op 23 september aanvaard.
e. In de relatie tussen de Rabobank en [appellante] zijn van toepassing de Algemene Bankvoorwaarden. Artikel 2 luidt, voor zover hier van belang: "De bank dient bij haar dienstverlening de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen. Zij zal daarbij naar beste vermogen met de belangen van de cliënt rekening houden."
f. Op de kredietrelatie tussen [appellante] en de Rabobank zijn voorts van toepassing de Algemene voorwaarden voor zakelijke geldleningen van de Rabobankorganisatie, 2001 (prod. 10 cve). Artikel 25 luidt (voor zover hier van belang): "Voor zover overeengekomen is dat de rente gedurende een bepaalde periode vast is (rentevast-periode), gelden de navolgende bepalingen:(...) c. Vervroegde aflossing is altijd geoorloofd. (...) Bij vervroegde aflossing is de debiteur een vergoeding verschuldigd. Deze vergoeding is gelijk aan het verschil tussen de door de debiteur verschuldigde rente en de vergelijkingsrente, berekend over het vervroegd af te lossen bedrag over de periode vanaf het moment van de vervroegde aflossing tot en met de laatste dag van de rentevaste-periode, waarbij rekening zal worden gehouden met de aflossingen die de bank in die periode zou hebben ontvangen op basis van het met de debiteur overeengekomen aflossingsschema. Het berekende bedrag wordt contant gemaakt (...) Onder vergelijkingsrente wordt in dit artikel verstaan de rente, die de bank zou ontvangen over een bedrag, gelijk aan het bedrag van de vervroegde aflossing, indien zij dat bedrag op het moment van de vervroegde aflossing zou uitzetten op de interbancaire markt voor een periode die gelijk is aan het restant van de rentevaste-periode van de geldlening op het moment van de vervroegde aflossing.(...)"
g. Omstreeks april 2003 heeft [appellante] aangekondigd dat zij de kredietrelatie met de Rabobank wenste te beëindigen en heeft zij de kredieten afgelost.
h. Terzake deze vervroegde aflossing heeft de Rabobank de vergoeding, als bedoeld in het hiervoor geciteerde artikel 25 lid c, becijferd op E. 521.371,69. De Rabobank heeft echter aan [appellante] slechts het bedrag ad E. 444.272,51 in rekening gebracht. Laatstgenoemd bedrag is het bedrag dat (in verband met de toen geldende hogere vergelijkingsrente) enige tijd eerder aan [appellante] was meegedeeld als de bij vervroegde aflossing verschuldigde vergoedingsrente.
i. [appellante] heeft genoemd bedrag van E. 444.272,51 onder protest van gehoudenheid aan de Rabobank voldaan.