ECLI:NL:GHSHE:2006:AX3034

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
14 februari 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
C200401563HE
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Koster
  • A. Grapperhaus
  • W. Waaijers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet wegens arbeidsongeschiktheid en geschiktheid voor passende werkzaamheden

In deze zaak gaat het om de vraag of de werknemer, [X.], op 13 augustus 2001 in staat was zijn werkzaamheden in de gereedschapmakerij van DAF Trucks N.V. te hervatten. [X.] was sinds 1998 in dienst bij DAF en had in de loop der jaren te maken gekregen met rugklachten, wat leidde tot arbeidsongeschiktheid. Na een periode van detachering en herbeoordelingen door de bedrijfsarts en het GAK, werd [X.] op 13 augustus 2001 ontslagen op staande voet omdat hij zijn werkzaamheden niet hervatte. DAF stelde dat de functie van magazijn/materiaalbeheerder passend was voor [X.], terwijl [X.] betwistte dat hij in staat was deze werkzaamheden te verrichten.

De kantonrechter oordeelde dat DAF in beginsel de bewijslast droeg om aan te tonen dat [X.] geschikt was voor de werkzaamheden. Het hof bevestigde dit oordeel en concludeerde dat de omstandigheden van het geval, waaronder de rugklachten van [X.] en de aard van de werkzaamheden, bepalend waren voor de geschiktheid. Het hof oordeelde dat de werkzaamheden in de gereedschapmakerij niet als passend konden worden beschouwd, gezien de aanmerkelijke gewichten die moesten worden getild en getrokken, wat in strijd was met de belastbaarheid van [X.].

Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter, dat had geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet gerechtvaardigd was. DAF werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met de geschiktheid van werknemers en de relevante medische informatie in acht te nemen bij ontslagprocedures.

Uitspraak

typ. ML
rolnr. C0401563/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
achtste kamer, van 14 februari 2006,
gewezen in de zaak van:
de naamloze vennootschap DAF TRUCKS N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante bij exploot van dagvaarding van
21 oktober 2004,
procureur: mr. C. Staudt-Bos,
tegen:
[X.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
op het hoger beroep van de door de recht-bank ’s-Herto-genbosch, sector kanton, locatie Eindhoven, gewezen von-nis-sen van 15 mei 2003 en 22 juli 2004 tussen appellante - DAF - als gedaagde en geïntimeerde - [X.] – als eiser.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 268647 rolnr. 02/5277)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.
2. Het geding in hoger beroep
Bij memorie van grieven heeft DAF zeven grieven aange-voerd, producties overgelegd en geconcludeerd tot vernie-tiging van de vonnissen waarvan beroep en, kort gezegd, tot het alsnog integraal afwijzen van de vorderingen van [X.] met diens veroordeling in de kosten van het geding in beide instanties en terugbetaling van proceskos-ten en van alle gelden die door DAF naar aanleiding van het vonnis in eerste aanleg zijn betaald, met wettelijke rente en uitvoerbaar bij voorraad.
Bij memorie van antwoord heeft [X.] de grieven bestre-den.
Partijen hebben daarna de stukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de grieven verwijst het hof naar de betreffende memo-rie.
4. De beoordeling
4.1. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.1.1. [X.], [geboortejaar], is vanaf 1991 voor 25-35% arbeidsongeschikt in de zin van de WAO wegens rugklachten.
4.1.2. [X.] is, na enig uitzendwerk voor DAF, op
14 september 1998 bij DAF in dienst getreden als Tester op de afdeling Motorentest, met ingang van 29 maart 1999 voor onbepaalde tijd. Zijn laatste salaris bedroeg € 1.611,37 per vier weken (144 uur) exclusief vakantietoeslag en ove-rige emolumenten. Bij zijn sollicitatie heeft [X.] zijn rugklachten niet aan DAF medegedeeld.
4.1.3. Een brief van DAF aan [X.] d.d. 13 september 1999 houdt in dat [X.] zich op 30 augustus 1999 voor de 7e keer binnen een jaar heeft ziekgemeld, dat daarom is besloten het ziekteverzuim met hem te bespreken. De brief bevat/verwijst naar voorschriften omtrent ziekmelding en melding bij de bedrijfsarts.
4.1.4. Op 15 februari 2000 is [X.] in verband met rugklachten arbeidsongeschikt geworden.
Op een aantal oproepen van de bedrijfsarts geeft hij geen gehoor, volgens eigen opgave omdat hij niet in staat is het spreekuur bij te wonen.
Op 19 april en 20 mei 2000 verschijnt hij wel en dan blijkt, dat hij in afwachting is van herbeoordeling van zijn arbeids(on)geschiktheid door het GAK.
4.1.5. Uit de herkeuring blijkt dat [X.], hoe-wel [X.] zelf terug wilde naar deze functie, het werk als Tester op de afdeling Motorentest niet meer kan uitoefe-nen.
4.1.6. Aangepast werk in de Postkamer is besproken, maar gaat niet door.
4.1.7. Een “Rapportage Reïntegratie onderzoek” van de registerarbeidsdeskundige [A.](GAK sociale zeker-heid) in opdracht van DAF d.d. 30 oktober 2000 houdt onder meer in:
“Cliënt kan per direct beginnen op het materiaaldepot annex magazijn als voorraadbeheerder en magazijnmeester. …
Taken:
Met behulp van een heftruck lossen van ijzeren materialen (bui-zen, staalstrippen) van 3 meter lang. Deze materialen worden opgeslagen in voorraadrekken.
Na binnenkomst worden de materialen op samenstelling van het materiaal met kleurcodes gecodeerd. De kleurcodes zijn bekend.
Op verzoek van de werkvoorbereider (middels orders) moeten het gevraagde materiaal in stukken gezaagd worden. Daartoe wordt het ijzer met een takelkraan naar de snijbank gehesen en ver-volgens gezaagd. De materialen wegen doorgaans tussen de 5 en de 10 kg per buis of strip. Zwaardere materialen zijn er ook, maximaal tot 50 kg. Cliënt bepaalt zelf wanneer hij de takel-kraan gebruikt maar in principe is dat bij elk stuk materiaal mogelijk. De gezaagde stukken worden in bakken gedaan en klaar-gezet voor de opdrachtgever.
Administratief … daartoe is een werkplek ingericht, op normale werkhoogte, met een computer.
De werkzaamheden zijn afwisselend zitten, lopen en staan. Cliënt kan voor een groot deel zelf bepalen wanneer hij b.v. kan gaan zitten om administratief werk te verrichten.
Op de afdeling werken in totaal 4 mensen in de functie van bankwerker en lasser. Cliënt wordt daar full time aan toegevoegd. Op termijn zal hij incidenteel snijwerkzaamheden moeten verrichten. Dit wordt met behulp van een computergestuurde snijmachine gedaan.
De werkzaamheden zijn over het algemeen rugsparend. Cliënt bepaalt zelf wat hij handmatig of met behulp van takel en draagapparatuur uitvoert, Er is voldoende mogelijkheid tot vertreden.
Beoordeling werkhervatting
Afgaand op de door cliënt aangegeven belastbaarheid en de gege-ven functiebelasting is deze werkhervatting voor cliënt als passend te beschouwen. Vermeld dient wel te worden dat er geen medisch onderzoek is verricht naar de huidige belastbaarheid van cliënt en dat er geen vergelijking plaats kan vinden met een actueel belastbaarheidspatroon.” (prod. 11 cva)
4.1.8. Met [X.] is overeengekomen dat hij met ingang van 14 november 2000 wordt gedetacheerd als Zager/Brander bij de afdeling Gereedschapmakerij. Bij gebleken geschikt-heid van [X.] wordt de detachering per 14 mei 2001 beëindigd door overplaatsing naar de Gereedschapmakerij voor onbepaalde tijd.(prod. 12 cva)
4.1.9. Een verslag van een evaluatie gesprek d.d. 12 december 2000 door H. Visser (P&O Motoren) houdt onder meer in dat [X.] erg tevreden is met zijn nieuwe werkplek en dat hij zeker minder problemen ervaart en dat de indruk van [X.] goed is (enthousiast, vrolijk), dat er regelmatig met zware materialen wordt gewerkt maar dat dat geen problemen zou mogen geven wanneer de beschik-bare hulpmiddelen gebruikt worden. (prod. 13 cva)
4.1.10. In de periode 14 november 2000 tot 14 mei 2001 is [X.] enkele malen kort ziek geweest (niet in verband met rugklachten). [X.] heeft enkele malen een kortdurend verlof opgenomen, naar eigen zeggen vanwege zijn rugklachten.
4.1.11. Een gespreksnotitie van [B.] d.d. 19-03-2001 houdt onder meer in:
“Er is een goede zager van hem te maken. Is wel erg druk. Hij werkt alsof er geen rugbeperkingen zijn. Is gewezen op de fysieke kant van het verhaal (niet zonder jas naar buiten, gebruikmaken van hulpmiddelen) … is 1 x 1,5 week uitgevallen. Niet door rugklachten.… Gaat goed, te zijner tijd vast overnemen.” (prod. 14a cva).
4.1.12. Een gespreksnotitie van [B.] d.d. 19-03-2001 houdt onder meer in:
“… er zijn twee korte ziekmeldingen geweest, niet door oude klachten. … Nog 3-4 weken tot einde detachering, dan formeel (vast) overzetten” (prod. 14b cva)
4.1.13. Op 21 mei 2001 heeft [X.] zich wegens rug-klachten ziek gemeld.
Na herstel meldt hij zich op 5 juni 2001 opnieuw ziek.
[X.] verschijnt 6 juni 2001 niet op oproep bij de bedrijfsarts, volgens zijn eigen opgave omdat hij die dag niet kon lopen.
Op 11 juni 2001 bezoekt [X.] de verzekeringsarts van het GAK en de bedrijfsarts. De bedrijfsarts beslist dat [X.] per 11 juni 2001 geschikt is voor eigen werk met de aantekening 75% rugsparend werk.
Op 12 en 13 juni werkt [X.].
Op 14 en 15 juni neemt [X.] 2 verlofdagen op.
Op 18 juni 2001 meldt [X.] zich opnieuw ziek.
4.1.14. Een brief van DAF aan [X.] d.d. 19 juni 2001 houdt in dat [X.] op 18 juni 2001 - in strijd met de voorschriften - niet bereikbaar was en dat hij zich op 22 juni moet melden bij de bedrijfsarts en dat zijn niet verschijnen reden voor ontslag op staande voet kan zijn.
4.1.15. DAF meldt aan [X.] per brief van 22 juni dat de bedrijfsarts van DAF [X.] (per direct) geschikt acht om zijn werkzaamheden als zager/brander op de afde-ling Gereedschapmakerij te verrichten en dat hij deze dus dient te hervatten. Daarbij deelt DAF voorts mee dat in afwachting van de uitslag van de door [X.] aan te vragen second opinion diens loon wordt opgeschort. (prod. 16 cva)
Bij brief van 4 juli 2001 meldt DAF aan [X.] dat hij op 30 juli zijn werkzaamheden dient te hervatten.(prod. 17 cva).
Bij brief van 31 juli 2001 schrijft DAF aan [X.] dat zij geen uitslag heeft ontvangen van het second opinion onderzoek en dat [X.] op 6 augustus 2001 zijn werk-zaamheden binnen de gereedschapmakerij dient te hervatten en dat het niet hervatten kan leiden tot een ontslag op staande voet.(prod. 18 cva)
Bij brief van 6 augustus 2001 schrijft DAF aan [X.] dat hij niets heeft laten horen en verzoekt zij hem voor
8 augustus 9.00 uur contact met haar op te nemen.
4.1.16. Bij brief van 6 augustus 2001 heeft GAK Nederland aan [X.] medegedeeld dat deze geschikt is tot het verrichten van diens arbeid. Daaraan is mede ten grondslag gelegd een rapport d.d. 4 juli 2001 van de arbeidsdeskun-dige [C.] van het GAK, onder meer gebaseerd op een werkplekonderzoek op 3 juli 2001 (buiten aanwezigheid van [X.]).
Dit rapport (prod. 3 cve) houdt onder meer in:
“Onderzoek
Op 02-07-2001 vond in het kader van de vraagstelling dossier-studie plaats.
Op 03-07-2001 bezocht ik werkgever en onderzocht de werkplek.
Voorgeschiedenis
Belanghebbende is een 53 jarige man die als magazijn/mate-riaalbeheerder werkzaam is bij Daf Trucks N.V. en is uitge-vallen als gevolg van rugklachten.
Overige gegevens
Taakomschrijving:
Met behulp van een heftruck lossen en in rekken plaatsen van staal materialen zoals buizen, plaatmateriaal, rondstaf en strippen met een lengte tot 6 meter. Deze worden middels kleur-codes gecodeerd op samenstelling en soort.
De materialen worden in stukken gezaagd waartoe ze met een takel op de zaagbank worden geplaatst en vervolgens gezaagd. Gewichten na zagen 5-10 kg., soms tot 50 kg., doch deze kunnen met behulp van de takel worden verplaatst. In principe is ge-bruik van de takel bij elk stuk materiaal mogelijk, belangheb-bende bepaalt dit zelf. De gezaagde stukken worden in bakken gedaan en klaargezet voor verdere verwerking in andere afde-lingen.
Met behulp van een computer het voorraadbeheer voeren. Hiertoe is een werkplek ingericht met een bureau met daarop de computer op normale werkhoogte.
Belasting in de functie:
Zitten: maximaal 1 uur aaneengesloten, meestal korter.
Staan: maximaal een half uur aaneengesloten.
Lopen: maximaal een half uur aaneengesloten.
Tillen en dragen: 5-10 kg, soms tot 50 kg. Er kan altijd een takel worden gebruikt.
Duwen en trekken: komt incidenteel voor.
Samenvattend: de werkzaamheden zijn afwisselend zittend lopend staand. Belanghebbende kan grotendeels zelf bepalen wanneer hij gaat zitten om administratief werk te doen. Er kan altijd een takel worden gebruikt. Er zijn voldoende mogelijkheden tot vertreden.
Conclusie:
De belasting in de functie overschrijdt niet de belastbaarheid zoals aangegeven d.d. 11-06-2001. De functie is derhalve passend.”
4.1.17. Bij faxbrief van 7 augustus 2001 deelt [X.] DAF mede dat hij “niet in staat (is) enigerlei werkzaam-heden te verrichten” en met betrekking tot de second opi-nion “de verzekeringsarts heeft het gehele dossier terug-gestuurd naar de arbeidsdeskundige" (prod. 20 cva).
4.1.18. Bij brief van 8 augustus deelt DAF [X.] mee dat hij uiterlijk 13 augustus 2001 zijn werkzaamheden dient te hervatten en dat hij met ingang van die datum zal worden ontslagen wanneer hij dat niet doet.(prod.21 cva)
Bij brief van 13 augustus 2001 schrijft DAF aan [X.] dat hij per deze datum op staande voet is ontslagen omdat hij op 13 augustus zijn werkzaamheden niet heeft hervat en omdat DAF van [X.] geen second opinion heeft ontvan-gen die het oordeel van de bedrijfsarts van 22 juni 2001 weerlegt.
4.1.19. Bij brief van 14 augustus 2001 schrijft GAK aan [X.] dat zij van oordeel is dat [X.] geschikt is voor het verrichten van zijn arbeid “indien belasting past binnen FIS-score”
4.1.20. [X.] heeft bij brief van 20 september 2001 de nietigheid van het ontslag ingeroepen.
4.1.21. Bij beschikking van 13 december 2002 heeft de kan-tonrechter te Eindhoven de arbeidsovereenkomst, voorzover deze nog zou bestaan, ontbonden met ingang van 13 december 2002 (prod. 26 cvd).
4.1.22. De aanvraag van [X.] om WW is afgewezen omdat het GAK hem verwijtbaar werkloos achtte. Tegen die beslis-sing heeft [X.] een bezwaarschrift ingediend. Een rapportage bezwaarverzekeringsarts d.d. 24-09-2003 houdt in
“dat sprake is van een duidelijke discrepantie tussen enerzijds de verslagen van de arbeidsdeskundige (en) anderzijds het verslag van betrokkene zelf. Mocht het verslag van betrokkene overeen-komen met de realiteit dan dient dit werk als niet passend ge-zien te worden, gezien de overschrijdingen op de onderdelen tillen en dragen, duwen en trekken. … Gewezen moet worden op het feit dat bij betrokkene slechts sprake is van lumbago, zonder objectiveerbare afwijkingen…
Geadviseerd wordt de bezwaararbeidsdeskundige om diens oordeel te vragen…” (prod. 10 cne [X.])
4.1.23. Een rapportage Algemeen bezwaar-arbeidsdeskundige d.d. 24-09-2003 houdt onder meer in:
“Wat er ook zij van de omschrijving van betrokkenen, alleen al als de belastingen ten aanzien van tillen en dragen zoals in beeld gebracht door de arbeidsdeskundige worden vergeleken met de belastbaarheid, dient de conclusie te zijn dat betrokkene niet geschikt is voor deze werkzaamheden. Weliswaar heeft de verzekeringsarts vermeld dat soms meer dan 10 kilo mag worden getild en gedragen doch gelet op de systematiek van het FIS-systeem kan soms meer dan 10 kilo zeker niet 50 kilo zijn. …
Een functie waarbij, ook al is het maar incidenteel, 50 kilo moet worden getild en gedragen en waarschijnlijk ook behoor-lijke gewichten moeten worden geduwd en getrokken kan be-zwaarlijk als een rugsparende functie worden aangemerkt.” (prod. 12 cne [X.])
4.2. [X.] heeft in deze procedure gevorderd voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst tussen par-tijen nog steeds geldig is en loondoorbetaling gevorderd vanaf 13 augustus 2001 met nevenvorderingen.
4.3.1. De kantonrechter heeft bij vonnis van 15 mei 2003 overwogen dat de kernvraag is of [X.] op 13 augustus 2001 wel of niet in staat was zijn werkzaamheden in de gereedschapmakerij te hervatten.
De kantonrechter heeft voorts geoordeeld dat op DAF in beginsel de bewijslast rust dat [X.] geschikt was tot het verrichten van arbeid en heeft haar vooralsnog in dat bewijs geslaagd geacht, op grond van de oordelen van de bedrijfsarts (4.1.13 en 4.1.15) en het GAK (4.1.17).
[X.] is vervolgens in de gelegenheid gesteld te be-wijzen dat de arbeidsdeskundige van verkeerde informatie is uitgegaan en dat, ware hij uitgegaan van de correcte informatie, zijn conclusie geweest zou zijn dat de functie van [X.] als niet passend moest worden beoordeeld.
4.3.2. De kantonrechter heeft [X.] in dit bewijs geslaagd geacht na het horen van [X.] als (partij) getuige, na een descente naar de gereedschapmakerij en na het overleggen van stukken. De kantonrechter heeft de loon-vordering toegewezen voor de periode 13 augustus 2001 tot 13 december 2002.
4.4.1. Grief 1 (herhaald in grief 7) bestrijdt de overwe-ging van de kantonrechter dat de kernvraag is of [X.] wel of niet in staat was passende werkzaamheden te ver-richten in de gereedschapmakerij. DAF voert daarbij aan dat de kantonrechter ook andere door DAF aangevoerde fei-ten en omstandigheden bij zijn oordeel had moeten betrek-ken, zoals haar stelling dat [X.] bij zijn indienst-treding zijn rugklachten leidend tot (gedeelte-lijke) arbeidsongeschiktheid heeft verzwegen en dat hij regels tijdens verzuim niet naleefde.
4.4.2. DAF heeft zelf in haar brieven van 8 en 13 augustus 2001 aangegeven dat de reden voor het ontslag op staande voet zou zijn respectievelijk was het niet voldoen aan de opdracht het werk in de gereedschapmakerij te hervatten.
De andere genoemde redenen waren DAF op die tijdstippen wel bekend (mvg 36 jo 10; mvg 37 jo 11 e.v.).
Het vereiste dat de dringende reden op grond waarvan wordt ontslagen gelijktijdig wordt medegedeeld (art. 7:677 lid 1 BW) staat eraan in de weg de verzwijging van [X’s.] arbeidsongeschiktheid voorafgaand aan zijn indiensttreding en de niet naleving van regels bij verzuim als dringende reden in de zin van de artt. 7:677 en 678 BW aan te mer-ken.
Het hof is, met de kantonrechter, van oordeel dat, indien het werk passend was, het niet hervatten ervan - mede ge-let op de voorafgaande sommaties en beoordelingen door de bedrijfarts en GAK - in beginsel een dringende reden vorm-de voor onverwijlde opzegging.
Indien het werk niet passend was kan het feit dat [X.] zijn werk niet hervatte de onverwijlde opzegging niet rechtvaardigen.
De kantonrechter overweegt dus terecht dat kernvraag is of het werk in de gereedschapmakerij passend was voor [X.]. Grief I en (dit gedeelte van) grief 7 falen.
4.4.3. Ten overvloede merkt het hof op, dat de omstandig-heden van het geval meespelen bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een dringende reden. Die omstandig-heden kunnen bijvoorbeeld meebrengen dat een reden die in beginsel als dringende reden als bedoeld in art. 7:677 en 678 BW is aan te merken, in het betreffende geval niet als zodanig kan worden aan-gemerkt, of dat een reden die in het alge-meen niet als dringende reden kan worden aangemerkt in het betreffende geval wel als zodanig kan worden aange-merkt.
In zoverre zijn de door DAF aangevoerde omstandigheden van belang voor de beoordeling van de gegrondheid van de on-verwijlde opzeg-ging.
4.5.1. De grieven 2 tot en met 5 en een gedeelte van grief 7 bestrijden het bewijsoordeel van de kantonrechter en de motivering daarvan.
Grief 2 betreft met name de waarde die de kantonrechter heeft toegekend aan de onder 4.1.22 en 4.1.23 weergegeven stukken. Het hof zal deze niet in de beoordeling betrek-ken, zodat de grief overigens geen bespreking behoeft.
4.5.2. Voor de beoordeling van de vragen of de arbeidsdes-kundige is uitgegaan van de juiste informatie en of de werkzaamheden in de gereedschapmakerij passend waren, acht het hof essentieel dat de kantonrechter in zijn eindvonnis overweegt:
“Dat aanmerkelijke gewichten moeten worden geduwd en getrokken heeft de kantonrechter tijdens de descente zelf kunnen waarne-men, met name in de situatie waarin gestapelde voorwerpen uit de rekken moeten worden genomen. Weliswaar kan ook hier gebruik gemaakt worden van een takel, maar om de strop van de takel om de (correctie hof voor “te”) voorwerpen te kunnen doen, moeten deze in ieder geval voor een deel worden vrijgemaakt en dit kan niet anders, dan met een aanmerkelijke fysieke inspanning.”
4.5.3. Deze passage komt overeen met hetgeen in het pro-ces-verbaal van descente is opgenomen, te weten:
“De rechter neemt … de werkomgeving… in ogenschouw en consta-teert het volgende:
Partijen verklaren dat deze nog net zo was ingericht als toen de heer [X.] nog werkzaam was…
Op de locatie bevindt … zich een takelinstallatie waarmee voor-werpen kunnen worden bereikt en getakeld, die zich op de werk-vloer buiten een strook van ongeveer een halve meter uit de muren bevinden.
Ook is een takelinstallatie aanwezig, waarmee ronde voorwerpen kunnen worden getakeld.
Ook wordt gedemonstreerd hoe voorwerpen vanuit de zich ter plaatse bevindende rekken worden genomen met behulp van de takelinstallatie. De heer [X.] betoogt dat een aanmerke-lijke inspanning moet worden verricht om de voorwerpen zover uit de rekken te kunnen krijgen, dat de strop van de takelin-stallatie kan worden vastgemaakt.”
4.5.4. Genoemd proces-verbaal houdt terzake geen weerwoord van DAF-vertegenwoordigers in, zoals bij andere stellingen van [X.] (beschikbaarheid schragen, gewicht order-verzamelbakken).
4.5.5. Voor zover DAF klaagt dat het onder 4.5.2 weerge-geven oordeel van de kantonrechter onbegrijpelijk is en dat het tegendeel blijkt uit het proces-verbaal van de descente, falen de grieven, reeds gelet op hetgeen onder 4.5.3 en 4.5.4 is weergegeven.
4.5.6. DAF lijkt thans te betwisten dat sprake is van duwen en trekken van aanmerkelijke gewichten, maar het hof vindt in de memorie van grieven pagina 13 4e punt beves-tiging voor de waarneming van de kantonrechter dat de ge-stapelde voorwerpen in rekken niet aanstonds bereikbaar zijn voor de takel of de magneet.
Deze moeten immers volgens DAF met “een handzaam stuk ijzer opzij worden gelegd en zo met de magneet dan wel de takel uit de stelling worden gehaald”.
DAF laat na om duidelijkheid te geven omtrent het maximale gewicht dat - incidenteel - uit de rekken gehaald moet worden, en stelt slechts dat sprake is van voorwerpen die “niet zeer zwaar zijn”.
Het hof acht dit, gelet op de kernvraag in deze zaak en het stadium van het geding onvoldoende specifiek. Het zelfde geldt voor de beschrijving van de werkwijze met “een handzaam stuk ijzer”.
Ten slotte heeft DAF weliswaar gesteld dat [X.] zelf in de hand had welke werkzaamheden hij wel of niet wilde verrichten, maar het hof begrijpt dat het uit de schappen halen van stukken metaal een onderdeel was van de werk-zaam-heden die [X.] diende te verrichten. Dit is ook niet specifiek weersproken door DAF.
Het hof zal dit standpunt van DAF daarom als onvoldoende onderbouwd terzijde stellen.
4.5.7. Uitgaande van het onder 4.5.2 weergegeven oordeel en uitgaande van de werkbeschrijving van mevrouw [A.] en de heer [C.] waar DAF naar verwijst begrijpt het hof dat er materialen voorkomen van in het algemeen 5 tot 10 kilo, maar incidenteel maximaal 50 kilo, dat deze materialen niet getild behoeven te worden zonder hulpmid-delen, dat er een takel is en/of een tilwerktuig met mag-neet, maar dat indien dergelijke voorwerpen uit de voor-raadschappen moeten worden gehaald, deze eerst onder het bereik van takel en magneet moeten worden gebracht door duwen en/of trekken.
4.5.8. Naar het oordeel van het hof is dit een detail dat de arbeidsdeskundige kennelijk is ontgaan; de fase tussen in het rek liggen en in de takel getild worden van voor-werpen komt in de werkbeschrijving in het geheel niet voor, terwijl deze, naar onder 4.5.2-4.5.6 overwogen, wel deel uitmaakt van de werkzaamheden.
Aldus is aannemelijk geworden dat de arbeidsdeskundige van onjuiste informatie is uitgegaan.
4.5.9. Eveneens is aannemelijk geworden dat, ware dit gegeven bekend geweest, de functie voor [X.] niet als passend moest worden beoordeeld.
Ten overvloede overweegt het hof daarbij dat juist uit de verklaring van [D.], door DAF als getuige gehoord (ant-woord op vraag 8: “Ja [X.] had problemen met het naar binnen trekken van materialen”) aannemelijk is dat dit trekken [X.] belastte.
4.5.10 DAF heeft in hoger beroep nog wel bewijs aangeboden van haar stellingen door het horen van getuigen, te weten de reeds gehoorde [D.] en [E.] en [F.].
Ten aanzien van [D.] en [E.] had het, nu dezen in eerste aanleg reeds gehoord zijn, voor de hand gelegen aan te geven wat deze meer of anders dan bij dit eerste verhoor hadden kunnen verklaren.
Nu ten aanzien van [F.] evenmin blijkt waarover DAF deze zou willen horen (en in het bijzonder niet blijkt dat deze gehoord zou moeten worden over het relevante punt, de wij-ze waarop voorwerpen uit de rekken in de takel worden ge-bracht, zal het hof het bewijsaanbod als niet terzake doend afwijzen.
4.5.11. Nu het hof, zij het op andere gronden, tot het-zelfde oordeel komt als de kantonrechter, worden deze grieven afgewezen.
4.6. Grief 6 houdt in dat de verplichting tot loondoor-betaling tijdens ziekte in ieder geval is afgelopen met ingang van 14 februari 2001 (waarmee DAF kennelijk be-doelt: een jaar nadat [X.] ten gevolge van ziekte ongeschikt is geworden voor de bedongen arbeid op de afde-ling Motorentest).
Het hof is van oordeel dat het ervoor moet worden gehouden dat na ommekomst van de periode genoemd in de detache-ringsovereenkomst, derhalve per 14 mei 2001 [X.] is overgeplaatst naar de gereedschapmakerij, zodat de arbeid op de gereedschapmakerij gold als de bedongen arbeid en de ziekteperiode vanaf 14 mei 2001 opnieuw gaat lopen.
De grief wordt verworpen.
5.7. Grief 7 mist overigens zelfstandige betekenis en behoeft derhalve geen behandeling.
5.8. Het vorenoverwogene betekent dat alle grieven falen, zodat het vonnis van de kantonrechter zal worden bekrach-tigd. DAF zal als de in het ongelijk gestelde partij wor-den veroordeeld in de kosten van dit geding in hoger beroep.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt DAF in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten aan de zijde van [X.] tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 241,-- aan verschotten en € 894,-- aan salaris procureur;
Dit arrest is gewezen door mrs. Koster, Grapperhaus en Waaijers en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 14 februari 2006.
griffier rolraadsheer