typ. JP
rolnr. C0501047/RO
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
zesde kamer, van 9 mei 2006,
gewezen in de zaak van:
1. de besloten vennootschap naar Belgisch recht
[APPELLANTE SUB 1],
gevestigd te [plaats],
2. [APPELLANT SUB 2],
wonende te [plaats],
3. [APPELLANTE SUB 3],
wonende te [plaats],
4. [APPELLANT SUB 4],
wonende te [plaats],
appellanten,
procureur: mr. J.E. Benner,
1. de besloten vennootschap [GEINTIMEERDE SUB 1],
statutair gevestigd te [plaats],
2. de besloten vennootschap [GEINTIMEERDE SUB 2],
statutair gevestigd te [plaats],
geïntimeerden,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
op het bij exploot van dagvaarding d.d. 23 juni 2005 ingeleide hoger beroep van het vonnis van de rechtbank te Roermond, onder rolnummer 56702/HA ZA 03-508 op 23 maart 2005 gewezen in een incident tussen appellanten - hierna gezamenlijk: [appellanten] - als eisers in het incident en geïntimeerden - hierna gezamenlijk: [geïntimeerde] - als gedaagden in het incident.
1. De procedure in eerste aanleg
Hiervoor verwijst het hof naar het beroepen vonnis.
2. De procedure in hoger beroep
Bij memorie van grieven hebben [appellanten] onder overlegging van producties één grief aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het beroepen vonnis en opnieuw rechtdoende tot toewijzing van de vordering zoals weergegeven in die memorie.
Bij memorie van antwoord heeft [geïntimeerde] onder overlegging van producties de grief bestreden en geconcludeerd tot bekrachtiging van het beroepen vonnis en tot afwijzing van de bij memorie van grieven ingestelde vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
Vervolgens hebben partijen de gedingstukken overgelegd en arrest gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de exacte inhoud van de grief verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4.1 Het hof gaat er van uit dat appellante sub 1 dezelfde rechtspersoon is als de door de rechtbank als gedaagde sub 1 in de hoofdzaak aangeduide rechtspersoon. Het hof heeft daarbij ondermeer acht geslagen op de benaming van deze partij in de incidentele conclusie van eis d.d. 17 september 2003. Het hof zal deze partij aanduiden als [appellante sub 1]
4.2 Het gaat in deze zaak om het volgende.
a. [geïntimeerde sub 1] heeft met toestemming van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Roermond op 21 maart 2003 ten laste van de [appellanten] een aantal conservatoire beslagen gelegd ter verzekering van verhaal van vorderingen, die zij pretendeert te hebben op [appellanten]
b. Terzake deze vorderingen heeft [geïntimeerde] bij dagvaarding d.d. 12 juni 2003 een procedure bij de Rechtbank te Roermond aanhangig gemaakt onder rolnummer 56702/HA ZA 03-508.
c. Een deel van voornoemde conservatoire beslagen betreft een conservatoir derdenbeslag onder CNR Music B.V. en Arcade Publishing Nederland B.V. (hierna gezamenlijk: Arcade), ten laste van [appellante sub 1]
d. In de hiervoor sub b. genoemde hoofdprocedure bij de rechtbank te Roermond hebben de [appellanten] een incidentele vordering jegens [geïntimeerde sub 1] ingesteld. Deze vordering houdt kort gezegd in dat [geïntimeerde sub 1] voor de duur van de hoofdprocedure veroordeeld wordt om Arcade toe te laten onder het door [geïntimeerde sub 1] gelegde derdenbeslag aan [appellante sub 1] betalingen te doen ter grootte van 40 % van het totaal door Arcade aan [appellante sub 1] te betalen bedrag.
e. De rechtbank heeft geoordeeld dat geen van de in artikel 705 lid 2 Rv genoemde gronden voor opheffing van beslag aanwezig is, zodat er voor de rechtbank geen verplichting bestaat tot (gedeeltelijke) opheffing van het beslag. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat opheffing van beslag ook dient te geschieden indien het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag zwaarder weegt dan het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag. Ten slotte heeft de rechtbank geoordeeld dat dit niet aannemelijk is geworden en heeft zij de incidentele vordering van [appellanten] afgewezen.
4.3 De grief van [appellanten] richt zich alleen tegen de uitkomst van de door de rechtbank toegepaste belangenafweging. Het hof zal derhalve alleen dit aspect in hoger beroep opnieuw beoordelen.
4.4 De [appellanten] hebben aan hun grief kort gezegd het volgende ten grondslag gelegd.
[appellante sub 1] is een zogenaamde productiemaatschappij: zij stelt CD's samen van reeds bestaande muziekopnames en verkoopt deze. [appellante sub 1] heeft dit samenstellen en verkopen uitbesteed aan Arcade. [appellante sub 1] moet daartoe de door Arcade opgevraagde muziekopnames aan haar ter beschikking stellen, waarna Arcade CD's samenstelt en voor de verkoop daarvan zorgdraagt. Voor iedere verkochte muziekopname dient Arcade een bedrag terzake royalty's aan [appellante sub 1] te betalen. Minimaal 40 % daarvan is bestemd voor de artiesten. De afdracht door [appellante sub 1] aan de artiesten geschiedt halfjaarlijks.
Door het beslag onder Arcade kan [appellante sub 1] niet meer de royalty's aan de artiesten betalen, terwijl zij daar wel recht op hebben. De aandeelhouders van [appellante sub 1] hebben vanaf de beslagdatum tot december 2003 de verschuldigde bedragen aan de artiesten en aan de fiscus betaald (circa E. 37.000,--) maar zijn daartoe niet langer bereid. De artiesten dreigen nu met procedures jegens [appellante sub 1] en zullen mogelijk een andere maatschappij contracteren. Salarissen en andere bedrijfskosten kunnen niet meer worden betaald.
[appellante sub 1] vreest dat deze procedures zullen leiden tot haar faillissement. Dit is om meerdere redenen - aldus de [appellanten] - in het nadeel van [geïntimeerde]
4.5 [geïntimeerde] heeft in haar verzoekschrift tot het leggen van conservatoir beslag gesteld dat haar vordering op [appellante sub 1] begroot wordt op E. 1.100.000,--, te vermeerderen met rente vanaf 1993 en met kosten. Het totaal der vorderingen van [geïntimeerde] op de [appellanten] in deze procedure bedraagt E. 2.600.000,--. Blijkens paragraaf 21 van de incidentele conclusie van eis van de [appellanten] erkennen zij in ieder geval een bedrag van circa E. 50.000,-- aan [geïntimeerde sub 1] verschuldigd te zijn. Teneinde de [appellanten] niet onnodig te belasten, heeft [geïntimeerde] naar haar zeggen geen beslag laten leggen op de bankrekeningen van de [appellanten]. Op deze wijze kunnen de [appellanten] - aldus [geïntimeerde] - aan hun lopende betalingsverplichtingen voldoen.
[geïntimeerde] is op grond van het voorgaande van oordeel dat het beslag onverkort gehandhaafd moet blijven omdat zij anders nooit haar totale vordering te gelde zal kunnen maken.
In hoger beroep heeft [geïntimeerde sub 1] voorts nog het volgende aangevoerd.
[geïntimeerde] heeft op basis van een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Roermond d.d. 11 maart 2005 (prod. mva) een executoriale titel verkregen tegen [appellante sub 1] ten bedrage van E. 309.488,50 en heeft daartoe op 23 maart 2005 executoriaal derdenbeslag gelegd onder Arcade. Arcade heeft inmiddels terzake dit executoriale beslag een bedrag van E. 248.540,95 aan [geïntimeerde] betaald. Dit betekent volgens [geïntimeerde] dat de toegewezen vordering van [geïntimeerde] nog voor E. 60.947,55 niet is betaald.
Volgens [geïntimeerde] diende Arcade over het eerste halfjaar van 2005 een bedrag van E. 23.803,-- aan [appellante sub 1] te voldoen. Dit komt neer op een bedrag van gemiddeld E. 2.000,-- per maand. Ervan uitgaande dat de hoofdprocedure nog dertig maanden voortduurt, gaat waarschijnlijk het gehele door Arcade gedurende de hoofdprocedure aan [appellante sub 1] verschuldigde bedrag op aan betalingen aan [geïntimeerde] op grond van dit executoriale beslag. Tegen die tijd zal een vonnis in de hoofdzaak te verwachten zijn, waarin de [appellanten] in ieder geval veroordeeld zullen worden tot betaling aan [geïntimeerde] van het hiervoor genoemde, door hun erkende bedrag van E. 50.000,--.
4.6 Zonder rekening te houden met hetgeen [geïntimeerde] in de memorie van antwoord heeft gesteld ten aanzien van het door haar ten laste van [appellante sub 1] onder Arcade gelegde executoriale derdenbeslag geldt het volgende.
Nu de [appellanten] niet hebben betwist dat [geïntimeerde sub 1] geen beslag heeft gelegd op de bankrekeningen van de [appellanten] gaat het hof van de juistheid daarvan uit. Dit betekent dat ook geen beslag is gelegd op de bankrekening van [appellante sub 1].
Uit hetgeen partijen hebben aangevoerd, volgt dat de bedragen die [appellante sub 1] ieder half jaar vanaf december 2003 aan de artiesten verschuldigd is, betrekkelijk gering zijn. De [appellanten] hebben niet toegelicht waarom [appellante sub 1] deze bedragen niet kan betalen uit bijvoorbeeld haar bankrekening. De stelling dat [appellante sub 1] door voormeld beslag en eventuele procedures van de artiesten failliet zal gaan, is eveneens in het geheel niet toegelicht. Hiertoe is immers op zijn minst enige kennis van het vermogen en van het inkomen van deze vennootschap nodig; de [appellanten] hebben hierin geen enkel inzicht gegeven.
Reeds daarom is enig - zwaarwegend - belang van de [appellanten] bij wijziging van het conservatoire derdenbeslag onder Arcade ten laste van [appellante sub 1] niet voldoende aannemelijk geworden.
Daar tegenover staat dat het belang van [geïntimeerde sub 1] bij voortduring van het beslag in beginsel voldoende aannemelijk is. Zij stelt immers een vordering te hebben op de [appellanten], welke vordering kennelijk voor een bedrag van E. 50.000,-- ook nog erkend wordt door de [appellanten].
Gelet daarop leidt een belangenafweging, zoals hiervoor genoemd, niet tot een wijziging van het derdenbeslag.
4.7 Dit oordeel wordt niet anders als het hof hierbij betrekt dat [geïntimeerde] ook nog executoriaal derdenbeslag onder Arcade heeft gelegd ten laste van [appellante sub 1].
4.8 Het voorgaande brengt mee dat de incidentele vordering van de [appellanten] terecht is afgewezen. In het spoor daarvan dient de vordering tot het vergoeden van buitengerechtelijke kosten te worden afgewezen.
4.9 De [appellanten] zullen als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld worden in de kosten van de appelprocedure.
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank te Roermond d.d. 23 maart 2005, waarvan beroep;
veroordeelt de [appellanten] in de kosten van deze appelprocedure, welke kosten het hof tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op E. 291,-- voor verschotten en op E. 894,-- voor salaris procureur;
verklaart dit arrest in zoverre uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door de mrs. Rothuizen-van Dijk, Begheyn en Pellis en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 9 mei 2006.