ECLI:NL:GHSHE:2006:AX1076

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 april 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C0401753
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Feith
  • A. Hendriks-Jansen
  • J. Fikkers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verrekening van vorderingen tussen Tronix Europe B.V. en expediteur

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Tronix Europe B.V. tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. Tronix, een importeur van elektrische apparatuur, had een geschil met haar expediteur, [geïntimeerde], over de betaling van invoerrechten en naheffingen. De expediteur had een naheffing van de douane ontvangen, die zij aan Tronix doorbelaste. Tronix stelde dat zij niet hoefde te betalen omdat de expediteur de overeenkomst niet goed was nagekomen. Het hof oordeelde dat Tronix wel degelijk mocht verrekenen, aangezien er geen verrekeningsverbod tussen partijen bestond. De schade voor Tronix was ontstaan op het moment dat de expediteur haar aanspraak tot betaling van de boetes en naheffingen deed gelden. Het hof concludeerde dat de stelling van Tronix dat zij niet hoefde te betalen, kon worden beschouwd als een verrekeningsverklaring. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en wees de vorderingen van de expediteur af, waarbij het de expediteur veroordeelde in de kosten van beide instanties.

Uitspraak

typ. MdL
rolnr. C04001753/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
eerste kamer, van 25 april 2006,
gewezen in de zaak van:
1. de besloten vennootschap TRONIX EUROPE B.V.,
gevestigd te Uden,
2. [APPELLANT SUB 2],
wonende te [plaats],
appellanten bij exploot van dagvaarding van 22 november 2004,
procureur: mr. L.R.G.M. Spronken,
tegen:
de naamloze vennootschap [GEÏNTIMEERDE],
gevestigd te [plaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
procureur: F.C.J.J. Jessen,
op het hoger beroep van het door de rechtbank 's-Hertogenbosch gewezen vonnis
van 10 november 2004 tussen appellanten - hierna in enkelvoud: Tronix
- als gedaagden en geïntimeerde - [naam] - als eiseres.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 109979/HA ZA 04-997
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.
2. Het geding in hoger beroep
Bij memorie van grieven heeft Tronix zeven grieven aangevoerd, producties overgelegd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, tot alsnog afwijzing van de vordering van [geïntimeerde] met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, en met veroordeling van [geïntimeerde] in de wettelijke rente over deze proceskosten indien zij niet binnen 14 dagen na het heden te wijzen arrest zijn voldaan.
Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden.
Partijen hebben daarna de stukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de grieven verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1.1. Het gaat in dit hoger beroep, kort samengevat, om het volgende.
Tronix importeert elektrische apparatuur uit het Verre Oosten. [geïntimeerde] is de expediteur van Tronix. [geïntimeerde] heeft in opdracht van Tronix (althans van de voormalige vennootschap onder firma Tronix, waarvan de vennoten waren Tronix B.V. en [appellant sub 2]) transporten van zaken verzorgd, alsmede de inklaring van deze zaken. De verschuldigde invoerrechten werden door [geïntimeerde] betaald, en vervolgens door haar doorbelast aan Tronix.
4.1.2. Op 28 maart 2003 (volgens het dagstempel) of 31 maart 2003 (volgens de dagtekening) heeft de douane te Rotterdam aan [geïntimeerde] een naheffing opgelegd van E. 28.921,68. [geïntimeerde] heeft dit bedrag aan de douane betaald op 28 mei 2003 (de inleidende dagvaarding vermeldt per abuis 28 mei 2004).
Op 22 april 2003 heeft [geïntimeerde] het door haar betaalde bedrag bij Tronix in rekening gebracht. Op 2 september 2003 heeft Tronix de helft betaald aan [geïntimeerde].
4.1.3. [geïntimeerde] heeft bij de inspecteur der belastingen (douane) bezwaar aangetekend tegen de naheffing, welk bezwaar tot een bedrag van E. 1.027,13 gegrond werd geacht en voor het overige werd afgewezen.
4.1.4. [geïntimeerde] heeft betaling van de andere helft (E. 14.460,84) van Tronix gevorderd, stellende dat Tronix dit bedrag op grond van de toepasselijke Fenex-voorwaarden (art. 17 lid 6) verschuldigd was. Voorts heeft [geïntimeerde] betaling gevorderd van E. 1.450,99 ter zake buitengerechtelijke incassokosten, die Tronix verschuldigd zou zijn op grond van art. 18 lid 2 van de Fenex-voorwaarden en van de contractuele rente vanaf 22 mei 2003.
4.1.5. De rechtbank heeft de Fenex-voorwaarden van toepassing geoordeeld en eveneens geoordeeld dat het beding waarop [geïntimeerde] zich beriep, niet vernietigbaar is. De rechtbank heeft Tronix veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van de gevorderde hoofdsom, onder aftrek van E. 1.027,13, en tot betaling van een bedrag van E. 1.343,37 ter zake buitengerechtelijke kosten. Tegen dit oordeel richten zich de grieven van Tronix.
4.2.1. Grief 1 klaagt erover dat de rechtbank ten onrechte haar beoordeling van het geschil niet vooraf heeft doen gaan van een vaststelling van de feiten.
4.2.2. Art. 230 lid 1 sub e Rv schrijft voor dat een vonnis de feiten moet bevatten waarop de beslissing rust. Een apart kopje "de feiten" is daarbij niet noodzakelijk. Naar het oordeel van het hof bevat het beroepen vonnis in voldoende mate de feiten, waarop de rechter zijn beslissing heeft gegrond. Iets anders is, dat het vonnis het verweer van Tronix niet (of nauwelijks) heeft omschreven. Zulks is echter niet noodzakelijk (de rechter dient slechts voldoende gemotiveerd op het verweer te beslissen). In zoverre faalt de grief.
4.2.3. Blijkens de toelichting ziet Tronix er met deze grief ook op, dat de rechtbank niet is ingegaan op haar verweren. Deze klacht is naar het oordeel van het hof terecht geuit. Het hof zal hier thans nader op in gaan met de bespreking van grief 4.
4.3.1. De verweren van Tronix zien op het volgende.
Tronix heeft (onbetwist) gesteld dat [geïntimeerde] reeds sinds 1997 voor Tronix zaken uit het Verre Oosten importeert. Teneinde de hoogte van de verschuldigde invoerrechten aan te geven, geeft een expediteur (i.c. [geïntimeerde]) op de invoerformulieren een bepaalde code aan, waarmee de aard van de ingevoerde zaken wordt omschreven. De douane controleert de opgegeven codes steekproefsgewijs, en is de code zodanig dat ten onrechte te weinig invoerrechten zijn betaald, dan volgt een naheffing en een boete.
4.3.2. Tronix stelt dat [geïntimeerde] stelselmatig de verkeerde codes heeft opgegeven, waardoor Tronix hetzij teveel invoerrechten heeft betaald, hetzij te weinig heeft betaald, waardoor naheffingen en boetes volgden. Naar aanleiding van klachten hierover hebben partijen op 14 november 2004 een overeenkomst gesloten, welke kort gezegd inhield dat Tronix de aard van de zaken op een opdrachtformulier zou invullen, en [geïntimeerde] beter zou opletten bij het invullen van de codes. [geïntimeerde] heeft op zich de overeenkomst van 14 november 2001, en de inhoud daarvan, niet betwist.
4.3.3. Tronix stelt nu dat de (boete en) naheffing in kwestie door de douane het rechtstreekse gevolg is van het niet nakomen door [geïntimeerde] van de gesloten overeenkomst. Het hof deelt deze visie niet. Het hof is van oordeel dat de (boete en) naheffing door de douane het gevolg is van de invulling van verkeerde codes. Dat betekent dat de expediteur ([geïntimeerde]) boetes en naheffingen moest betalen, welke zij vervolgens heeft doorbelast aan haar opdrachtgeefster.
4.4.1. Het hof zal er in het navolgende veronderstellenderwijs van uitgaan dat de Fenex-voorwaarden van toepassing zijn op de relatie tussen Tronix en [geïntimeerde]. Dat betekent dat de Fenex-voorwaarden (veronderstellenderwijs) ook van toepassing zijn op de nadere overeenkomst van 14 november 2001, nu deze overeenkomst een uitwerking geeft aan de expeditiewerkzaamheden van [geïntimeerde].
Dit brengt het hof dan tot het volgende.
4.4.2. Uit de Fenex-voorwaarden vloeit voort dat Tronix eventuele naheffingen (en boetes), die door [geïntimeerde] aan de douane zijn betaald, altijd moet betalen aan [geïntimeerde]. Tronix heeft nu gesteld dat [geïntimeerde] de nadere overeenkomst van 14 november 2001 niet is nagekomen, en Tronix daardoor schade heeft geleden. Indien [geïntimeerde] inderdaad de overeenkomst niet correct is nagekomen, is deze stelling juist: Tronix diende aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag terzake opgelegde boetes en naheffingen, welk bedrag zij niet had hoeven te betalen als [geïntimeerde] de overeenkomst van 14 november 2001 juist was nagekomen. Hiermee is de grondslag van de schade die Tronix leidt gegeven.
Tronix heeft nu het bedrag dat zij terzake de boetes en naheffingen aan [geïntimeerde] moest betalen, verrekend met haar gepretendeerde vordering op [geïntimeerde] vanwege het niet nakomen van de overeenkomst van 14 november 2001.
4.4.3. De vraag waar het thans naar 's hofs oordeel om gaat is, of Tronix inderdaad tot deze verrekening mocht overgaan. Niet is door [geïntimeerde] gesteld dat tussen partijen een verrekeningsverbod gold. Indien Tronix inderdaad, zoals zij stelt, mocht verrekenen is haar verbintenis teniet gegaan tot het bedrag van de verrekening en is Tronix niet in verzuim vanaf het moment dat zij zich op verrekening mocht beroepen.
4.4.4. De schade voor Tronix is ontstaan op het moment dat [geïntimeerde] haar aanspraak tot betaling van de voorgeschoten boetes en naheffingen deed gelden. De stelling van Tronix dat zij niet hoefde te betalen omdat [geïntimeerde] de overeenkomst niet goed was nagekomen, kan naar 's hofs oordeel beschouwd worden als een verrekeningsverklaring, nu een verrekeningsverklaring vormvrij is en ook uit gedragingen mag blijken.
4.4.5. [geïntimeerde] heeft naar aanleiding van de uitvoerige stellingen van Tronix over de fouten die [geïntimeerde] - ook na de overeenkomst van 14 november 2001 nog steeds - zou hebben gemaakt met de codering, en de gemotiveerde betwisting door Tronix van de stelling dat alle zaken onder één code zouden worden ingeklaard, zich slechts beperkt tot de stelling dat de codes in overleg met Tronix zijn gegeven en tot de ongemotiveerde stelling dat verrekening niet was toegestaan. Hiermee heeft [geïntimeerde] naar 's hofs oordeel de stellingen van Tronix - waaronder die ten aanzien van de door haar geleden schade - onvoldoende gemotiveerd weerlegd. Het bewijsaanbod dat [geïntimeerde] in de memorie van antwoord heeft gedaan is dermate ongespecificeerd, dat het hof daaraan voorbij zal gaan.
4.5.1. Dit brengt met zich dat grief 4 slaagt (en grief 1 voor zover deze hierop ziet). In het kielzog hiervan slaagt eveneens grief 7, die als een bezemgrief kan worden beschouwd. De overige grieven behoeven in dit licht bezien geen behandeling meer.
4.5.2. Het beroepen vonnis kan niet in stand blijven en zal worden vernietigd, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
5. De beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis van de rechtbank te 's-Hertogenbosch op 10 november 2004 tussen partijen gewezen;
en opnieuw rechtdoende:
wijst af de vorderingen van [geïntimeerde];
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten aan de zijde van Tronix gevallen, in eerste aanleg tot op heden begroot op E. 430,40 aan verschotten en E. 904,-- aan salaris procureur, en in hoger beroep tot op heden begroot op E. 573,78 aan verschotten en E. 894,-- aan salaris procureur;
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling van de wettelijke rente over de proceskostenveroordeling indien zij deze niet heeft voldaan binnen veertien dagen na betekening van het te dezen gewezen arrest.
Dit arrest is gewezen door mrs. Feith, Hendriks-Jansen en Fikkers en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 25 april 2006.