typ. LD
rolnr. C0500528/HE
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
eerste kamer, van 11 juli 2006,
gewezen in het incident in de zaak van:
[APPELLANT],
wonende te [plaats],
appellant bij exploot van dagvaarding van 11 maart 2005,
procureur: mr. J.E. Lenglet,
1. [geïntimeerde sub 1],
wonende te [plaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
niet verschenen,
2. de stichting STICHTING BETAALD VOETBAL S.V. TOP
OSS,
gevestigd en kantoorhoudende te Oss,
geïntimeerde bij gemeld exploot,
procureur: mr. R.G.F. Lammers,
op het hoger beroep van het door de rechtbank 's-Hertogenbosch, sector Kanton, locatie 's-Hertogenbosch, op 13 januari 2005 gewezen vonnis in het incident tot verschoning als getuige in de tussen thans geïntimeerde sub 1 - [geïntimeerde sub 1] - als eiser in conventie/verweerder in reconventie en thans geïntimeerde sub 2 - Top Oss - als gedaagde in conventie/eiseres in reconventie onder zaaknummer 317148 en rolnummer 7060/03 gevoerde procedure.
1. De procedure in eerste aanleg
Voor het verloop van de procedure in eerste aanleg verwijst het hof naar het beroepen vonnis in het incident van 13 januari 2005.
2. Het geding in hoger beroep
Van voormeld incidenteel vonnis tijdig in appel gekomen, heeft [appellant] bij memorie van grieven één grief aangevoerd en geconcludeerd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, zal bepalen dat [appellant] niet gehouden is op aan hem te richten vragen te antwoorden en hem aldus een functioneel verschoningsrecht toekomt, kosten rechtens.
[geïntimeerde sub 1] is in appel niet verschenen, waarna door het hof tegen hem verstek is verleend.
Top Oss heeft bij memorie van antwoord de grief bestreden.
[appellant] en Top Oss hebben hun zaak vervolgens doen bepleiten ter terechtzitting van het hof van 24 januari 2006, [appellant] door mr. A. Robustella, Top Oss door mr. R.G.F. Lammers. Mr. Robustella heeft gepleit aan de hand van een pleitnotitie, welke zich bij de stukken bevindt.
Tenslotte hebben [appellant] en Top Oss hun procesdossiers overgelegd en uitspraak in het incident gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Met de grief komt [appellant] op tegen het niet honoreren door de kantonrechter van het gedane beroep op verschoning en hetgeen daaraan ter motivering ten grondslag is gelegd.
4.1 Het gaat in dit hoger beroep om het volgende.
4.1.1 In de bij de kantonrechter te 's-Hertogenbosch aanhangige procedure tussen [geïntimeerde sub 1] en Top Oss, vordert [geïntimeerde sub 1] in conventie - kort gezegd - een verklaring voor recht dat het hem door Top Oss gegeven ontslag op staande voet nietig is, met veroordeling tot doorbetaling van loon c.a. tot aan het einde van de overeenkomst.
Top Oss heeft de vordering betwist, stellende dat zij [geïntimeerde sub 1] op 9 april 2003 op goede grond op staande voet heeft ontslagen.
4.1.2 Bij tussenvonnis van 8 juli 2004 heeft de kantonrechter overwogen dat de grond van het door Top Oss aan [geïntimeerde sub 1] gegeven ontslag is gelegen in de inhoud van een krantenartikel van 8 april 2003 in het Brabants Dagblad, zulks in relatie tot een bepaling in de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde sub 1] inhoudende - kort gezegd - een verbod om aan derden enige mededeling te doen van of aangaande bijzonderheden het bedrijf van Top Oss betreffende of daarmee verband houdende, en tot aan [geïntimeerde sub 1] gegeven mondelinge en schriftelijke waarschuwingen dienaangaande.
4.1.3 In het betreffende krantenartikel van 8 april 2003 is (onder meer) vermeld:
"Een van de meest recente wapenfeiten van [geïntimeerde sub 1] bij TOP is het binnenhalen van projectontwikkelaar Ballast Nedam geweest. Die heeft concrete interesse om de grond bij het stadion en onder de tribunes te exploiteren."
Dit gedeelte van het artikel dient, naar het oordeel van de kantonrechter, te worden beschouwd als in strijd met de uitdrukkelijke aan [geïntimeerde sub 1] gegeven waarschuwing om zich naar de media toe te onthouden van mededelingen betreffende zijn werkzaamheden en/of andere zaken TOP-Oss betreffende.
De kantonrechter heeft overwogen het in dat kader van doorslaggevend belang te achten of [geïntimeerde sub 1] tegenover de journalist zelf is begonnen over gesprekken tussen Top Oss en Ballast Nedam en daarbij ook nog eens zelf laatstgenoemde naam te berde heeft gebracht of dat het hier de journalistieke vrijheid is geweest die uit een ontwijkend antwoord van [geïntimeerde sub 1] op een vraag van de journalist tot dit gedeelte van het artikel heeft geleid.
De kantonrechter heeft Top Oss toegelaten te bewijzen dat het betreffende artikel in het Brabants Dagblad tot stand is gekomen op initiatief van [geïntimeerde sub 1] zelf, waarbij deze uitdrukkelijk mededeling heeft gedaan van de interesse van Ballast Nedam om de grond bij het stadion en onder de tribunes te exploiteren.
4.1.4 Top Oss heeft, naast haar voorzitter [voorzitter Top Oss], [appellant], journalist en auteur van het gewraakte artikel in het Brabants Dagblad, als getuige opgeroepen. Deze heeft zich ter zitting van de kantonrechter van 5 januari 2003 beroepen op een hem, als journalist toekomend verschoningsrecht.
4.1.5 In het aldus opgekomen incident heeft de kantonrechter het door [appellant] gedane beroep op verschoning van de hand gewezen.
De kantonrechter heeft overwogen dat voor zover [appellant] heeft beoogd te stellen de identiteit van zijn bron in casu niet bekend te willen maken, zulks in casu niet opgaat, omdat uit het betreffende artikel van de hand van [appellant] blijkt dat [geïntimeerde sub 1] zijn bron is geweest, zodat er geen rechtens te dienen belang bestaat bij de getuige om niet te verklaren. Voorts heeft de kantonrechter overwogen dat [appellant] op geen enkele wijze heeft aangegeven welk specifiek belang ermee is gediend bij zwijgen zijnerzijds op aan hem in het kader van het getuigenverhoor in de hoofdzaak te stellen vragen, en dat, nu van zwaarderwegende belangen bijvoorbeeld bij de getuige of diens bron in vergelijk met de zwaarwegende belangen van de waarheidsvinding, in het voorliggende proces niet of onvoldoende is gebleken, aan [appellant] als getuige geen recht op verschoning toekomt.
4.2 [appellant] legt met zijn grief aan het hof de vraag ter beoordeling voor of hem in casu een verschoningsrecht toekomt. [appellant] stelt dat het oordeel van de kantonrechter dat, nu de (identiteit van de) bron van de journalist bekend is, er geen rechtens te dienen belang bestaat bij [appellant] om niet te verklaren, niet in overeenstemming is met het arrest van de Hoge Raad van 10 mei 1996, NJ 1996,578.
[appellant] stelt dat de bronbescherming zoals aan de orde in de voormelde uitspraak in casu niet enkel beperkt dient te worden tot de identiteit van de bron, maar zich ook uitstrekt tot de door die bron verstrekte informatie, en de omstandigheden waaronder die informatie de journalist heeft bereikt. [appellant] stelt zich op het standpunt dat hij als journalist niet in een positie dient te worden gemanoeuvreerd waarin hij over (de identiteit van) zijn bron en de door deze aan hem verstrekte - al dan niet gepubliceerde - informatie en de context waarin respectievelijk de plaats en het tijdstip waarop hem die informatie is verstrekt, dient uit te laten. Het belang van de nieuwsgaring brengt ook mee dat de journalist zich kan onthouden van het beantwoorden van vragen naar aanleiding van c.q. rondom de totstandkoming van een publicatie waaruit blijkt van wie de gepubliceerde informatie afkomstig is c.q. kan zijn. Ook wanneer het gaat om een bekende bron - een bron van wie de identiteit vaststaat - dient, net als in het geval van een anonieme bron, de vertrouwelijkheid van de informatie-uitwisseling gewaarborgd te zijn, aldus [appellant].
4.3 Het hof volgt [appellant] in zijn stelling dat uit het voormelde arrest van de Hoge Raad - waarin de door een publicatie van journalisten geschade partij de voor die publicatie verantwoordelijke journalisten als getuige wensten te horen teneinde de bron van de desbetreffende publicaties alsmede de door die bronnen verstrekte informatie te weten te komen, en waarin het beroep op verschoning om op daartoe strekkende vragen te antwoorden werd gehonoreerd, - kan worden afgeleid dat het recht van de journalist om zich niet over zijn bronnen te hoeven uit te laten niet enkel beperkt is tot de identiteit van de bron doch zich ook uitstrekt tot de door bron verstrekte informatie. Daaronder is naar 's hofs oordeel in casu mede te begrijpen de context waarin de informatie de journalist heeft bereikt.
4.4 Het hof overweegt voorts dat de Hoge Raad in het door [appellant] aangehaalde arrest heeft geoordeeld - kort gezegd - dat het zwaarwegend publiek belang dat journalistieke bronnen worden beschermd voorop staat, en dat dit alleen dient te wijken voor nòg zwaarder wegende belangen van derden bij bekendmaking. Top Oss heeft in casu geen ander belang bij onthulling van de bron van [appellant] aangevoerd dan dat van waarheidsvinding in het kader van het aan haar opgedragen bewijs, en het aanzienlijke financieel belang dat zij naar gesteld bij de uitkomst van de onderhavige procedure tussen haar en [geïntimeerde sub 1] heeft.
Op grond van voormeld arrest van de Hoge Raad moet evenwel worden aangenomen dat deze aangevoerde belangen onvoldoende zijn om in het onderhavige geval op te wegen tegen het zwaarwegend publiek belang dat toekomt aan de bescherming van de bron en de van die bron verkregen informatie van [appellant].
Dat [appellant], naar door Top Oss bij memorie van antwoord gesteld, aan meerdere personen zou hebben meegedeeld dat [geïntimeerde sub 1] met hem contact heeft opgenomen en uit eigener beweging het "Ballast-Nedam"-verhaal zou hebben verteld, leidt niet tot een ander oordeel. Voor zover Top Oss van het gestelde bewijs wenst bij te brengen, zal hij hiertoe bij voortzetting van de procedure voor de kantonrechter in de gelegenheid kunnen worden gesteld.
4.5 Het onder 4.3 en 4.4 overwogene brengt vervolgens mee dat in het beroepen vonnis niet een juiste belangenafweging is gemaakt, waar is overwogen dat van zwaarderwegende belangen bij de getuige of diens bron in vergelijk met de zwaarwegende belangen van de waarheidsvinding in het voorliggende proces niet of onvoldoende is gebleken.
4.6 Het voorgaande leidt het hof tot het oordeel dat het beroepen vonnis, waarbij het beroep op verschoning is afgewezen, niet in stand kan blijven. De grief slaagt derhalve.
Het hof zal het beroepen vonnis in het incident vernietigen, en het beroep van [appellant] op een hem toekomend verschoningsrecht in de onderhavige zaak alsnog toewijzen. Top Oss zal, als de in het ongelijk gestelde partij, de proceskosten dienen te dragen.
vernietigt het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch, sector kanton, locatie 's-Hertogenbosch van 13 januari 2005 in het incident tot verschoning gewezen, en
wijst het beroep op verschoning van [appellant] in de onderhavige procedure tussen [geïntimeerde sub 1] en Top Oss toe;
veroordeelt Top Oss in de kosten van het incident, aan de zijde van [appellant] begroot op nihil voor de eerste aanleg, en op E. 329,60 aan verschotten E. 2.682,-- voor salaris procureur in hoger beroep;
verwijst de zaak naar de rechtbank 's-Hertogenbosch, sector kanton, locatie 's-Hertogenbosch voor voortprocederen in de hoofdzaak.
Dit arrest is gewezen door mrs. Feith, Hendriks-Jansen en Marres en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof op 11 juli 2006.